Een luide roep tot opstand tegen het “bonzendom”

Houtsnede van Frans Masereel

De jaren twintig van de vorige eeuw vormden een bloeiperiode van het anarchisme in Nederland. De Russische Revolutie en andere opstanden aan het einde van de Eerste Wereldoorlog hadden ook hier revolutionaire verwachtingen gewekt. Er was sprake van een groeiend aantal stakingen, en als gevolg van de afkeer van de oorlog nam ook het aantal dienstweigeraars toe en bloeiden anti-militaristische organisaties op.

Een generatie jongeren die in deze periode opgroeide, was opstandig, radicaal en vervuld van maatschappelijke idealen. Sommigen van de zogenaamde geheelonthoudersjongeren kwamen sympathiek te staan ten opzichte van het anarchisme en organiseerden zich eind 1923 in de Mokergroep, rond het blad “De Moker”. Andere jongeren die oorspronkelijk actief waren in afdelingen van de Sociaal-Anarchistische Jongeren Organisatie (SAJO) ondersteunden het blad “Alarm”.

Kenmerkend voor deze anarchistische jongeren was het bestrijden van het “bonzendom” binnen politieke organisaties en vakbonden. De genoemde bladen zorgden voor cohesie en continuïteit van het anarchisme. Het netwerk rond Alarm ging in 1926 op in “Opstand. Revolutionair Maandblad”. Van Opstand verscheen onlangs bij Kelderuitgeverij een facsimile van alle gepubliceerde nummers, voorzien van een inleiding door Hans Ramaer.

Herkenbare beeldtaal

Dit compromisloze blad kenmerkte zich door een fel kritisch anti-militarisme, anti-klerikalisme en anti-kapitalisme. Een groep radicale Amsterdamse bouwvakkers stelde zich garant voor de afname van duizend exemplaren voor de colportage. Zij hadden de vakbond verlaten en maakten propaganda voor de creatie van bedrijfsraden als kernen van de socialistische maatschappij.

In het aantrekkelijk vormgegeven Opstand bekritiseerden jonge anarchisten onder aanvoering van enig redacteur Anton Constandse de oude generatie libertaire socialisten. De titelpagina kende meestal een opvallende politieke prent, vaak een hout- of linosnede van Frans Masereel of Albert Daenens, twee Belgische kunstenaars met een herkenbare beeldtaal. Maar ook kunstenaars van eigen bodem, zoals Jan Ponstijn en Jos Verkuil, leverden bijdragen. Verder treffen we afbeeldingen aan van de Duitse links-radicale kunstenaars Käthe Kollwitz en Georg Grosz, maar ook een anti-godsdienstige prent van de sociaal-democraat Albert Hahn.

Opstand was in sterke mate beïnvloed door het Berlijnse libertaire tijdschrift “Die Aktion”. Er waren overeenkomsten op het gebied van vormgeving, maar ook inhoudelijk: korte politieke artikelen en daarnaast aandacht voor kunst en literatuur. Mede onder invloed van het Duitse voorbeeld koos Opstand voor een combinatie van proletarisch anarchisme en radencommunisme: “slechts van onderop uit de bedrijven groeit het eenheidsfront der arbeiders, die alleen zelf de overwinning en de verlossende daad kunnen tot stand brengen: de Sociale Revolutie”.

Compromisloos

Het blad bevatte voornamelijk bijdragen van in feite hoofdredacteur Constandse. Hij publiceerde onder eigen naam, vaak als ALC, maar soms ook onder zijn pseudoniem G. Hamer. Andere kopijleveranciers waren Jo de Haas en zo nu en dan Nederlandse radencommunisten. Opstand plaatste vooral korte berichten, veel commentaren en aforismen – van anarchisten, maar ook van anderen, zoals Multatuli, Heinrich Heine en Oscar Wilde. Internationaal nieuws vormde evenzeer een belangrijk bestanddeel.

Opstand kenmerkte zich door de luide toon – die niet altijd even fair was – waarin het uithaalde naar andersdenkenden, niet alleen politieke tegenstanders als de sociaal-democraten en bolsjewisten, maar ook libertairen met een andere mening. De anarchistische syndicalisten van het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond (NSV), waaronder Arthur Lehning, moesten het in het bijzonder ontgelden. Het syndicalisme (van het NSV, maar ook het Nationaal Arbeids Secretariaat van Henk Sneevliet) zou zich louter richten op verbetering van de materiële positie van de aangesloten leden in de bestaande kapitalistische maatschappij. Staat en kapitaal bleven de macht behouden. Opstand wees de vakorganisatietactiek en het “bonzendom” af en propageerde in de plaats daarvan de bedrijfsraden. Een andere factor die waarschijnlijk meespeelde, was het tekort aan ethisch idealisme dat het syndicalisme werd toegedicht. Jo de Haas schreef dat eigen profijt nooit de stuwende kracht tot handelen kan en mag zijn. Het proletariaat moest ook in actie komen uit zedelijke overtuiging, zelfs als dat handelen in strijd was met het eigen belang. Blijft natuurlijk de vraag of het syndicalisme en de bedrijfsraden inderdaad mijlenver van elkaar afstonden zoals Opstand op felle wijze leek te verkondigen.

Tegen het gevangenissysteem

In het artikel “Misdaad en straf” in een speciaal gevangenisnummer stelde Constandse vast dat de heersende klasse steelt en moordt als systeem. De kleine dief of moordenaar deed het slechts tijdelijk, uit nood, als laatste redmiddel. Constandse eiste net als Kropotkin algemene en volledige amnestie, wat alleen in een staatloze en socialistische maatschappij te realiseren zou zijn. Opstand besteedde veel aandacht aan politieke gevangenen, waaronder anarchisten en dissidente linkse communisten in Rusland. Ook de in Amerika van roofmoord beschuldigde anarchisten Sacco en Vanzetti konden op solidariteit rekenen. Constandse leerde bovendien zelf het gevangenissysteem van binnen kennen. In 1927 bracht hij na een veroordeling voor opruiing twee maanden in bijna volstrekte isolatie door in de Scheveningse strafgevangenis.

Langzamerhand stapelden de financiële en organisatorische problemen zich dusdanig op dat Constandse de uitgave tijdens de derde jaargang moest staken. De betaling door colporteurs en ook abonnees bleef na herhaalde aanmaningen achter. Het laatste nummer van Opstand kwam eind 1928 uit.

Het is verfrissend om in het huidige tijdperk van kapitalistische crises kennis te nemen van opstandige lectuur uit een voorbije periode. Keiharde en meedogenloze kritiek op een maatschappelijk systeem dat bewezen heeft niet te kunnen voldoen aan de meest elementaire behoeften van de mensheid. Maar net als toen staan we voor de taak om bewust vorm te geven aan een collectief handelen om dit oorlogszuchtige, solidariteit ondergravende en op een ecologische ramp aansturende systeem op de mestvaalt van de geschiedenis te gooien.

“Opstand. Revolutionair Maandblad. 1926-1928”, redactie Anton Constandse. Kelderuitgeverij, € 25,00. ISBN: 9789079395101. Dezelfde uitgeverij zal over enkele maanden tevens met een heruitgave komen van Alarm (1922-1926).

Ron Blom