Onderteken ook de open brief met kritiek op het onderzoek naar de koloniale oorlog tegen Indonesië!

Logo.
Logo.

Jeffry Pondaag en Francisca Pattipilohy hebben het initiatief genomen tot een open brief met een grote hoeveelheid bezwaren tegen het onderzoek “Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950”. Hieronder de tekst van de open brief, die vergezeld gaat van een bijlage (pdf). Histori Bersama biedt een platform voor de open brief. Iedereen die de bezwaren tegen het onderzoek wil ondersteunen, kan de open brief ondertekenen door dat voor 15 november te laten weten aan Histori Bersama via: info@historibersama.com. Doorbraak heeft dat inmiddels gedaan. De open brief wordt verstuurd naar de ministeries van Algemene Zaken, van Defensie en van Buitenlandse Zaken, naar de Indonesische ambassade, Indonesische ministeries en Indonesische universiteiten, naar Nederlandse en Indonesische media, en naar de drie instituten die het onderzoek uitvoeren (KITLV, NIMH en NIOD).

Hierbij vragen wij uw aandacht voor de bezwaren die zijn gerezen tegen het Nederlandse onderzoeksproject “Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950”. Onderstaand commentaar is een reactie op de onderzoeksopzet zoals deze op de website van het project is geplaatst en zoals de opzet door de drie instituten, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlandse Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), op 14 september jl. in Amsterdam werd gepresenteerd.

Vooropgesteld dat meer onderzoek naar deze periode toe te juichen is, richten wij onze bezwaren op de politieke besluitvorming en de manier waarop het onderzoek nu opgezet en geleid wordt. Kort gezegd stellen wij dat deze studie niet onafhankelijk is en menen wij dat de opzet cruciale zaken buiten beschouwing laat.

Aanleiding onderzoek

Allereerst een aantal vragen en opmerkingen wat betreft de aanleiding voor het plotseling overstag gaan van de Nederlandse regering. Na een eerste afwijzing in 2012 besloot de overheid eind vorig jaar om alsnog nieuw onderzoek naar 1945-1949 te financieren. De publicatie van “De brandende kampongs van generaal Spoor” zou de doorslag hebben gegeven. De vraag is echter waarom specifiek dit promotieonderzoek van Rémy Limpach de regering overtuigde. Bracht Limpach werkelijk totaal nieuwe feiten aan het licht waardoor de regering eind 2016 tot inzicht kwam? Zou zijn publicatie ook tot grootschalig onderzoek hebben geleid als de rechtszaken van stichting Komite Utang Kehormatan Belanda (K.U.K.B.) de Nederlandse staat niet tot compensaties en excuses had gedwongen? Dit zijn cruciale vragen gezien de dubbele rol van het overheidsinstituut NIMH waar Limpach aan verbonden is. Zoals bekend voert K.U.K.B. sinds 2008 succesvolle rechtszaken tegen de Nederlandse staat, waarvan een deel nog loopt. Daarnaast werden ook de drie Nederlandse instituten door de rechtszaken met de neus op de feiten gedrukt, zij hebben niet spontaan voor nieuw onderzoek gepleit. De vraag is dus waarom de overheid pas na de publicatie van Limpach groen licht heeft gegeven voor nieuw onderzoek.[1] Het omarmen van Limpachs studie enerzijds en het negeren van K.U.K.B. anderzijds is precies waar het wringt en waar onduidelijkheid over bestaat.

Belangenverstrengeling

Het lijkt geen toeval te zijn dat de regering overstag is gegaan door de studie van een onderzoeker die onder het ministerie van Defensie valt. Het discutabele aan de deelname van het NIMH aan het nieuwe onderzoek is dat Limpach en zijn team verantwoordelijk zijn voor de historische verificatie van de Indonesische claims.[2] Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat zijn proefschrift (oorspronkelijk in het Duits geschreven) eerder nog onder embargo werd geplaatst totdat de Nederlandse vertaling gereed zou zijn. Liesbeth Zegveld, die als advocate van de Indonesische nabestaanden optreedt, protesteerde hiertegen in oktober 2015 omdat zij het onterecht vond dat de staat hierdoor een voorsprong in kennis had. De regering kon immers voor de verdediging steunen op de expertise die Limpach inbracht. De dubbele rol van het NIMH en Limpach wekken sterk de schijn van belangenverstrengeling. Toen de Nederlandse regering in 1996 opdracht gaf om onderzoek te doen naar de rol van het Dutchbat in Srebrenica werd het NIMH daar bewust niet bij betrokken. Waarom wordt hier nu geen rekening mee gehouden?

De afstand die het onderzoeksteam houdt ten opzichte van K.U.K.B. is tekenend. Zo is de stichting niet benaderd om deel te nemen aan het klankbordoverleg. Ook werd voorzitter Jeffry Pondaag niet uitgenodigd om tijdens de kick-off te vertellen over wat hem drijft en waarom hij zich al die jaren actief met het onderwerp bezighoudt. Overigens moet hierbij worden opgemerkt dat het promotieonderzoek van Limpach door een buitenlandse universiteit is gefinancierd en het NIMH het onderzoek pas heeft omarmd toen de rechtszaken, en de bijbehorende excuses en compensaties, een politieke realiteit waren geworden.

Overheid stelt voorwaarden

Los van de rechtszaken en het NIMH is het eveneens zorgelijk dat politieke onderhandelingen zijn gevoerd om bepaalde onderwerpen prominent op de onderzoeksagenda te plaatsen. Dat het Indonesische geweld tijdens de zogeheten “Bersiap-tijd” nu nadrukkelijk aandacht krijgt, was een onderhandelingseis van de VVD die over de koloniale oorlog spreekt als “waar twee vechten, hebben twee schuld”.[3]

NIOD-directeur Frank van Vree schreef op 9 februari 2017 aan de Tweede Kamer dat de drie instituten zich uitstekend kunnen vinden in de inhoudelijke voorwaarden die het kabinet had gesteld. Wat opvalt, is dat de opzet precies aansluit bij de wensen en de visie van de regering, die op hun beurt inspiratie lijken te hebben geput uit de onderwerpen die Limpach in het slotwoord van zijn boek aandraagt.[4] Blijkbaar betaalt de regering niet slechts, maar bepaalt deze ook de inhoud. Op zijn minst is er sprake van een nauwe samenwerking tussen opdrachtgever en uitvoerder. Wij vrezen dat de studie op deze manier niet onafhankelijk kán zijn.

Kolonialisme geen punt van analyse

Hoewel oud-minister Ben Bot al in 2005 zei dat Nederland met de koloniale oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond, laat de huidige onderzoeksopzet niet zien dat met deze uitspraak werkelijk de knop is omgezet. Het onderzoek begint bij de analyse van het geweld aan beide kanten, maar neemt het feit dat een koloniale oorlog werd gevoerd voor kennisgeving aan. Met het onderzoek denkt men het Nederlandse geweld te kunnen verklaren door de brede context van de naoorlogse dekolonisatie te bestuderen op (internationaal) politiek, bestuurlijk, justitieel en militair niveau. Echter, wij stellen dat het uitgangspunt zou moeten zijn dat de kolonie Nederlands-Indië om te beginnen al geen legitieme regering had. Nederlandse militairen die zich niet direct aan oorlogsmisdaden schuldig maakten, waren net zo goed onrechtmatig in Indonesië. KITLV-onderzoeker Henk Schulte Nordholt vatte treffend samen waar het wringt in de Nederlandse omgang met het koloniaal verleden: “de koloniale aanwezigheid zelf is geen punt van analyse. Als het over geweld gaat, praten we graag over excessen, een incident, een overgangsverschijnsel, eigenlijk in termen van een ongelukje, terwijl dat veel fundamenteler was…. iets wat Nederlandse geschiedschrijvers niet graag willen zien.”[5] Schulte Nordholt zei dit zeventien jaar geleden, maar anno 2017 is zijn commentaar nog steeds actueel.

Het punt is dat de koloniale mind-set van toen (en hoe dit doorwerkt tot nu) niet als zodanig wordt geproblematiseerd. Zo wordt niet duidelijk hoe die moeizame verwerking van de oorlog in verband staat met de continuïteit van de koloniale mentaliteit. Onderzoek naar de periode 1945-1949 dient naar onze mening in elk geval rekening te houden met de volgende punten:
1) De onderzoekopzet moet de koloniale context als uitgangspunt nemen, alsmede de invloed van het kolonialisme op de verhoudingen en het denken van vandaag de dag.
2) De Indonesische onderzoekers verdienen een autonomere en prominentere rol.
3) De regering kan geen inhoudelijke voorwaarden stellen en aanverwante instanties of militairen dienen zich niet met het onderzoek naar dit politiek gevoelige onderwerp te bemoeien. In plaats van het NIMH zouden externe relevante instituten en organisaties betrokken moeten worden.
4) De samenvattende synthese kan onmogelijk door één persoon geschreven worden. Wij vinden de keuze voor KITLV-directeur Gert Oostindie als schrijver van de samenvatting niet te verantwoorden, aangezien hij geen Indonesië-kenner is.

Jeffry Pondaag en Francisca Pattipilohy

De open brief is ook te lezen in het Indonesisch en het Engels.

Noten
[1] In de brief van 2 december 2016 verklaarde het kabinet dat de studie van dr. Limpach de doorslaggevende factor was om alsnog grootschalig onderzoek te financieren. De passage met betrekking tot de rechtszaken benadrukt vooral de welwillendheid van de regering en niet de herhaalde afwijzing van claims en twijfels bij bewijsmateriaal: “Het maatschappelijke debat is sinds 2009 ook in de rechtszaal voortgezet. In 2011 wees de rechtbank Den Haag claims van weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in Rawagedeh toe. In 2013 stelde het kabinet een tijdelijke regeling vast voor de schadevergoeding aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies. Deze regeling is in 2015 met twee jaar verlengd. Voorts gaf het kabinet het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in augustus 2016 toestemming om de gegevens over 350 onderzochte geweldsincidenten voor lopende rechtszaken openbaar te maken.” Het kabinet stelde vervolgens dat het onderzoek zich niet diende te beperken tot de geweldpleging door alle partijen maar zich vooral ook moest richten op: “de brede context van de naoorlogse dekolonisatie (inclusief samenleving) en het politiek, bestuurlijk, justitieel en militair optreden in 1945–1949 in voormalig Nederlands-Indië /Indonesië, zowel vanuit Haags als vanuit lokaal perspectief. Het is belangrijk dat een vervolgonderzoek een integrale benadering hanteert en dieper ingaat op zaken die aan bod zijn gekomen in de studie van dr. Limpach. De geweldsspiraal tijdens de zogenaamde “Bersiap” zal in een onderzoek worden betrokken. Ook de politieke besluitvorming in Den Haag over de dekolonisatie, de brede steun in Nederland voor het behoud van de relatie met Nederlands-Indië/ Indonesië en de uitzending en het optreden van de Nederlandse militairen, de beperkte informatievoorziening, als ook de nasleep na 1949 en de veteranenzorg, verdienen nader onderzoek.” Dit overheidsadvies is een op een overgenomen, te zien aan de deelonderzoeken op de website van het project “Dekolonisatie geweld en oorlog 1945-1950”.
[2] Over de exacte rol van het NIMH in de rechtszaken tegen de Nederlandse staat, verklaarde de rechtbank in den Haag op 27 januari 2016: ”Daarnaast doet het NIMH… aan de hand van historische bronnen en archiefstukken onderzoek naar de historische achtergronden en de aannemelijkheid van de stellingen van claimante… Het NIMH adviseert de betrokken ministeries over de historische verifieerbaarheid. Volgens de door de staat gegeven toelichting wordt dit advies niet op schrift gesteld, maar worden de bevindingen mondeling besproken met alle betrokkenen.” Zie uitspraak rechtbank Den Haag met betrekking tot de Zuid-Sulawesi-zaak.
[3] “Kabinet: nieuw onderzoek naar geweld in Indonesië eind jaren veertig”
[4] Rémy Limpach, “De brandende kampongs van generaal Spoor” (Amsterdam 2016), blz. 780. Website project, brief Frank van Vree aan de Tweede Kamer (9 februari 2017).
[5] Ovt.