Gestraft worden voor het zorgen voor je geïllegaliseerde vriend, partner of kind

Logo.
Logo.

Het komt de laatste jaren steeds vaker voor: dat niet alleen mensen zonder verblijfsrecht langskomen voor steun en advies op het Doorbraak-spreekuur De Fabel van de illegaal, maar ook hun familieleden en vrienden. Dat heeft te maken met het steeds verder afbreken van de reguliere hulpverlening. Maar het komt ook omdat een deel van de problemen van “de legalen” wordt veroorzaakt door sancties vanwege de illegale status van hun vriend, partner of kind.

Alweer jaren geleden schreef ik over de diverse vormen van criminalisering van mensen zonder papieren. Vormen die al bestonden los van de voorgestelde Wet strafbaarstelling illegaal verblijf. Die omstreden wet kwam er uiteindelijk niet, ondanks allerlei prominente PvdA-ers die in 2013 overal in het land hun achterban ervan probeerden te overtuigen dat de uitruildeal met de VVD echt zo slecht nog niet was, dat zij van de wet weliswaar ook “erge buikpijn” (en andere varianten op dat thema) kregen, maar ja, “het moet nu eenmaal”, aldus de PvdA-ers. Toen de wet in 2014 toch werd doorgestreept, was de strafbaarstelling van illegaal verblijf via Europese wetgeving al vrijwel helemaal ingevoerd. En het ideologische offensief tegen mensen zonder papieren had ook nog eens een flinke steun in de rug gekregen, alleen al door de hele discussie over het wetsvoorstel.

Boete

Vanuit humanitaire en christelijke hoek ging een groot deel van het debat na verloop van tijd niet meer over de strafbaarstelling van mensen zonder papieren, maar over de eventuele strafrechtelijke medeplichtigheid van hulpverleners en wat voor effect dat zou hebben op de hulp zelf. Toenmalig staatssecretaris van Justitie Fred Teeven beloofde dat de hulpverlening niet strafbaar zou worden en toen de wet toch niet werd ingevoerd, doofde die discussie uit. Maar wie denkt dat hulp aan “illegalen” daarmee is gevrijwaard van straf en sancties, komt bedrogen uit. Het helpen van iemand die ongewenst is verklaard of die een zwaar inreisverbod heeft, is formeel nog steeds strafbaar vanwege medeplichtigheid aan een misdrijf, al is beloofd dat daar niet voor zal worden vervolgd. En er is meer.

Nee, de hulpverleners die voor hun betaalde of onbetaalde werk, met behoud van “professionele afstand”, mensen zonder verblijfsrecht helpen, die worden over het algemeen niet gestraft voor die hulp. Maar op het Fabel-spreekuur ontmoet ik mensen die wel worden gestraft, met name familieleden, vrienden en landgenoten van de mensen zonder verblijfsrecht. Zo vierde een paar jaar geleden een Thais-Nederlandse vrouw haar verjaardag met een paar mensen zonder verblijfsrecht. Ze kreeg de politie aan de deur na klachten over geluidsoverlast. De gasten werden opgepakt en zij kreeg een boete. En vorig jaar kregen we te maken met de zaak van een Ghanese man die al jarenlang samenwoonde met een vrouw zonder verblijfsrecht, de moeder van hun kinderen. Nadat de politie hun huis binnenviel en de vrouw voor de ogen van hun kinderen wegvoerde en gevangen zette, ontving de man een paar maanden later een boete van het Centraal Justitieel Incasso Bureau. Want “nachtverblijf” bieden aan iemand zonder papieren is strafbaar, tenzij je dat van tevoren aan de vreemdelingenpolitie meldt. Het spreekt voor zich dat de man zoiets altijd had nagelaten, uit angst dat de politie zijn vrouw dan zou oppakken en deporteren.

Verlies van inkomen

Een andere vorm van straffen betreft het uitsluiten van voorzieningen of het afnemen van inkomen. Een Soedanese man kreeg weliswaar geen strafrechtelijke boete, maar hem werd wel de toegang geweigerd tot de schuldhulpverlening, omdat hij een echtgenote heeft zonder verblijfsrecht. De schulden waren ontstaan doordat de Belastingdienst maar de helft van de zorgtoeslag uitkeert, vanwege zijn huwelijk met een “illegaal”. Daar komt bij dat de gemeente zijn bijstandsaanvraag maandenlang in behandeling bleef houden en hij al die tijd zonder inkomen zat. Bovendien weigert de gemeente vanwege de bestuurlijke apartheid om een bijstandsuitkering voor gehuwden te verstrekken, zodat de man en de vrouw moeten zien rond te komen van een eenpersoonsuitkering. Het echtpaar wordt daardoor achtervolgd door deurwaarders.

Een Ethiopische vrouw, die samenwoonde met haar zoon zonder verblijfsrecht, zag haar bijstandsuitkering vorig jaar juli met 130 euro per maand dalen door de invoering van de kostendelersnorm, waardoor ze genoodzaakt werd om haar zoon het huis uit te sturen. De kostendelersnorm toepassen op woonsituaties met mensen zonder papieren is uiteraard te schunnig voor woorden. Ze mogen immers niet eens werken en ook geen uitkering krijgen. Ze hebben geen inkomen en kunnen de kosten van het samenwonen in geen enkel geval delen. Helemaal bont is de situatie van een Marokkaans gezin, waarbij de gepensioneerde ouders met verblijfsrecht en hun volwassen zoon zonder verblijfsrecht al jaren moeten leven van een minimuminkomen voor twee mensen. Ze kunnen hun hoofd nauwelijks boven water houden. Halverwege vorig jaar kregen ze de kostendelersnorm opgelegd en werd de huurtoeslag stopgezet en teruggevorderd. Het inkomen van de ouders daalde daardoor met maar liefst zo’n zeshonderd euro per maand, terwijl hun inkomen al op een minimumniveau zat.

Hokjes

Het moge duidelijk zijn dat het voor al deze mensen bijzonder moeilijk wordt om nog te overleven. En dat geldt niet alleen voor de personen zonder verblijfsrecht, maar ook voor de mensen om hen heen die wel verblijfsrecht hebben. Met haar uitsluitings- en afbraakpolitiek zaagt de staat de poten onder de solidariteit voor mensen zonder papieren vandaan. Solidair zijn wordt bestraft.

Ik zeg straffen, ik noem het sancties, ook al is dat formeel-juridisch onjuist. De maatregelen die ik hierboven heb beschreven, zoals de kostendelersnorm en het afpakken en terugvorderen van de zorg- en huurtoeslag, vallen niet onder het strafrecht. Dat geldt wel voor het geven van nachtverblijf. Het is belangrijk om juridisch te kunnen duiden, om te weten waar je je op kunt beroepen en waartegen je moet vechten, en daarbij het officiële taalgebruik te kennen. Maar het is daarnaast minstens zo belangrijk om bij het beschrijven van de ervaringen van mensen het beestje gewoon bij de naam te kunnen noemen, zonder verstrikt te raken in allerlei juridische termen en categorieën. Al die verschillende juridische hokjes werken verhullend en houden zo de cumulatieve effecten buiten beeld die de diverse regels hebben op het leven van mensen met en zonder verblijfsrecht. Bovendien poetst dat ook de kwaadaardigheid van de wetgeving weg. Want het strafmechanisme werkt zeer selectief.

Institutioneel racisme

Nee, er is geen sprake van het strafbaar zijn van alle hulp aan “illegalen”. Niet alle hulpverleners en sympathisanten worden aangepakt. Het zijn juist de familieleden, vrienden en landgenoten, met andere woorden: de niet-witte mensen, aan de onderkant van de samenleving die worden geconfronteerd met het keiharde beleid. Dankzij de solidariteit van juist die mensen kunnen vluchtelingen en migranten vaak nog overleven. Juist die mensen vangen mensen zonder verblijfsrecht vaak op. Ze geven hen te eten, gaan mee naar dokters en steunorganisaties, helpen hen als ze door de reguliere hulpverlening keihard worden uitgesloten. Het zijn die mensen die vaak zelf ook arm zijn, die door racisme op de arbeidsmarkt nauwelijks perspectief hebben op ontsnapping uit de onderklasse, die het hardst worden geraakt door de neo-liberalisering van die arbeidsmarkt, waardoor er nu vrijwel alleen nog maar tijdelijk flexwerk voor hen beschikbaar is. Velen van hen zijn werkende armen, die te weinig werk en een te laag inkomen hebben om behoorlijk van te kunnen rondkomen, als er al betaald werk is. Juist die mensen moeten een beroep doen op voorzieningen als de bijstand, de aanvullende bijstand of de aanvullende AOW (AIO) en de toeslagen van de Belastingdienst. En juist die mensen worden gestraft voor hun solidariteit, omdat ze hun vriend, partner, kind of landgenoot opvangen.

Het is klassenjustitie om de regels zo te ontwerpen dat met name de onderkant van de samenleving wordt gestraft voor het solidair zijn met anderen. En het is institutioneel racisme dat de maatschappij zo is ingericht dat met name de mensen met een niet-Nederlandse afkomst de rekening moeten betalen. Maar vanuit de staat gezien is dat logisch, want daar waar het niveau van solidariteit het hoogst is, daar wil men de mensen het hardst treffen. Elke aanval op de solidariteit van mensen met papieren is een aanval op mensen zonder papieren, omdat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van de hulp van “legalen”. Uiteraard is het goed dat de hulp aan “illegalen” niet in het algemeen strafbaar is gemaakt. De ophef over het wetsvoorstel was ook terecht. Maar er zou minstens zoveel verontwaardiging moeten zijn over de bestraffende regelgeving richting de onderkant van de samenleving als toentertijd over de dreigende medeplichtigheid van de “professionele” hulpverleners. Net als toen geldt ook nu nog: het mag toch niet zo zijn dat mensen worden gestraft voor het bieden van noodhulp?

Mariët van Bommel