De relschoppers zijn geen anarchisten. Een groter verschil is niet denkbaar….

Er schijnt wat verwarring te zijn over de betekenis van “anarchisme”, zeker nu in de pers die term lukraak gebruikt wordt in verwijzing naar de rellen van gisteren. Waar komt die verwarring vandaan? En hoe kom je meer te weten over wat anarchisme dan wél betekent?

Allereerst goed om te benadrukken: de mensen die gisteren zijn gaan rellen in Amsterdam en Eindhoven hebben met anarchisme in de verste verte niks te maken. Degenen onder hen met expliciet ideologische motivaties waren veelal extreem-rechts of ronduit fascistisch.

Inhoudelijk is er geen groter verschil denkbaar. Anarchisten staan in de regel afwijzend tegenover zo’n beetje alles dat extreem-rechts bepleit: nationalisme en de (natie-)staat, (verheerlijking van) imperialisme of kolonialisme, het patriarchaat/seksisme, racisme, validisme.

Inhoudelijk is “anarchisme” een ongelooflijk diverse politieke beweging (als je het überhaupt al zo wil noemen). Het omvat zowel revolutionaire als pacifistische; individualistische als communistische; religieuze als atheïstische; humanistische als post-moderne stromingen.

Wat die allemaal met elkaar gemeen hebben, is dat ze kritisch staan ten opzichte van iedere vorm van hiërarchie, dominantie en ongelijkheid. Anarchisten zijn daarom ook anti-kapitalistisch (al hebben ze soms uiteenlopende ideeën over hoe de economie dán georganiseerd zou moeten worden).

Waarom gebruiken pers en politici dan juist deze term in verwijzing naar extreem-rechtse hooligans? Het snelste (en niet geheel onjuiste) antwoord is: omdat veel politici en journalisten intellectueel lui zijn. Maar er is ook een meer historische duiding mogelijk.

Namelijk: “anarchist” was altijd al een pejoratieve term, die sinds de zestiende/zeventiende eeuw wordt gebruikt in referentie naar (vooronderstelde) relschoppers en onruststokers. In 1840 omarmde P.J. Proudhon voor het eerst dit scheldwoord als geuzennaam (vergelijkbaar met het hedendaagse “queer”).

Ergens dus wel verklaarbaar waarom gezagsdragers soms naar relschoppers verwijzen als “anarchisten”: 1. dat was ooit, heel lang geleden, hoe die term gebruikt werd, en 2. gezagsdragers hebben sowieso niet veel op met mensen die iedere vorm van gezag afwijzen. Naast het gegeven dat veel gezagsdragers dus intellectueel lui zijn.

Zoals iedere politieke stroming is ook het anarchisme verre van volmaakt. Sinds de negentiende eeuw heeft het zich moeten ontdoen van veel verkeerde ideeën (de eerder genoemde Proudhon, bijvoorbeeld, was ondanks zijn afkeer van hiërarchie een rabiate antisemiet en seksist).

Theoretisch heeft de stroming onvermijdelijk haar hiaten. Veel anarchistische analyses van “de staat” zijn mijns inziens achterhaald in de eenentwintigste eeuw, net als sommige ideeën over politieke representatie en formele instituties. Maar: juist nu kunnen we er ook nog veel van leren.

Ten eerste was het anarchisme “intersectioneel” avant la lettre. In tegenstelling tot veel marxisten waren de meeste anarchisten al sinds de negentiende eeuw terughoudend om ongelijkheid of onderdrukking te herleiden tot één structurele oorzaak of machtsdynamiek.

Daarmee biedt het zowel theoretisch als praktisch een perspectief om de veelheid aan vormen van dominantie en uitbuiting in onze samenleving (zoals racisme, seksisme, en kapitalisme) te onderscheiden én in hun samenhang te begrijpen.

Ten tweede: juist in een tijd waarin de overheid haar burgers vooral lijkt te wantrouwen, en veel mensen zich ongehoord of in de steek gelaten voelen, biedt anarchisme een fris en kritisch perspectief op (de legitimiteit van) de staat en het gezag, en de toekomst van democratie.

En ten derde: in deze tijd van veelvoudige crises (de klimaatcatastrofe, een pandemie, groeiende economische ongelijkheid) hebben we nieuwe perspectieven nodig op een samenleving voorbij het kapitalisme.

Het anarchisme biedt zeker niet alle antwoorden op hoe zo’n samenleving er uit zou moeten zien (gelukkig niet – wie/wat wel?), maar stelt vaak wel goede vragen, die het verdienen vandaag gesteld te worden.

Is je interesse gewekt? Hier dan een lijstje van goede bronnen over (de geschiedenis van) anarchisme. Het lijstje is verre van uitputtend, alleen een beginnetje voor wie meer wil weten/lezen (sommige van deze titels zijn ook in het Nederlands vertaald.)

Allereerst de meest complete (soms óvercomplete) overzichtsstudie van Peter Marshall, “Demanding the Impossible”. Van de Tao tot de Stoa en van Proudhon tot Tolstoj tot de situationisten: dit is eigenlijk een geschiedenis van anti-autoritarisme in de brede zin van het woord.

Dan: een mooie recente inleiding van Ruth Kinna, een van de beste hedendaagse historici van het anarchisme. Ze schreef ook eerder een “Beginners Guide” over het thema. Voordeel van Kinna’s boeken is dat ze vaak niet chronologisch zijn opgezet, maar systematisch of thematisch.

Over de ontstaansgeschiedenis van het anarchisme als separate stroming, in verhouding tot de arbeidersbeweging van de eind negentiende eeuw (en natuurlijk het marxisme): “We do not fear anarchy – We invoke it!” van Robert Graham.

Misschien minder algemeen inleidend dan veel andere bronnen (en er zijn natuurlijk tal van memoires en (auto)biografieën van belangrijke anarchisten), maar deze hoort er bij: “My life” van Emma Goldman – niet alleen een anarchistische, maar ook een feministische klassieker.

Goede inleiding in vooral hedendaagse anarchistische stromingen en bewegingen in theorie én praktijk: Uri Gordon’s “Anarchy alive!” (wellicht wel toe aan een update).

Voor wie meer geïnteresseerd is in de Nederlandse context en geschiedenis schreef Thom Holterman een paar jaar terug een mooi boekje over “Anarchisme in de Lage Landen”. Zie ook onder andere Jan Willem Stutje’s biografie van Domela Nieuwenhuis, en het werk van Dennis Bos.

Eén klassieker die anarchisme niet zozeer benadert als ideologische stroming, maar als reëel bestaande politieke praktijk, is “Anarchy in Action” van Colin Ward. Hij schreef ook een korte inleiding op anarchisme die is heruitgegeven als Oxford UP “Very Short Introduction”.

Voor een zeer toegankelijke inleiding op anarchistische ethiek zie Matthew Wilson’s “Rules Without Rulers”. Check in hetzelfde genre (moraalfilosofie/ethiek) ook het werk van Benjamin Franks.

Wat mij betreft wordt het meest interessante werk over anarchisme momenteel niet per se geschreven door filosofen of politiek theoretici, maar vooral door sociaal wetenschappers (antropologen en geografen). Bijvoorbeeld de – helaas recent overleden – David Graeber en de sociaal geograaf Simon Springer.

Enfin, dit zijn allemaal inleidingen. Er is nog veel meer te lezen (en te onderzoeken en schrijven) over het thema, dit zijn verschillende mogelijke invalshoeken. Check ook eens het blog van de onvolprezen Peter Storm voor actuele duidingen vanuit anarchistisch perspectief.

Mathijs van de Sande

(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)