Verdragen verbieden opleggen van dwangarbeid als disciplineringsmiddel

Leidse wethouder De Haan zou in de toekomst wel eens achter de tralies kunnen verdwijnen wegens het opleggen van dwangarbeid.
Het opleggen van dwangarbeid aan uitkeringsgerechtigden is in strijd met het Europese mensenrechtenverdrag en het Verdrag over de afschaffing van gedwongen arbeid. Toch rukt op landelijk en lokaal niveau het verplicht onbetaald werken steeds meer op, als vorm van tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Ook de Raad van State zet daar in een advies zijn vraagtekens bij. Maar VVD-staatssecretaris Paul de Krom van Sociale Zaken ramt stug door met zijn wetsvoorstel Werken naar Vermogen, waardoor dwangarbeid in 2013 over de hele linie dreigt te worden ingevoerd.

Het Verdrag over de afschaffing van gedwongen arbeid is in 1957 aangenomen tijdens een zitting van de International Labour Organisation (ILO), waar ook Nederland lid van is. Volgens artikel 1-c van het verdrag verplichten alle leden zich “tot het afschaffen en niet meer gebruik maken van enigerlei vorm van gedwongen of verplichte arbeid als een middel tot arbeidsdiscipline”. De huidige bijstandsregels en zeker de regels die De Krom via zijn wetsvoorstel wil invoeren, vormen een flagrante schending van dit verdrag. Het is immers in heel Nederland steeds gebruikelijker aan het worden dat bijstandsgerechtigden op straffe van verlies van hun uitkering gedwongen aan het werk worden gezet, met het enkele doel om hen onbetaald werkervaring te laten opdoen en arbeidsdiscipline bij te brengen. Omdat deze dwangarbeid in strijd is met het verdrag, zouden bijstandsgerechtigden dat werk met succes kunnen weigeren door zich daarbij op het verdrag te beroepen. Gemeenten die werklozen gedwongen tewerkstellen, overtreden de internationale regels en dienen teruggefloten te worden. Voor zover bekend, lijkt er zich in Nederland nog vrijwel niemand druk te hebben gemaakt over deze schending door de overheid van het verdrag over de afschaffing van gedwongen arbeid. Daar moet verandering in komen.

Op 20 mei bracht de Raad van State een advies uit over diverse maatregelen waarmee het kabinet Bruin I de bijstandsgerechtigden nog meer wil opjagen richting betaald of onbetaald werk. Volgens de Raad van State staat “de tegenprestatie” die Bruin I aan werklozen wil opleggen op gespannen voet met “internationale verplichtingen”. Die tegenprestatie wordt namelijk niet in het kader van reïntegratie op de arbeidsmarkt verricht, en de bijstandsgerechtigde krijgt bij weigering een sanctie opgelegd. De Raad van State levert er kritiek op dat het kabinet niet is nagegaan of het nieuwe beleid op het gebied van dwangarbeid mogelijk in strijd is met het ILO-Verdrag over gedwongen arbeid uit 1930.

Eerder heeft de rechter al eens geoordeeld dat gemeenten te ver gingen met het opleggen van dwangarbeid aan bijstandsgerechtigden. Wie door gemeente-ambtenaren wordt gedwongen om onbetaald werk te doen, zou hen zelfs kunnen aanklagen wegens “ambtsmisbruik”. Op grond van artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht moet namelijk een ambtenaar “die door misbruik van gezag iemand dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden” worden gestraft met een gevangenisstraf of een geldboete. Nu de dwangarbeid voor bijstandsgerechtigden terrein wint, wordt het hoog tijd om ook al dit soort juridische wapens in te zetten en er druk mee uit te oefenen op de politieke besluitvormng en in de dagelijkse strijd voor een menswaardig bestaan.

Harry Westerink