Geen uitzondering op de inburgeringsplicht, maar afschaffing ervan!

De inburgeringsplicht is nationalistisch en een onderdeel van het beleid van migratiebeheersing.
Onder druk van het Europese Hof van Justitie heeft de IND in een individuele zaak voor het eerst een uitzondering gemaakt op de inburgeringsplicht in het buitenland. De Nationale Ombudsman en VluchtelingenWerk noemen de uitzonderingsmogelijkheid op de verplichting “symbolisch“ en “een wassen neus”. Maar helaas nemen ze geen stelling tegen het principe van de integratiedwang.

De Afghaanse vluchteling Awzubillah Safi werkte zich over de kop om aan de inkomenseis te voldoen, waarna zijn kinderen naar Nederland mochten komen om zich met hem te herenigen. Maar zijn vrouw moest in Pakistan achterblijven om haar inburgeringsexamen te halen. Dat lukte haar niet, omdat ze ziek en analfabeet was. Daardoor moest ze lange tijd noodgedwongen gescheiden blijven van haar man en kinderen. De rechtbank in Zwolle legde de zaak van de Afghaanse familie voor aan het Europese Hof van Justitie. Vlak voordat die Europese rechter over de zaak zou beslissen, koos de IND eieren voor zijn geld en werd de vrouw alsnog vrijgesteld van de inburgeringsplicht.

Over de starre en stelselmatige weigering van de overheid om voor vluchtelinggezinnen in schrijnende situaties een uitzondering op de inburgeringsplicht te maken, diende VluchtelingenWerk in 2010 klachten in bij de Europese Commissie en bij de Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer. In zijn onlangs verschenen rapport over die klacht laat de Ombudsman weten het “verbazingwekkend” te vinden dat de overheid op eigen initiatief tot nu toe geen enkele keer een uitzondering heeft toegelaten op de inburgeringsplicht. Maar dat hoeft helemaal geen verwondering te wekken. Het overheidsbelang dat achter de integratiedwang zit, namelijk de verdere beheersing en beperking van de migratie, gaat immers altijd voor het belang van de migrant die zich met zijn partner of gezin wil herenigen. De IND wenst geen uitzonderingen te maken, omdat daar in alle gevallen “een aanzuigende werking” van kan uitgaan. De ene uitzondering zou de andere kunnen uitlokken, en het fundament van de integratiedwang kunnen ondermijnen. Overigens zijn per 1 april 2011 de eisen van de inburgeringsplicht in het buitenland nog eens verzwaard. Dat maakt een “ruimhartige” uitzonderingsmogelijkheid alleen maar dringender, aldus de Ombudsman.

De vrijstelling van de inburgeringsplicht kan vanzelfsprekend een uitkomst bieden in individuele zaken van partners en gezinnen van migranten en vluchtelingen. Maar pleidooien voor uitzonderingsmogelijkheden op grond van humanitaire overwegingen lopen wel het levensgrote risico dat ze impliciet het principe van de integratiedwang erkennen en aanvaarden. Wie het recht van de overheid afwijst om de eigen bevolking te drillen tot brave en gehoorzame modelburgers, wie het bestaan van de Nederlandse cultuur en van Nederlandse omgangsvormen, normen en waarden ontkent, die dient de inburgeringsplicht ook principieel te bestrijden. De integratiedwang is niet alleen duur, onpraktisch, onnodig en onbruikbaar, maar ook en vooral paternalistisch, chauvinistisch, nationalistisch en racistisch. In plaats van uitzonderingen te maken in geval van schrijnende situaties zou de inburgeringsplicht op zichzelf moeten worden verworpen als een mensonwaardig migratiebeheersingsinstrument.

Harry Westerink