Rehabiliteer de Indonesië-weigeraars!

Nederlandse militair bezig met platbranden Indonesisch dorp.
Nederlandse militair bezig met platbranden van Indonesisch dorp.

De veroordeling van Jan Maassen en Jan van Luyn, die zo’n 65 jaar geleden weigerden om te vechten in de koloniale oorlog tegen Indonesië, wordt niet herzien. Dat heeft de Hoge Raad op 25 juni bepaald. Volgens de teleurstellende uitspraak is het niet aan de herzieningsrechter, maar aan de politiek om de hoogbejaarde mannen alsnog eerherstel te geven. SP-Kamerlid Harry van Bommel heeft inmiddels aangedrongen op een rehabilitatiewet voor alle ongeveer 2.600 veroordeelde Indonesië-weigeraars.

Maassen en Van Luyn kregen destijds twee en drie jaar celstraf. Hun advocaat Liesbeth Zegveld, die eerder in samenwerking met het Comité Nederlandse Ereschulden succes boekte in de zaak van het Rawagede-bloedbad, had de Hoge Raad gevraagd om hun veroordeling te herzien. Indertijd was vrijwel niets bekend over het structurele geweld van Nederlandse militairen tegen Indonesiërs, zo gaf ze aan. Als de rechter toen had geweten wat zich tijdens de koloniale oorlog afspeelde, dan waren de twee mannen niet veroordeeld. De Hoge Raad wijst er in zijn uitspraak echter op dat dienstplichtigen in die tijd alleen als gewetensbezwaarde werden erkend als zij uit pacifistische en religieuze motieven hun medemensen niet wilden doden. Maassen en Van Luyn daarentegen hadden om politieke redenen geweigerd om in Indonesië te gaan vechten. Voor dat soort gevallen werd geen uitzondering gemaakt. Dus ook al zou de rechter toen beter op de hoogte zijn geweest van de gepleegde oorlogsmisdaden, dan nog had hij op grond van de bestaande wetgeving Maassen en Van Luyn als “deserteurs” moeten veroordelen. Als er vandaag de dag door veranderde opvattingen een breed draagvlak is voor eerherstel van Indonesië-weigeraars, dan zouden het parlement en de regering met nieuwe wetgeving kunnen komen die hen rehabiliteert. Aldus de Hoge Raad.

Inmiddels heeft Van Bommel aan minister Frans Timmermans van Buitenlandse Zaken en minister Jeanine Hennis-Plasschaert van Defensie gevraagd of ze bereid zijn om een dergelijke rehabilitatiewet op te stellen. Andere landen, zoals Duitsland en Oostenrijk, hebben zo’n wet al aangenomen ten aanzien van militairen die in de Tweede Wereldoorlog dienst weigerden. Na 65 jaar wordt het de hoogste tijd om Maassen, Van Luyn en al die andere mannen te rehabiliteren die moreel en politiek gezien de juiste beslissing namen, maar toch als misdadigers werden gestraft en maatschappelijk werden uitgesloten. Het zal nog de nodige moeite kosten om zo’n rehabilitatiewet ingang te doen vinden. Niet alleen moet daarvoor voldoende maatschappelijke steun zichtbaar worden, maar ook dient de nog steeds aanzienlijke koloniale lobby ingedamd te worden vanuit kringen van oud-Indiëstrijders. Veel veteranen zijn de oorlogsmisdaden van het Nederlandse leger in Indonesië door de jaren heen blijven goedpraten. Terwijl Indonesië-weigeraars met lege handen blijven staan, krijgen oud-militairen die in Indonesië dood en verderf zaaiden, nog steeds volop eerbetoon van de kant van de Nederlandse staat. Maar gelukkig wordt door toedoen van het Comité Nederlandse Ereschulden de laatste jaren meer tegenwicht geboden tegen het aloude koloniale vertoog dat “onze jongens” in “ons Indië” orde en rust kwamen brengen.

Harry Westerink