Opstand in Sri Lanka – een terugblik

Foto: Nazly Ahmed, op Flickr/CC BY-NC-SA 2.0, ongewijzigd.

Op 9 juli, nu bijna vier maanden geleden, joeg massaal verzet in Sri Lanka president Gotabaya Rajapaksa op de vlucht. Wat was de aanleiding van de opstand? Wat gebeurde er precies? Wat waren de oorzaken? En hoe staat het verzet er nu voor? Tijd voor een terugblik.

De aanleiding

Sri Lanka kwam in het eerste kwartaal van 2022 zonder deviezen (buitenlands geld) te zitten, nadat de Centrale Bank in januari een internationale staatslening van 500 miljoen dollar had moeten aflossen. De directeur van de Centrale Bank had er op gerekend dat er wel snel weer buitenlands geld beschikbaar zou zijn door export van Sri Lankaanse producten of door nieuwe leningen van het IMF of grote buitenlandse banken. Maar die deviezen kwamen er niet.

Dat had ernstige gevolgen. Import van buitenlandse producten was niet meer mogelijk, terwijl Sri Lanka daar erg van afhankelijk is. Al snel ontstond er een groot tekort aan brandstoffen (benzine, diesel, gas en kolen), voedsel en medicijnen. Daardoor stegen de prijzen razendsnel; voedsel werd 90 procent duurder! Ook zag je nu overal lange rijen wachtende mensen om de schaarse artikelen te bemachtigen. Door het tekort aan brandstof stokte de elektriciteitsvoorziening. Langdurige stroomonderbrekingen, die vroeger zelden voorkwamen, waren nu aan de orde van de dag.

In 2021 had de Centrale Bank veel dollars uitgegeven om Sri Lankaanse roepies aan te kopen op de internationale geldmarkt om op die manier devaluatie van de munt te voorkomen. Nu dat niet meer mogelijk was, dook de Sri Lankaanse roepie naar beneden. Tussen januari en mei 2022 verloor de roepie 44 procent van zijn waarde ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Daardoor leverde de export van Sri Lankaanse producten als thee en textiel minder deviezen op dan vroeger en kon met die deviezen dus minder aangekocht worden in het buitenland. Wat de nood groter maakte.

De opstand

Als reactie op de enorme prijsverhogingen en de stroomonderbrekingen begonnen groepjes middenklassers spontaan buurtprotesten te organiseren in Colombo – de grootste stad van het land – en in haar voorsteden. Bij het verergeren van de crisis ontstonden er meer buurtprotesten en in een groter gebied. Op 31 maart werden jongeren die bij de privéwoning van president Gotabaya Rajapaksa demonstreerden, gewelddadig aangevallen door veiligheidstroepen. Daarna nam het aantal protesten, ook buiten Colombo, met sprongen toe.

Op 9 april demonstreerden tienduizenden Sri Lankanen over het hele land en startte een maandenlange, ononderbroken pleinbezetting pal voor het kantoor van de president om hem te dwingen af te treden. Deze actie inspireerde anderen in Sri Lanka tot soortgelijke pleinbezettingen. Maar de grootste en meest tot de verbeelding sprekende bezetting bleef toch die bij het kantoor van de president, waar een volledig tentendorp ontstond dat “GotaGoGama” gedoopt werd, wat “GotabayaTreedAfDorp” betekent.

Wat begon als een paar tenten om onderdak te bieden aan degenen die bleven overnachten, groeide van lieverlee uit tot een complete gemeenschap met een keuken, een moestuin, zonne-energie stations voor het opladen van mobiele telefoons, een bibliotheek, een filmzaal, ruimten voor dans- en toneelvoorstellingen en plekken voor westerse en ayurvedische medische zorg. Ook ontstonden er ‘wijken’ van de dovengemeenschap, van katholieken die vervolging eisten van de daders van de terroristische bomaanslagen van 2019 tegen hun gemeenschap, van mensenrechtenactivisten tegen verdwijningen en van een heel stel jongerenorganisaties, waaronder die van het linkse Janatha Vimukthi Peramuna (Volks Bevrijdings Front) en de Frontline Socialist Party.

Oplaadstation voor telefoons, dat werkt op zonnepanelen. Foto: Nazly Ahmed, op Flickr/CC BY-NC-SA 2.0, ongewijzigd.

Op 9 mei vielen aanhangers van premier Mahinda Rajapaksa (broer van de president) de pleinbezetters in Colombo en Kandy aan. Het grote publiek koos onmiddellijk de kant van de geweldloze activisten. Mensen die tot dan toe niet deel genomen hadden aan de protesten, maar er wel mee instemden, vielen nu woedend woningen van politici van regeringspartijen aan. De premier trad nog dezelfde dag af.

President Rajapaksa benoemde Ranil Wickremesinghe tot nieuwe premier. Dat viel niet in goede aarde bij de activisten omdat deze al vier keer eerder premier was geweest en zodoende medeverantwoordelijk was voor het wanbeleid van de regeringen van de laatste jaren. De veelgehoorde leus “Gota go home” vulden de pleinbezetters nu aan met “Ranil go home”. Zij riepen op tot een massaprotest op 9 juli bij het kantoor van de president en zijn nabijgelegen ambtswoning.

Meer dan 100.000 Sri Lankanen, jong en oud, man en vrouw, arbeider en middenstander, boeddhist en hindoe, Singalees en Tamil, gaven allen gehoor aan de oproep en trokken op 9 juli van alle kanten van het land naar Colombo. 20.000 militairen en gewapende politieagenten trachtten hen tevergeefs met veel geweld, kogels, traangas en waterkanonnen tegen te houden. De demonstranten lieten het dit keer niet bij het roepen van leuzen, maar veroverden stormenderhand het kantoor van de president en de ambtswoningen van hem en van de nieuwe premier.

Gotabaya Rajapaksa was ondertussen naar een marineschip gevlucht en vloog op 13 juli via de Maldiven naar Singapore.

Foto: Nazly Ahmed, op Flickr/CC BY-NC-SA 2.0, ongewijzigd.

Links perspectief ontbreekt

De “Aragalaya” (“strijd” in het Singalees, de taal van de grootste etnische groep van Sri Lanka) had geen duidelijke leider of woordvoerder, maar verenigde mensen met een afkeer van Gotabaya (“Gota”) Rajapaksa en zijn familie, en die tegelijkertijd vastberaden waren “het systeem” te veranderen. Er moest een einde komen aan de enorme macht van de president en daarvoor moest er een nieuwe grondwet komen.

De Aragalaya bekritiseerde het kapitalisme en zelfs het neo-liberalisme niet. Het verzet beschouwde vaststelling van prijzen door kartels, privatisering, aantrekking van buitenlands kapitaal en exportgerichte groei als vanzelfsprekend. Hooguit wilden de activisten vasthouden aan gratis gezondheidszorg en onderwijs en aan de sociale programma’s van de Sri Lankaanse verzorgingsstaat, voor zover die nog niet wegbezuinigd waren.

De samenstelling van het verzet was op iedere pleinbezetting verschillend. Maar als je kijkt naar de oudste en grootste pleinbezetting, die vóór het kantoor van de president, dan zie je dat de meeste activisten Singalees en boeddhistisch waren, dat hun leeftijd hoofdzakelijk tussen de twintig en de veertig lag, dat zij vooral bestond uit zelfstandigen en aankomende beoefenaars van vrije beroepen, maar dat er ook studenten uit de lagere middenklasse, dagloners, stedelijke armen, gepensioneerden, gehandicapten, vakbondsleden, geestelijken en leden van de LGBT-gemeenschap aanwezig waren.

De demonstranten waren overwegend man, hoewel er meer vrouwen te zien waren dan in de vakbonden en bij de linkse partijen. Ook zag je bezoekers uit de verschillende etnische en godsdienstige gemeenschappen die Sri Lanka rijk is. Iedereen kreeg energie van deze unieke beweging.

Toch was de actieve deelname van arbeiders, boeren, vissers en plantagearbeiders minimaal. Zelfs linkse activisten uit deze kringen zijn er niet in geslaagd om de algemene vraag binnen de Aragalaya naar acute economische hulp te overstijgen, of om een agenda op te stellen die verder ging dan regimewisseling en een nieuwe grondwet. Links had simpelweg geen programma of strategie voor de sociaal-economische verandering van de samenleving en het opbouwen van macht van de werkende mensen.

Foto: Nazly Ahmed, op Flickr/CC BY-NC-SA 2.0, ongewijzigd.

De oorzaken

Zoals hierboven beschreven, veroorzaakte het acute gebrek aan deviezen dagelijkse stroomonderbrekingen, prijsverhogingen, lange rijen wachtenden voor de winkels en gebrek aan brandstof. Deze pijnlijke, dagelijkse problemen vormden de directe aanleiding tot de opstand. De woede over het autoritaire, corrupte, incompetente bewind van de Rajapaksa-familie kwam daar nog bij. Maar de werkelijke oorzaken van de economische problemen lagen dieper.

De regering wijst graag naar externe oorzaken zoals de coronapandemie, waardoor het toerisme terugliep. Of naar de oorlog tussen Rusland en de Oekraïne, omdat beide landen belangrijke afnemers waren van Sri Lankaanse Ceylon-thee en omdat er veel toeristen vanuit deze twee landen naar Sri Lanka kwamen; of naar de recente wereldwijde prijsverhogingen van aardolieproducten en aardgas, voedsel (tarwe, maïs, melkpoeder, suiker) en kunstmest.

De rechtse oppositiepartijen geven liever de schuld aan het wanbeleid van de regering, zoals de verlaging van de belastingen na de presidentsverkiezing in 2019, waardoor de inkomsten van de overheid halveerden. Of aan het invoerverbod op kunstmest en bestrijdingsmiddelen voor de ondoordachte campagne om in één klap heel Sri Lanka over te laten schakelen op biologische landbouw, waardoor de oogsten van thee en rijst mislukten; of aan het in omloop brengen van teveel geld, waardoor de inflatie steeg; of aan de weigering bepaalde maatregelen te nemen die het IMF eiste als voorwaarde voor verdere schuldhulpverlening.

De Indiase economieprofessor Jayati Ghosh wijst er op dat de ontberingen waaronder een groot gedeelte van de Sri Lankaanse bevolking op dit moment lijdt, voor een belangrijk deel te wijten zijn aan het beleid van het IMF, de Wereldbank en andere grote internationale financiële instellingen. Zij stelt: “Deze crisis is niet het gevolg van een paar recente externe en interne factoren, maar is al tientallen jaren in de maak. Sinds Sri Lanka aan het eind van de jaren zeventig zijn ‘open economisch beleid’ invoerde, is het land het Aziatische toonbeeld van neo-liberale hervormingen, net als Chili dat was in Latijns-Amerika. De strategie was om export tot basis van de economische groei te maken, in combinatie met instroom van buitenlands kapitaal. Dit leidde tot een aanzienlijke toename van de schuld in vreemde valuta, iets dat het IMF en de club van Davos actief aanmoedigden.”

Sri Lanka lijdt dus aan een chronisch tekort aan buitenlands geld. Daardoor moet het land telkens opnieuw, nu al voor de zeventiende keer, bij het IMF aankloppen voor een lening om het gat te dichten. Maar zoals bekend stelt het IMF strenge eisen die voordelig zijn voor grote (buitenlandse) bedrijven en banken en rampzalig voor de armen in het land. Zo worden buitenlandse concerns in Speciale Economische Zones in de watten gelegd met allerlei belastingvoordelen en krijgt de bevolking bezuinigingen op de gezondheidszorg en het onderwijs te slikken.

Maar het ergste is dat de ontwikkeling van de economie door het IMF bepaald wordt in plaats van door de regering, of liever nog: door de bevolking van Sri Lanka. Terwijl de economie gericht zou moeten worden op het produceren van alles wat de bevolking van het land zélf dringend nodig heeft, zodat dit niet meer geïmporteerd hoeft te worden, bepaalt het IMF doodleuk dat het land zich dient te richten naar de wensen van (buitenlandse) miljardairs.

Foto: Nazly Ahmed, op Flickr/CC BY-NC-SA 2.0, ongewijzigd.

Terugslag

Maar laten we terugkeren tot het strijdtoneel in Colombo. Op 9 juli protesteerden daar 100.000 Sri Lankanen en veroverden demonstranten het kantoor van president Rajapaksa, die de wijk genomen had naar een marineschip. Tegen alle verwachtingen in besloot premier Ranil Wickremesinghe zijn functie niet neer te leggen. Toen dit bekend werd, trokken spontaan grote aantallen demonstranten naar de privéwoning van de premier en werden ze daar aangevallen door de politie. Later ging het huis in vlammen op, merkwaardig genoeg onder het oog van de politie.

Toen Wickremesinghe voet bij stuk hield en zei aan de macht te zullen blijven, volgden op 13 juli heftige demonstraties bij zijn kantoor. Ondanks de inzet van traangas en waterkanonnen kon de politie niet verhinderen dat de activisten ook dit kantoor veroverden.

De Aragalaya eiste algemene verkiezingen op korte termijn. Ondertussen zou een interim-regering van alle partijen onder leiding van een interim-president en -premier alvast de meest noodzakelijke hervormingen moeten doorvoeren. De macht van de president zou beperkt moeten worden, er zouden financiële steunmaatregelen moeten komen voor de bevolking en de economie zou zoveel mogelijk gestabiliseerd moeten worden. Het verzet ontruimde intussen in de week van 14-20 juli vrijwillig de bezette gebouwen.

Op 21 juli echter, koos het parlement Wickremesinghe tot president. Dat was een grote terugslag voor de activisten. Met een heftige campagne hadden zij de ene autoritaire, neo-liberale president verjaagd, om nu opgescheept te worden met een ander, maar gelijksoortig staatshoofd.

Binnen enkele uren na de eedaflegging op 21 juli stuurde de kersverse president het leger af op de pleinbezetters vóór het kantoor van de president, het levendige, inspirerende GotaGoGama. De noodtoestand werd afgekondigd, activisten werden gearresteerd en journalisten lastig gevallen. In de officiële media worden de demonstranten weggezet als “fascisten” of “anarchisten”, “gefinancierd door westerse regeringen en ngo’s”.

Op 29 juli waren er in verschillende plaatsen in het land (Jaffna, Mannar en Batticaloa) solidariteitsprotesten van maatschappelijke organisaties, vrouwengroepen, christelijke geestelijken, mensenrechtenactivisten en mensen uit de Tamil- en moslimgemeenschap, die opriepen tot de vrijlating van alle gevangenen en tot beëindiging van de repressie. Ook zijn er solidariteitsacties van Sri Lankaanse gemeenschappen in het buitenland geweest.

Eind augustus zegde het IMF een lening van bijna 3 miljard dollar toe. Begin september keerde de gehate voormalige president Gotabaya Rajapaksa, zeven weken na zijn vlucht, onder zware bewaking terug naar Sri Lanka: een klap in het gezicht van alle activisten. Ondertussen duurden de tekorten aan brandstof, medicijnen en voedsel voort en heeft de regering de terugbetaling van 7 miljard dollar buitenlandse schuld, die zij dit jaar had moeten aflossen, opgeschort.

Het laatste woord over de Aragalaya in Sri Lanka is nog niet gezegd, maar de bevolking zal ongetwijfeld veel inspiratie blijven putten uit de schitterende campagne tegen haar autoritaire en corrupte leiders.

Foto: Nazly Ahmed, op Flickr/CC BY-NC-SA 2.0, ongewijzigd.

Niet alleen Sri Lanka …

Econoom Ghosh waarschuwt dat het, wat de heftige economische problemen betreft, niet bij Sri Lanka alleen zal blijven, omdat veel meer landen moeite hebben hun internationale leningen af te lossen. “Sri Lanka is slechts de voorbode van de komende storm van schuldproblemen. (..) Libanon, Suriname en Zambia zijn al formeel niet in staat gebleken een lening op tijd af te lossen; Belarus staat op het punt dit te doen; en Egypte, Ghana en Tunesië kampen ook met ernstige schuldenproblemen.” Het gevolg daarvan zal devaluatie zijn, waardoor de prijzen gaan stijgen en de economie stagneert. Miljarden mensen zullen vervolgens steeds vaker te weinig geld hebben voor een minimum aan voedsel en gezondheidszorg. “Materiële onzekerheid en sociale spanningen zijn dan onvermijdelijk.”

Jan Paul Smit

Bronnen