Ontmoet de feministische academici die de rechten van trans mensen verdedigen (deel 2: biologie versus maatschappij)

Veel van de feministen die transrechten en transidentiteit in twijfel trekken, zeggen dat er twee afzonderlijke zaken meespelen die niet met elkaar verward mogen worden: sekse, iets dat volgens hen volledig biologisch is – man of vrouw -, en gender, iets dat volledig sociaal is, een product van onze cultuur.

Daarom, zo gaat het argument verder, zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid geen natuurlijke verschijnselen, maar door mensen geconstrueerde concepten die door een patriarchale wereld worden opgelegd om vrouwen te onderdrukken. Over dit punt zijn bijna alle feministen het eens.

Voor veel transkritische feministen is een genderidentiteit, of een trans genderidentiteit, slechts een product hiervan: het naspelen van een onderdrukkend construct en daarmee samenspannen met een systeem waarin vrouwen verliezen. Waarom, zeggen ze, moeten wij een trans identiteit serieus nemen als iemands lichaam laat zien wie en wat ze zijn en hoe hun ervaringen vanaf de geboorte gevormd zijn?

Dit stuk is een vertaling door Boosvrouw van het artikel “Meet The Feminist Academics Championing Trans Rights” van Patrick Strudwick dat op 22 december 2018 verscheen op de website Buzzfeed. Strudwick gebruikt enkele termen die wij zelf liever niet zouden hanteren (neem bijvoorbeeld “trans-kritisch”, hetgeen een eufemisme is), maar omdat het hier gaat om een vertaling hebben wij zijn woorden overgenomen. Vanwege de lengte publiceren we de tekst in vier afzonderlijke delen: 1. Intro, 2. Biologie versus maatschappij, 3. Seksueel geweld, en 4. Kinderen en de toekomst.

Maar voor de academici die met BuzzFeed News spraken, is het bovenstaande een verregaande versimpeling van sekse en een misinterpretatie van gender. Om te beginnen omdat de biologische realiteit van sekse veel gevarieerder is dan enkel man of vrouw.

“Het is niet zo dat sekse binair is”, zei Jensen. “Er zijn zoveel voorbeelden in de hele natuur van diersoorten die afwijken van binaire seksen”. Hier hoort ook de mens bij; tenminste 1 procent van de mensen is intersekse – fysiek niet volledig wat wordt gezien als man of vrouw. “Biologen beginnen nu pas de enorme complexiteit en nuance van seksecategorieën te begrijpen.”

Sekse zien als een biologisch fenomeen met twee afzonderlijke mogelijkheden is daarom onjuist, zegt Hines, een “reductief begrip van wat sekse is. Het is een complexe combinatie van allerlei chromosomale en biologische factoren.”

Het is niet ongebruikelijk dat mensen stellen dat gender of genderidentiteit niet binair is, maar zich op een spectrum bevindt (of een driedimensionale realiteit is). Voor onze professoren en wetenschappers geldt echter hetzelfde voor sekse: het is een verzameling van chromosomale, hormonale, genitale en reproductieve variaties.

Meerdere van de academici beschreven wat er gebeurt met intersekse mensen van wie de lichamen bij de geboorte niet voldoen aan standaardideeën over wat man of vrouw is, om uit te leggen hoe sekse voor iedereen functioneert.

Als bij de geboorte duidelijk wordt dat een kind intersekse is (misschien heeft het kind ambigue geslachtsdelen), beslist een arts welke sekse het kind genoemd zou moeten worden, of naar welke sekse het kind zou moeten worden gevormd. Dit kan een praktisch besluit zijn op basis van het uiterlijk van de genitaliën en hoe makkelijk het is om er een penis of vagina van te maken. De arts wijst dus een sekse toe en houdt daarbij geen enkele rekening met de vraag hoe die baby zich later misschien voelt.

De reden dat dit relevant is, zo stellen de academici, is omdat het de arts is die de sekse bepaalt, niet de biologie. Dit onthult een universele waarheid, zegt Hines.

“Een uitstekende manier om dit duidelijk te maken is om het niet langer te hebben over ‘biologische sekse’ maar over ‘bij geboorte toegewezen sekse’, want dat laat zien dat we het hebben over lichamen en biologie, maar ook over iemand in de maatschappij die beslist wat dat dan betekent.”

Met andere woorden, sekse is een sociale interpretatie; een arts bepaalt de sekse op basis van de genitaliën van een baby en besteedt weinig aandacht aan interne organen, chromosomen en hormonen (die alle in tegenspraak kunnen zijn met de toegewezen sekse).

Dus wie is het best toegerust om te bepalen wat iemands sekse is, en om af te leiden wat iemands genderidentiteit is? Is het de maatschappij, een arts of het individu zelf?

Het andere probleem met praten over biologie in het kader van feminisme en trans mensen, is waar het gesprek naartoe gaat, stelt Emejulu.

“Het doel”, zegt ze, refererend aan feminisme door de geschiedenis heen, “was altijd om te zeggen dat biologie geen lotsbestemming inhoudt, want dat was precies wat mensen gebruikten om vrouwen binnen te houden: dat vrouwen met hun ‘kleinere hersenen’ geneigd zijn ‘om snel flauw te vallen’ en niet geschikt zijn om zich in de publieke ruimte te bewegen en dus niet geschikt zijn voor zaken als politiek en het arbeidsleven.”

Biologie gebruiken om feminisme te bevorderen werkt dus niet, zegt ze. “Dus ik vind het verbijsterend dat mensen ervoor kiezen dit soort argumenten te gebruiken om een groep vrouwen uit te sluiten.”

Maar eigenlijk is Emejulu helemaal niet zo verbaasd. In haar ogen negeren feministen die anti-trans zijn veelal de rechten van zwarte en Aziatische vrouwen en andere etnische minderheden. Deze uitsluitingen hangen met elkaar samen, zegt ze. “Dit is altijd de duistere kern van witte feministische politiek geweest: het jaloers bewaken van de grenzen van de categorie vrouw.”

Ze noemt een aantal voorbeelden van witte feministen die etnische minderheden uitsloten, maar begint met het vroegst bekende voorbeeld: “In de VS was er de befaamde Mars naar Washington voor vrouwenrechten in 1914 en de suffragette-organisatoren wilden geen zwarte vrouwen in hun mars omdat de mars niet voor hún rechten was.”

Dit duurt voort tot op de dag van vandaag, zegt ze. “Het opwerpen van grenzen is een cruciaal onderdeel.” Daarom is het buitensluiten van trans mensen een manier om je positie of status te behouden. En als het geen trans vrouwen zijn die worden buitengesloten, dan zijn het wel andere groepen, zoals bijvoorbeeld moslimvrouwen, die gezien worden als “een bedreiging voor een geïdealiseerde witte vrouwelijkheid”.

Hines is het hiermee eens: “Trans vrouwen buiten de deur houden houdt in dat je reguleert wie onderdeel mag zijn van een categorie zodat je het lidmaatschap van die categorie kunt beperken en daarmee de rechten van een dominante meerderheid (witte vrouwen) consolideert.”

Biologie gebruiken om trans vrouwen uit te sluiten, zeggen zowel Emejulu als Sundaram, spiegelt de manier waarop racisten biologie gebruiken: eugenetica, waarbij rassen worden geëlimineerd vanwege de overtuiging dat ze inferieur zijn. Maar ras, aldus Emejulu en Sundaram, is geen eenvoudige, biologische realiteit, net zo min als sekse dat is. En doen alsof het anders is leidt naar duisternis.

“Daarom vind ik het een zinvolle parallel bij het nadenken over sekse als sociaal construct”, zegt Sundaram. “Niemand beweert dat er geen fysieke kenmerken zijn die doorgaans bij bepaalde categorieën horen, maar de manier waarop we die categorieën labelen en de betekenis die we eraan geven is volkomen sociaal”.

Ze voegt hieraan toe dat het negeren hiervan en het doorredeneren naar de logische eindconclusie onvermijdelijk betekent dat anti-trans feministen “vrouwen die niet chromosomaal vrouwen zijn, zouden moeten gaan definiëren als niet-vrouwen”. Vrouwen die intersekse zijn maar bij geboorte het geslacht vrouw kregen toegewezen, worden dan bijvoorbeeld uitgesloten.

Voorbij de biologie vinden we nog een sociaal construct: gender. Maar voor Phipps kunnen twee dingen tegelijk waar zijn: we kunnen erkennen hoe gender tegen vrouwen wordt gebruikt en we kunnen tegelijk erkennen dat genderidentiteit diep geworteld is.

Sommige mensen hebben een hele sterke genderidentiteit, geeft ze aan, en anderen hebben weinig of geen genderidentiteit, en beide moeten gerespecteerd worden. “De identiteit van mensen respecteren betekent niet dat wij geen kritiek meer zouden kunnen leveren op de sociale/structurele genderbinariteit.”

Er is nog een belangrijk punt, zegt ze: dat transkritische feministen vaak uitspraken van trans mensen tegen hen gebruiken door te stellen dat ze slechts een beperkende definitie van gender na-apen.

Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een trans vrouw zegt dat ze als kind graag met poppen speelde. Maar, zegt Phipps, trans volwassenen en kinderen gebruiken eenvoudigweg “de taal die beschikbaar is” omdat dat de enige manier is waarop ze kunnen uitdrukken wat diep en complex is en bijna niet uit te drukken valt: genderidentiteit.

De positie van de academici is duidelijk. Hoe iemand de eigen genderidentiteit ook uitdraagt, het is een fundamenteel onderdeel van iemands zelf en mag daarom niet terzijde worden geschoven.

“Alle identiteiten zijn sociaal”, zegt Phipps, “maar daarom nog niet minder echt”.

Maar wat ook echt is, is de angst die het lont van de meest explosieve argumenten rondom transrechten ontsteekt.

Lees verder in deel 3