“De staking zou twee dagen duren”

Actie bij het UWV-kantoor op 15 april 2010
De schoonmaakstaking van het voorjaar van 2010 ging niet alleen om het binnenhalen van een looneis. Het was misschien nog wel meer een reactie op de almaar oplopende werkdruk. De wekenlange staking werd een succes en de werkgevers spraken openlijk hun vrees uit voor de nieuwe organizing-aanpak van de FNV. Mohamed Quesseksou is schoonmaakvoorman op het UWV-kantoor in Amsterdam Sloterdijk. Hij werd gekozen in het parlement van schoonmakers. Een interview.

Hoe kwamen jullie er op het UWV-kantoor toe om mee te gaan doen aan de staking? Quesseksou: “Het begon toen de FNV Bondgenoten-organizers langskwamen op het werk. Op vragen over loonsverhoging antwoordde de baas toen alleen maar: ‘Nul, nul’. Ik twijfelde eerst aan de organizers, want ik had slechte verhalen gehoord over de vakbond. Veel mensen bij ons waren wel eens lid geweest wegens problemen met de bazen. Maar de bond zou daar niets tegen hebben gedaan. Ze vroegen altijd alleen maar of je wel een brief had geschreven. Maar dat is moeilijk als je niet goed Nederlands schrijft. De organizers deden ontzettend hun best om mij bij de acties te betrekken. Een ervan bleef maar komen en toen zei ik: ‘Goed, ik ga je helpen’.”

“Op 23 februari regende het keihard. De organizer kwam weer met vakbondspapieren over de staking. Om kwart voor vijf kwamen de schoonmaaksters en die zeiden: ‘De actie is goed, maar wij zijn geen lid van de bond’. Toen heb ik ze lid gemaakt. Ze trokken elkaar mee. In een half uur waren 65 van 85 schoonmaaksters lid geworden. We hebben toen een grote vergadering gehouden over wat er ging gebeuren. De andere voormannen waren heel benieuwd. ‘We mogen niemand dwingen’, zei ik. ‘De schoonmaaksters moeten zelf beslissen wat er gaat gebeuren’.”

“Een uur later was duidelijk dat er gestaakt zou worden”, gaat Quesseksou verder. “Ik heb toen die organizer gebeld en gezegd dat we 65 nieuwe leden erbij hadden, en dat die wilden staken. ‘Serieus?!’, vroeg hij. Toen is hij heel snel gekomen met zijn collega. We zijn daarop meteen twee dagen in staking gegaan, en in het UWV gebleven. Daarna zijn we met een reis door Nederland begonnen, en hebben we meegedaan met de acties van de vakbond.” Voor de Turkse vrouwen was het spannend, maar ook zwaar, zo vertelt Quesseksou. “Het was helemaal nieuw. Ze hadden nooit eerder gestaakt. Ze wisten niet of het resultaat kon hebben, en ze waren bang voor ontslag”. Maar Quesseksou sprak hen moed in. “Nee, je wordt niet ontslagen. Sluit je aan bij je collega’s, want samen sta je sterk.” Er werd veel getwijfeld. “’Mohamed’, vroegen ze dan, ‘het zou twee dagen duren, maar er is nog steeds niets bereikt’. ‘Ja, maar we moeten volhouden’, antwoordde ik dan. ‘Het komt goed.’ Maar die twee dagen werden een week! Tijdens de eerste week was het leuk, spannend, nieuw. We gingen overal heen in het land voor verrassingsacties. En steeds vroegen we de organizer of er al resultaat was.”

Werkdruk

De schoonmaakbedrijven wilden echter niet overstag. De schoonmakers spraken de opdrachtgevers aan op hun verantwoordelijkheid. Die wilden de bedrijven immers steeds minder betalen voor schoonmaakwerk. Quesseksou: “Het UWV zei dat zij geen partij was in het conflict. Dat wij het met de schoonmaakbedrijven moesten uitzoeken. Maar zij waren als opdrachtgever wel degelijk partij. Nu wil het UWV bezuinigen, met wel 25 procent. ‘Want het is crisis’, zeggen ze dan.”

De staking bij het UWV had een voorgeschiedenis. “In 2006 zei schoonmaakbedrijf ISS tegen de voormannen op het UWV dat ze te veel mensen in dienst hadden, dat er een nieuwe indeling zou komen. ‘Wat is er fout dan?’, vroeg ik. ‘Zo worden we er niet rijk van’, antwoordden ze. Vanaf dat moment moesten we anderhalve afdeling schoonmaken in de tijd waarin we er eerst één deden. Andere voormannen slikten alles, maar ik heb bezwaar gemaakt, me verzet, twee weken lang. Maar als je alleen staat, dan ben je kwetsbaar. Ik heb het heel netjes gedaan, hoor. Ik heb alleen gesproken en geschreven, maar geen werk geweigerd.”

Quesseksou legt uit hoe groot een afdeling is: “Dat is een torenflat met 23 verdiepingen van 1170 vierkante meter. En dat vol met stoelen, bureaus, beeldschermen en prullenbakken. We hebben toen geaccepteerd dat we anderhalve afdeling moesten doen met 16 mensen. Maar in 2006 moest het plots met 13 mensen. En in 2007 met 11. Het UWV bezuinigde met 15 procent en ISS wilde de opdracht niet verliezen. En dus moesten we vanaf 2008 met die 11 mensen twee hele afdelingen schoonmaken.” Reagerend op onze verbazing: “Iedereen werd individueel op de hoogte gesteld, en gevraagd om het te accepteren. Maar arme mensen kunnen niet weigeren. Want dan dreigt ontslag. Zo voelen de mensen dat. Of herplaatsing naar een andere werkplek, ver weg, met veel langere reistijd. Ook dat is een schrikbeeld.”

“De kwaliteit ging achteruit, dat kon niet anders. Maar ISS ontkende dat en zette nieuwe rayonhoofden in die het allemaal doordrukten. Na de actie bij UWV, die ook was georganiseerd door het comité Steun de Schoonmakers, erkende de baas plots dat er geld bij moest. Hij gaf toe dat wij arbeidsongeschikt raken als de werkdruk nog verder opgevoerd wordt. Maar niets op papier natuurlijk.”

Quesseksou is niet altijd voorman geweest. Na 15 jaar schoonmaken kreeg hij een hernia van het bukken. “Elke afdeling 120 prullenbakken. Je doet straks drie afdelingen, samen 360 prullenbakken. Je bukt twee keer per prullenbak, en komt twee keer omhoog met een rugbeweging. Dat in twee-en-half uur! Daar krijg je een hernia van, dat kan niet anders.” Drie afdelingen? Quesseksou: “We krijgen nu een nieuw model: de turbotaak. We gaan van twee naar drie afdelingen. Dat betekent Ziektewet voor ons. Wij zijn toch geen auto’s waar je een extra motor kan inbouwen? Wij zijn mensen! Ik heb een bestuurder van de FNV – die heeft een hele grote mond, dat moet je ook hebben in die gesprekken – meegenomen naar een gesprek hierover met een directeur van ISS. Maar de toekomst ziet er niet goed uit. We hoeven nu niet meer schoon te maken, maar moeten de kantoren ‘nalopen’, zo zegt ze. De boodschap is: wie staakt, krijgt daarna een hogere werkdruk.”

Maar er komen nog meer bezuinigingen. Maar liefst 25 procent, zegt Quesseksou. “Er moeten mensen uit. Maar wie? Dat krijg ik niet te horen. Ook dreigen we straks met z’n vieren een afdeling te moeten doen, waar we vroeger dus met 16 schoonmakers waren. Ik laat de leiding zien dat dat gewoon niet kan. Want er zitten nagels in de vloerbedekking, er zijn vieze wc’s, er zit snot op de stoelen. En dat moeten we dan ‘nalopen’? Dat mooie woord van hen?”

“Ook zoiets”, vervolgt Quesseksou. “Als je ziek bent, moet je tegenwoordig drie mensen bellen. Om 8:30 uur eerst leidinggevende 1, dan voor 9:00 uur leidinggevende 2, en voor 10:00 uur het hoofdkantoor. Als een van de drie zegt dat je niet ziek bent, dat je stem goed klinkt, dan telt het niet en moet je komen werken. Dat stond in een brief die ik moest uitdelen als voorman. Ik heb hem verscheurd. Ik vroeg: ‘Staat dat in de CAO? In de wet?’ Nee dus. ‘We hebben het bedacht om ziekteverzuim te verminderen’, antwoordden ze. Ik heb een exemplaar aan de vakbond gegeven.”

“Na de staking was een collega ziek. Hij kwam toch werken, bang dat onze leidinggevende ziekte niet meer accepteert. Hij had griep, koorts, en hoestte de hele tijd. Hij had niet geslapen en zei dat hij naar huis wilde. ‘Misschien heb je wel een longontsteking’, opperde iemand anders. Maar ze zei: ‘Kom op man, ga werken!’ Een Nederlander bij de postafdeling zei tegen haar: ‘Wat ben jij een moeilijke vrouw’. Hij is opgegroeid met democratie, en durft te zeggen wat hij vindt. Mijn collega is later toch naar huis gegaan. Het ging niet meer. Later bleek dat hij geen geld had gekregen voor die werkdag, omdat hij zich niet officieel ziek had gemeld. Daarna leek het probleem opgelost, maar toen bleek later weer dat ze een vakantiedag van hem hadden ingenomen.”

Na de staking kwam het UWV opeens met “huisregels”. Naast kledingvoorschriften mocht er ineens niet meer worden gebeld, gerookt of gedronken. “Het is hard werken en dan mag je niet even wat drinken?”, zegt Quesseksou. “’Het gaat om geen alcohol drinken’, zei onze directeur.” Maar Quesseksous ploeg bestaat enkel uit Turkse vrouwen met hoofddoekjes. “De vrouwen worden onder druk gezet om te komen werken, ook als er thuis een ziek kind is. Dan moet je toch naar huis kunnen bellen?” Maar het zelfbewustzijn van de schoonmakers is door hun staking sterker geworden. “ISS is bang dat we weer actie gaan voeren. We hebben nu meer dan duizend mensen georganiseerd, en zijn voor niemand meer bang.”

Schoonmakersparlement

Quesseksou is gekozen in het schoonmakersparlement, hoewel hij dat eigenlijk niet wilde omdat hij het zo druk heeft. Hij is ook hulpkok in een bejaardentehuis. Hij heeft al genoeg problemen, grapt hij, en is er niet bij gebaat als zijn werkgever weet dat hij in het schoonmakersparlement zit. Hij vindt dat betaalde medewerkers van de bond soms te veel willen bepalen tijdens de acties. “Sommigen zeggen: ‘Wij willen alleen mensen die de vakbond sterk willen maken, en mensen die twijfelen aan de bond moeten weg.’ Maar dat vind ik juist niet. We moeten met die mensen in gesprek over wat ze missen aan de bond. Zo lossen we problemen op. Zo maken we de vakbond sterk. Dat heb ik hem gezegd. Zo houden we ook vrouwen bij de bond. We moeten ingaan op de problemen van mensen, bijvoorbeeld als ze door ziekte te laat terugkomen van vakantie in Turkije, en dan merken dat hun geld gestopt is. Als de bond daar niet voor openstaat, dan gaan mensen naar de rechtsbijstand in plaats van lid te worden. Ik stop zelf tijd in de bond zonder er geld voor te krijgen en ik wil niet dat iemand allerlei mensen, en vooral vrouwen, afschrikt om bij de bond te komen.”

Marokko

Quesseksou heeft in Marokko ervaring opgedaan met stakingen bij groentewinkels waar conflicten snel beslist moeten worden omdat de groenten anders bedorven dreigen te raken. “Dat ging er wel anders aan toe. Vijfduizend groentewinkels staakten, maar dan krijg je in Marokko wel klappen. Soms stond ik er bij onze UWV-staking van te kijken wat er allemaal kon. Vergeleken met Marokko was deze staking een toetje, een soort bavarois”, lacht Mohammed. “Ik zag schoonmakers bovenop het bezette kantoor van CSU in Uden vlaggen verbranden van het bedrijf. Sommigen wilden zelfs banden lek steken van auto’s.” Hij vroeg hen dat niet te doen. “Dat waren auto’s van werknemers. Het was zo’n mooie dag in Uden. Wij waren op het dak, de hele dag. Dan heb je macht. Niet elke dag, maar die dag wel”, zegt Quesseksou met glinsterende ogen.

Hij is overigens ook buurtvrijwilliger en spreekt Marokkaans-Nederlandse jongens aan. “Het is mijn land”, zo zegt hij, “wat sommige anderen ook zeggen. Ik wil een bijdrage aan mijn land geven. Ik ben rijk, want ik heb twee culturen: de Nederlandse en de Marokkaanse. Natuurlijk zijn er problemen in de stad, maar: praten is oplossen.” Maar de politie-optredens in zijn buurt zijn niet altijd zo op praten gericht. “Laatst was ik in een café. Toen kwam de politie binnen en die begint iedereen te fouilleren. Ook de oudere mannen. Ze zijn ook al eens bijna met een paard naar binnen gereden.” De politiek komt hen niet helpen. “Voor de gemeenteraadsverkiezingen kwamen er weer mensen stemmen werven voor de PvdA. Ik vertelde hen over de politie-inval. ‘Dat gaan we aanpakken’, zeggen ze dan. Maar dat doen ze nooit. Daarom stemmen we niet meer op PvdA-Marokkanen.”

“Ik wil een betere toekomst voor mijn vier kinderen. De eerste generatie migranten zijn vaak schoonmakers. Dat geeft niet. We zijn trots, want we doen het vuile werk. Maar ik zeg tegen onze kinderen: ‘Als je niet studeert, moet je straks ook schoonmaken'”. Lachend voegt hij eraan toe: “En staken. Maar onze kinderen hebben bij het solliciteren wel last van hun Marokkaanse naam. En de buurthuizen zijn afgepikt, waardoor de jongens op straat hangen.”

Hoewel het ontzettend zwaar was, kijkt Quesseksou met genoegen terug op de staking. ‘We moeten de werkdruk juist verlagen, niet nog een paar toiletten erbij.” Door de acties heeft hij veel nieuwe mensen leren kennen. “Ik ken jullie nu, en andere mensen die ik anders nooit had leren kennen. Had ik ooit gedacht dat ik op tv, op het journaal en zelfs op ‘Man bijt hond’ zou komen? We moeten samenwerken, en geen onderscheid maken. We eten allemaal en gaan allemaal naar de wc.”

Bob Wester
Jeroen Breekveldt