Bruin I blijft fanatiek bezig met uitzetten van Somaliërs richting oorlog, armoede en hongerdood

In deze Haagse kantoren, van de Dienst Terugkeer en Vertrek, worden door gezichtsloze ambtenaren deportaties georganiseerd.
Opnieuw heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een halt toegeroepen aan het keiharde deportatiebeleid van de EU-landen. Op 28 juni bepaalde het hof in een zaak van twee Somalische vluchtelingen tegen Groot-Brittannië dat uitzetting naar de Somalische hoofdstad Mogadishu in strijd is met het Europese mensenrechtenverdrag. Onder druk van die uitspraak moest minister Gerd Leers van Immigratie en Asiel tandenknarsend zijn beleid “aanpassen”, waarbij hij zich in allerlei bochten wringt om de deportaties toch zoveel mogelijk te laten doorgaan.

Somalië is een land in totale chaos en vol geweld. In feite is er zelfs al jaren geen sprake meer van één land en van één centrale overheid. Volgens mensenrechtenorganisaties voltrekt zich in Somalië een steeds groter wordende humanitaire ramp. De bevolking is het slachtoffer van de bloedige burgeroorlog tussen de internationaal erkende overgangsregering en de moslimfundamentalisten. Redenen genoeg dus om alle naar Nederland gevluchte Somaliërs verblijfsrecht te geven. Maar vanzelfsprekend piekert Leers daar niet over. Hij wenst het botte beleid van zijn sociaal-democratische voorganger Nebahat Albayrak, die onder meer het categoriale beschermingsbeleid afschafte en daarmee de hele wereld veilig verklaarde, nog verder aan te scherpen.

Voor een gewone sterveling is het schandalig, triest en lachwekkend tegelijk om te zien hoeveel moeite de christelijke minister doet om er toch maar voor te zorgen dat hij en zijn ambtenaren afgewezen vluchtelingen kunnen dumpen in de hel van Somalië. Mogadishu is weliswaar zo onveilig dat ook Leers moet erkennen dat vluchtelingen daar niet zomaar kunnen worden gedropt. Maar hij probeert ondertussen om zoveel mogelijk categorieën vluchtelingen te verzinnen die volgens hem in andere delen van Somalië “een vestigingsalternatief” hebben, dat wil zeggen: een mogelijkheid tot verblijf. Hij denkt daarbij aan vluchtelingen die niet behoren tot “een kwetsbare groep”, zoals alleenstaande vrouwen, alleenstaande minderjarigen en “niet-Somali minderheden”. En aan vluchtelingen die “nauwe familiebanden” hebben in het gebied waar ze naar toe terugkeren, waarbij de familie volgens de minister in staat moet zijn om hen bescherming te bieden. En verder aan vluchtelingen die recentelijk nog in Somalië hebben geleefd of die “in staat kunnen worden geacht zich te gedragen conform de regels die worden opgelegd door de radicaal-islamitische beweging Al-Shabaab, die de controle heeft over grote delen van het land”. Al die vluchtelingen mogen wat de minister betreft dus wel worden gedeporteerd en moeten maar zien hoe ze zich redden in een volledig ontredderd land.

Hoe die droogkloterige regeltjesneukerij van Leers in de praktijk door de IND-ambtenaren getoetst gaat worden, is uiteraard volslagen onbekend. Zeker is alleen dat het om een loterij gaat waarbij vrijwel alle vluchtelingen verliezen. Het misschien wel meest onthutsende onderdeel van het bureaucratische formalisme is de vaststelling van de minister dat Somalische vluchtelingenkampen “vanwege de slechte humanitaire omstandigheden niet als vestigingsalternatief worden aangemerkt”. Met andere woorden: Nederland deporteert vluchtelingen naar een land waar zelfs de vluchtelingenkampen, die toch voor bescherming zouden moeten zorgen, niet veilig zijn.

Harry Westerink