Passieve demo­cratie

Lijphart identificeerde een aantal politieke spelregels die hij als sleutel zag voor politieke elites om het volk passief en het land beheersbaar te houden. Veel van deze spelregels maken nog steeds deel uit van de huidige politiek cultuur, zij het soms in gewijzigde vorm. De belangrijkste daarvan is dat politiek zich zoveel mogelijk moet beperken tot het besturen: politiek moet zakelijk, pragmatisch en resultaat gericht zijn. We zien het nog immer terug in een voorkeur voor een zeer technische benadering van politiek. We hoeven alleen maar te denken aan de vele televisiedebatten waar politici aan de tand worden gevoeld over de details van de financiering van deze of gene beleidsmaatregel. Een retorische traditie zoals bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, ontbreekt geheel in Nederland. Alles wat niet in de nauwe bandbreedte valt van wat pragmatici als acceptabele politiek zien, wordt denigrerend afgedaan als populisme of ‘politiek voor de bühne’ (een veelzeggende uitdrukking: alsof goede politiek geen publiek, geen toeschouwers kan verdragen). Onderdeel van deze politieke cultuur, zo stelde Lijphart, is dat de belangrijkste besluiten zoveel mogelijk achter gesloten deuren genomen worden, buiten het bredere publiek om. Dit is de welbekende achterkamertjespolitiek, die telkens weer naar voren komt bij formatie- en crisismomenten. Partijen zijn er in Nederland ook niet op gericht de eigen achterban te mobiliseren; het omgekeerde is eerder het geval. In de toeloop naar het Sociaal Akkoord was bijvoorbeeld in de kranten te lezen, dat het een van de doelstellingen van het overleg was, om te voorkomen dat mensen de staat op zouden gaan.

Merijn Oudenampsen in Passieve demo­cratie (Konfrontatie)