Bezwaren goed en wel, maar in die leus zit dynamiet (basisinkomen-discussie deel 3)

Logo van het Europees Burgerinitiatief voor het Onvoorwaardelijk Basisinkomen.
Logo van het Europees Burgerinitiatief voor het Onvoorwaardelijk Basisinkomen.

Op de Doorbraak-website komt een buitengewoon interessante gedachtenwisseling op gang over zin en onzin van het onvoorwaardelijk basisinkomen (van nu af aan hier als “basisinkomen” aangeduid): een gegarandeerd inkomen voor iedereen, ongeacht of je betaalde arbeid verricht of niet. Beide geplaatste discussiebijdragen zien er vooral nadelen in. Ik denk dat er in de leus van een toereikend en werkelijk onvoorwaardelijk basisinkomen dynamiet zit. Niet in de formele eis, niet in een beperkte invoering binnen het kapitalisme, maar wel in het idee en in de leus. De kunst is om het idee en de leus op de juiste plek en manier tot ontploffing te brengen om een anti-kapitalistische en anti-autoritaire revolutie en een communistische maatschappij van vrije mensen dichterbij te brengen.

Doorbraak is er enthousiast over dat er meer en meer initiatieven ontstaan in en vanuit kringen van werklozen. De beweging voor een basisinkomen is er daar een van. Het basisinkomen geeft veel mensen hoop dat er echt een uitweg bestaat uit hun dagelijkse ellende. Bij de opbouw van elke beweging is het belangrijk om samen te praten over wat te doen en wat niet.In deze nieuwe reeks discussiestukken probeert Doorbraak helder te krijgen wat de eis van een basisinkomen kan bijdragen aan onze beweging, en wat niet. We hebben de laatste maanden veel positiefs gehoord over het basisinkomen en daarom zijn we onze reeks begonnen met twee kritieken. Die lees je hier en hier. In zijn bijdrage hiernaast reageert Peter Storm daarop.Wil je ook reageren? Dan kan dat natuurlijk kort hieronder, maar ook artikelen die bijdragen aan de discussie worden op prijs gesteld, neem daarover contact op met de redactie: doorbraak@doorbraak.eu

Bart de Baan hamert erop dat een basisinkomen mensen in de positie van van de nationale staat afhankelijke burgers brengt: “de ‘burger’ blijft zodoende afhankelijk van de staat.” Door die staat “te bestendigen” bevestigt men ook nationalisme, plus uitsluiting van bijvoorbeeld geïllegaliseerden. We hebben oplossingen nodig “voorbij geld en voorbij de staat.” Wildcat, een Duitse communistische groep, stelt dat inzetten op het basisinkomen afhankelijkheid produceert, past in een rechtse strategie van loonsverlaging en marginalisering van mensen aan de onderkant, en dat de strijd een top-down-benadering impliceert. Beide stukken bevatten veel waardevols. Ik denk echter dat er een benadering denkbaar is waarmee we als radicale anti-autoritaire anti-kapitalisten uit de hele discussie meer voordeel kunnen behalen.

Uitgangspunt is voor mij hetzelfde streven als Bart de Baan: het verlangen om “voorbij geld en voorbij de staat” te komen. Uitgangspunt is ook de door Wildcat bepleite aanpak: “als we gelijkwaardige, subversieve en emancipatorische strijd willen voeren, dan moeten we van onderop beginnen.” Maar om, van onderop beginnend en aldus strijdend, voorbij staat en geld te komen kan een slim gehanteerd pleidooi voor een basisinkomen wel degelijk een positieve rol spelen, zolang het geen eis wordt die we als smeekbede bij de staat neerleggen en die we vervolgens braaf de uitvoering toevertrouwen, maar het verlangen naar zo’n basisinkomen – echt onvoorwaardelijk, en hoog genoeg – inbouwen in de strijd zelf. Om te zien hoe wel en hoe niet, maak ik eerst een onderscheid van vier niveaus: pleidooi, eis, strijd en invoering.

Onderscheid

Een pleidooi is: ik wil X, om die en die reden. Een eis vertaalt dat pleidooi in: wij eisen X van instantie Y. De strijd is: we vechten voor X, hetzij door instantie Y te dwingen het in te voeren, hetzij door het zelf in te voeren. Uitvoering is: instantie Y – of wijzelf – voeren het uit. Vertaald naar een basisinkomen: je kunt een beargumenteerd pleidooi houden voor een basisinkomen. Je kunt vervolgens invoering van dat basisinkomen gaan eisen, en daaromheen een campagne bouwen. De strijd is: we vechten tot de staat een basisinkomen in voert, of tot bewegingen sterk genoeg zijn om het zelf door te voeren. Met succes bekroond mondt die strijd dan uit in een daadwerkelijke invoering: door de staat, of door sociale bewegingen zelf.

Welnu, de geformuleerde bezwaren gaan in hoge mate over het eisen van het basisinkomen aan de staat, en de uitvoering van de eis door die staat. Die bezwaren zijn geldig. Maar ze zeggen veel minder over de mogelijkheden tot strijd voor het basisinkomen. En ze zeggen echt weinig over het pleidooi dat van deze strijd de inhoudelijke kern vormt. Ik begin daarom eens met dat laatste: dat pleidooi. Het is impliciet een pleidooi voor minstens één aspect van het communisme: je ontvangt naar behoefte.

Behoefte

Een basisinkomen betekent het loskoppelen van welke vorm van verdienste dan ook enerzijds, en het recht op een fatsoenlijk bestaansniveau anderzijds. Dat recht wordt enkel en alleen afgeleid uit je mens-zijn. Dat is de explosieve, communistische kern ervan, hoezeer die ook mag zijn weggeformaliseerd in getallen en procedures. Dat veel voorstanders deze communistische kern niet expliciet maken, dat ze er zeer beperkte bedelcampagnes rondom heen organiseren en er een ingrediënt in lauwe sociaal-democratische en humanitaire soep van maken, is waar. Maar is dat een pleidooi tegen die communistische kern, of tegen bedelcampagnes en lauwe soep?

Een basisinkomen krijg je, in deze redenering, ongeacht of je betaald werk doet: je hoeft het recht erop niet te ‘verdienen’. Je krijgt het ook niet omdat je ’terecht’ niet werkt – vanwege ziekte, ouderdom, arbeidsongeschiktheid, omdat je nog te jong bent, of omdat je geen betaalde baan kunt vinden. Je hoeft dus ook je ‘recht’ op een inkomen niet te ‘verdienen’ door overmacht aan te tonen. Je hebt recht op dit inkomen omdat we samen vinden dat mensen, hun bestaan, hun waardigheid, een doel op zich vormen dat verder niet door externe doelen gerechtvaardigd hoeft te worden. Je bestaat, je leeft. Dus heb je recht op genoeg om te eten, te drinken, te wonen, je te ontplooien, en je te vermaken, te genieten. De maatschappij regelt dat, daar zorgen we samen voor. Klaar.

Het is een basisprincipe dat impliciet breekt met de logica van productiviteit, van werken-voor-de-kost, van plicht, tucht en discipline. In die zin gaat het verlangen onderhuids al “voorbij geld en voorbij de staat” – zelfs als de formele uitdrukking van het pleidooi in geld wordt uitgedrukt. Ja, een basisinkomen van twaalfhonderd euro eisen is een financiële eis die formeel niet “voorbij geld” gaat. De eis voor hogere lonen en uitkeringen gaat ook niet “voorbij geld”. Maar ze is wel deel van een strijd van onder tegen boven, de strijd van de wereld van de mensen tegen de wereld van, inderdaad, het geld, de koopwaar en de bijbehorende staat. Iets soortgelijks kan wel degelijk gelden als we de leus voor een basisinkomen inbouwen in dit soort strijd.

Staat

Via het pleidooi voor een onvoorwaardelijk basisinkomen kunnen ook bezwaren zoals De Baan die maakt – impliciet nationalisme, uitsluiting van geïllegaliseerden – getackled worden. Het principe is nadrukkelijk niet: je bent staatsburger, dus je hebt recht op een basisinkomen. Zoiets zou namelijk nog steeds geen onvoorwaardelijk basisinkomen zijn. Het principe is: je bent mens, dus je hebt recht op een basisinkomen. Ongeacht of je loonarbeid doet, maar ook ongeacht verblijfsstatus, herkomst, nationaliteit. Niemand is uitgesloten. Dat is de strekking van het pleidooi. Niets minder dan dat. Het weerspiegelt iets van die leus: een ieder draagt bij naar vermogen, een ieder ontvangt naar behoefte – maar in die zin dat het bijdragen naar vermogen niet per persoon als voorwaarde voor dat ontvangen naar behoefte wordt gezien. Mensen vormen, door hun mens-zijn, samen de maatschappij. Mensen hebben, vanwege dat mens-zijn, recht op wat ze nodig hebben, op vervulling van hun behoeften. Een basisinkomen dekt de materiële kant van die basisbehoeften en ligt met deze radicale logica in lijn.

Precies daarom wordt het pleidooi dan ook uitgekleed zodra het een aan de staat gestelde eis wordt! Soms hebben voorstanders dat zelf niet door, zoals in het geval van de mensen die elkaar op Facebook juichend berichtten dat Cyprus een basisinkomen doorvoert. Goed lezen toont, zoals Bart de Baan ook laat zien, al snel aan dat hier voor baanlozen echter de plicht aan vasthangt om werk aan te nemen dat de staat je aanbiedt. Geen onvoorwaardelijk basisinkomen dus, maar dwangarbeid van het type waar Doorbraak terecht zo tegen strijdt. Maar ook als deze voorwaarde zou vervallen, dan nog is het realistisch om te verwachten dat staten een basisinkomen toch vast zullen plakken aan burgerschap – met dus mensen die buiten de boot gehouden worden. En eenmaal in staatshanden kan het inkomen verhoogd en verlaagd worden, kan er opeens van onvoorwaardelijk naar voorwaardelijk teruggeschakeld worden, kan intrekking van een basisinkomen als strafmaatregel worden gehanteerd en dergelijke. Iedereen een basisinkomen van de staat laten krijgen betekent iedereen van die staat afhankelijk maken. Dat is echter geen argument tegen een basisinkomen, het is een argument tegen de staat. Elke staat.

Werk weigeren

In de strijd voor een basisinkomen moeten we hier natuurlijk rekening mee houden. Het gaat er eerder om het idee te verbreiden: mensen zouden recht moeten hebben, altijd en overal, om minstens genoeg te hebben om van te leven. Het gaat er minder om een bureaucratisch opgelegd basisinkomen te bereiken. Het gaat er eerder om, bij elke campagne voor loonsverhoging, betere uitkering én tegen dwangarbeid,  dit idee te hanteren. Hey, is dit loon, deze uitkering goed genoeg om van te bestaan? Hey, kan de sollicitatieplicht en de keuringsplicht van deze uitkering worden losgekoppeld? Feitelijk kun je de strijd tegen verplicht werken voor een bijstandsuitkering bezien als een strijd om een uitkering om te zetten in… een basisinkomen. Immers: zonder die arbeidsdwang is er een element van onvoorwaardelijkheid doorgevoerd. Dan moeten alleen die uitkeringen nog een flink eind omhoog, net als de lonen van de meeste werkende mensen. Zo wordt weliswaar niet één basisinkomen doorgevoerd. Maar zo wordt wel gevochten voor een behoorlijk bestaansniveau, en wordt er tegelijk een loskoppeling van inkomen en arbeidsplicht doorgedrukt. Want zodra bijstand een recht is dat je hebt als je geen betaald werk doet – ongeacht de reden daarvoor, en zodra die bijstand genoeg is om te eten, te drinken en je rekeningen van te kunnen betalen, is er ook al een flink stuk druk weggehaald om koste wat koste betaald werk te vinden. Waarom ellendig werk doen tegen een minimumloon, als je zonder gedoe bijstand kunt krijgen? Zo kunnen we de VVD-logica – de uitkeringen omlaag, anders wil niemand meer werken – lekker omkeren: de uitkering omhoog en onvoorwaardelijk, dan kunnen mensen uitbuiting in callcenters en aan lopende band makkelijk weigeren.

Daar zien we meteen een reden waarom een onvoorwaardelijk recht op bijstand, een basisinkomen voor iedereen zonder betaald werk – mits hoog genoeg en echt onvoorwaardelijk –, de ondernemersklasse helemaal niet gaat bevallen. Niemand gaat nog ellendig werk doen voor negenhonderd euro als je – zonder sollicitatieplicht en sanctieregime en verplicht vrijwilligerswerk – duizend euro basisinkomen zou kunnen krijgen, verpakt als bijstandsuitkering of anderszins. Lonen beneden dat basisniveau worden onmogelijk. En mensen die nu elfhonderd euro verdienen in de horeca of verpleging zouden wel eens wat minder angst kunnen voelen om te vechten voor honderd euro erbij. Zelfs als het mislukt, zelfs als ze vervolgens worden weggereorganiseerd, dan nog vallen ze niet meer terug naar het huidige crepeerniveau plus dreiging van sancties en dwangarbeid, maar naar een niveau waarop je nog aardig kunt bestaan. De angst voor werkloosheid, en daarmee het disciplinerend en loondrukkend effect van het “arbeidsreserveleger”, in de woorden van Marx, wordt zo een stuk minder.

Loskoppelen

Dat geldt nog veel meer als iedereen – ook de mensen die wel betaald werk doen – een basisinkomen zouden krijgen. Weliswaar kunnen ondernemers dan zeggen: wij halveren jullie loon, want met je basisinkomen erbij krijg je nog meer dan voor de invoering ervan. Maar de kans dat arbeiders zo’n halvering zouden aanvechten, en daarbij het gegarandeerde basisinkomen als springplank gebruiken, lijkt me toch reëel. Nogal wat mensen zouden wel eens kunnen zeggen: rotwerk doen voor vierhonderd bovenop mijn basisinkomen? Laat maar zitten, tenzij je er zeshonderd van maakt. Invoering van een basisinkomen dat werkelijk onvoorwaardelijk is en hoog genoeg om behoorlijk van te bestaan, gaat dan ook op twee punten tegen kapitaalsbelang en kapitaalslogica in. Het koppelt inkomen los van werken voor de baas. En het maakt arbeiders sterker en weerbaarder in bijvoorbeeld de strijd om hoger loon, het verschuift de balans ten gunste van arbeiders. Mensen worden een stuk minder gedwongen te werken voor een loon als ze sowieso een basisinkomen hebben.

Sleutel hier is natuurlijk “hoog genoeg” en “onvoorwaardelijk”. Dat gaan de bazen niet leuk vinden, en ze zullen zich keihard verzetten als er werkelijk strijd rond dit thema opkomt die verder gaat dan twee bijeenkomsten en een internetpetitie. Terecht schrijft Wildcat: “De sociale en machtspolitieke veranderingen die nodig zijn om een onvoorwaardelijk en toereikend basisinkomen te realiseren (…) zijn (…) zo gigantisch groot dat daarmee meteen ook de revolutie mogelijk is.” Maar precies dat illustreert de explosieve, revolutionaire kracht van het verlangen naar zo’n soort basisinkomen. Een revolutie omvat immers het scheppen van verhoudingen waarin mensen genoeg te eten hebben en te drinken, behoorlijk kunnen wonen, en ook verder in hun materiële behoeften behoorlijk kunnen voorzien. Combineer dit alles met collectieve, rechtstreekse besluitvorming over de gang van zaken, en dus het ontnemen van dit beslissingsrecht aan de huidige machthebbers en bezitters… en je komt al aardig in de buurt van authentiek communistische verhoudingen. Iedereen ruimschoots genoeg, en samen beslissen over wat en hoe, in een wereld die van ons allen samen is.

Terloops

Interessant aan de leus van het basisinkomen is dat hier dus, bijna terloops, een radicale breuk met business-as-usual wordt geformuleerd, met productdivisie, werken voor je inkomen. Het is een communistisch Paard van Troje in het kapitalistische Troje. En het zou zomaar kunnen dat in dat Paard van Troje nog een doos van Pandora zit ook, met allerlei andere verrassingen. Als de logica van het basisinkomen – je bestaansvoorwaarden gegarandeerd krijgen, zonder werkplicht – ingang heeft gevonden, als veel mensen een basisinkomen logisch en wenselijk vinden, dan zijn andere radicale gedachten opeens ook een stuk minder ondenkbaar. Als je mag eten en drinken en wonen zonder voorwaarden, zonder je bestaansrecht te hoeven bewijzen, zou datzelfde dan ook niet moeten gelden voor zorg, onderwijs, metro, tram, bus en trein? Vrije toegang tot inkomen, waarom dan geen vrije toegang tot openbare voorzieningen? Sterker: via vrije toegang tot die collectieve voorzieningen zou je het idee van een basisinkomen voor een deel geldloos kunnen regelen, waarmee we al een beetje meer “voorbij het geld” geraken. Je laat dan de letterlijke invulling van het basisinkomen los, maar hanteert het onderliggende idee om iedereen toegang tot voorzieningen en bestaansmiddelen te helpen bieden. Zo verandert de leus van een keurig reformistisch programmapunt in sociaal dynamiet. En dat gaat nog verder: als je materiële basisbehoeften gegarandeerd vrij beschikbaar maakt, kan dat dan ook niet gelden voor de andere kant: het verrichten van werkzaamheden? Een onvoorwaardelijk inkomensrecht aan de ene kant, een onvoorwaardelijk recht op activiteiten die je zelf bepaalt anderzijds? Ontvangen naar behoefte, bijdragen naar vermogen, jouw eigen vermogen waar dus je wil bij is inbegrepen – en niet naar wat de staat en/of de bedrijven van je eisen? “Het zijn deze radiale anti-kapitalistische implicaties van het idee basisinkomen die elke klassenbewuste kapitalist zullen doen huiveren van het idee”, schreef ik eerder.

Het inpakken van het basisinkomen in een top-down-strategie, een aanpak van smeekbedes gevolgd door bureaucratisch beheerste en voor kapitaalsbelangen geïnstrumentaliseerde uitvoering is natuurlijk volstrekt ongeschikt om zoiets als bovenstaande doelen dichterbij te brengen. Maar dit zegt iets, niet over de leus van het basisinkomen, maar over die top-down-strategie, over kapitaalsbelangen, over de staat en haar regulerend, repressief en inkapselend vermogen. Al die dingen zijn inderdaad funest. Al die dingen zijn echter ook te bestrijden. Maar weerlegt dat die eis tot een onvoorwaardelijk en toereikend basisinkomen? En is het echt onmogelijk de leus van zo’n basisinkomen op een zodanige manier in de sociale strijd naar voren te brengen dat die strijd er sterker van wordt en het bewustzijn van de revolutionaire doelen die de strijd zou moeten hebben, groter? En nog iets: als we de staat geen basisinkomen kunnen toevertrouwen, wat is er dan op tegen om het zelf te doen?

Peter Storm
Blogger op de website Ravotr.