Ik ben seksistische opmerkingen echt spuugzat (en ander seksistisch gedrag ook)!

Vrouwenstrijd.
Vrouwenstrijd.

Okee, eerst even twee misverstanden uit de weg helpen. Ten eerste gaan seksistische opmerkingen dus niet per se over seks. Blijkbaar zijn er nog steeds veel mensen die verward raken van het begrip. Seksisme is het achterstellen van vrouwen ten opzichte van mannen, en dat kán gaan over seks, maar dat hoeft dus niet. Ten tweede is seksisme niet alleen iets van de droeftoeters op GeenStijl en andere verwante haatsites. Het is namelijk niet voorbehouden aan rechtse mensen. In mijn eigen sociale leven, dat zich voornamelijk in linkse of zichzelf als progressief definiërende kringen afspeelt, kom ik het ook telkens tegen. En niet bij maar één persoon, bij slechts één onderdeel van mijn leven, nee, het sijpelt overal door. En het is lang niet altijd bespreekbaar. Veel mannen reageren erg defensief, en seksisme benoemen wordt dan, net als racisme benoemen bij witte mensen, als erger ervaren dan de misstand zelf.

De meeste mannen zijn namelijk ook tegen seksisme, wist u dat? Sommigen noemen zichzelf zelfs feministen. Als ik seksisme bij hen wil aankaarten, dan moet ik niet “zo algemeen praten”, maar met “concrete voorbeelden” aankomen. Ik moet daarbij natuurlijk “niet te snel op de kast zitten”, of mezelf “als slachtoffer gedragen”, stel je voor. En ik moet ook niet “overgevoelig” zijn, dat snap ik toch wel? Sommige mannen in mijn omgeving weten namelijk zelf heel goed wat seksisme is, hoeven dat van mij echt niet te horen, en willen, behulpzaam als ze zijn, het me ook nog wel een keer uitleggen. Fijn, hè?

Maar ik* ben seksisme echt heel erg zat. Ik ben het zat om mannengrappen te moeten aanhoren over vrouwenbillen, vrouwendijen, vrouwenborsten. Die grappen gaan dus over mijn lichaam. Ik wil de “grappen” over vis, of anderszins refererend aan vagina’s, ook niet meer horen. Ja, die zijn dus bewust vernederend voor vrouwen. Ik hoef niet voor de zoveelste keer van de zoveelste man te horen dat als hij “borsten zou hebben hij daar de hele dag mee zou spelen” (inclusief obsceen gebaar). In werkelijkheid worden mannen met borsten uitgelachen of uitgescholden, en vrouwen in een mannenlichaam in elkaar geslagen of erger. En nee, ook als je zelf op vrouwen valt, speel je niet de hele tijd met je eigen borsten, dat is slechts een heteromannenfantasie. Ik wil niet dat mijn lichaam of delen daarvan tot lustobject worden gemaakt voor en door mannen. Ook niet op billboards in de stad. Die snelle blik die ik soms met vrouwen heb gewisseld tijdens zo’n mannenuiteenzetting, zegt genoeg: veel vrouwen worden doodmoe van dit soort ongevraagde “grappen” of “complimenten”. Ik ben het echt beu om ingedeeld te worden als “benepen burgertrut” of “zure muts”, als ik hier niet “gezellig” om meelach, of stel je voor: er iets van zeg. Ik wil niet “begrijpen” dat er “niets mee wordt bedoeld” (want waarom zeg je het dan), of dat “het maar een grapje was”. Ik ben er ook klaar mee te moeten aanhoren dat “vrouwen zoveel zeiken” (dus houd je mening over dit stuk maar voor je als je dat vindt), een opmerking van heteroseksuele mannen die zelf de hele dag over hun vriendinnen lopen te klagen. En ik heb er ook genoeg van om te horen hoe ik eruit moet zien, welke haren ik weg moet halen (en welke niet), en dat ik niet moet spugen op straat (want “dat doen vrouwen niet”). Ik. Maak. Dat. Zelf. Wel. Uit.

Betutteling

Ik wil niet de verantwoordelijkheid moeten dragen voor alle vrouwen als ik iets doe dat als niet typisch “vrouwelijk” wordt gezien. Als ik het goed doe, dan ben ik een individuele uitzondering. Maar oh wee als ik of een andere vrouw het niet goed zou doen, dan bevestigt het gelijk alle vooroordelen. En dan heet het weer: “vrouwen zijn niet technisch”, “vrouwen kunnen niet autorijden”, “vrouwen kunnen geen knopen doorhakken”. Het wordt gelijk toegeschreven aan mijn gender. Die dingen wel goed doen, legt zodoende een veel hogere druk op mij dan op individuele mannen (die helemaal niet per se technisch zijn, kunnen autorijden, of knopen kunnen doorhakken). Vrouwen die een zogenaamd “mannenberoep” uitoefenen, moeten iedere keer opnieuw vechten om serieus genomen te worden. Nog steeds kom ik overal mannen tegen die dingen uit mijn handen trekken, letterlijk, want “het is zwaar”. Als je mij in mijn waarde laat, dan kan ik heel goed aangeven wat ik wel of niet kan tillen. En verreweg de meeste potjes jam, appelmoes of augurken krijg ik heel goed zelf opengedraaid, dank u wel.

Maar moet je daar sommige mannen eens op wijzen. Dan krijg je zwaar beledigde reacties. “Ik bedoel het toch goed”, “ik wil je alleen maar helpen”, een enkeling zelfs op het agressieve af. Gemeen is het dat ik me tegen hen verzet, niet? Tegen hun echt wel zuivere intenties. Logisch toch dat ze verontwaardigd reageren? De totale betutteling die van dit gedrag uitgaat, het structurele paternalisme van mannen naar vrouwen, ontgaat hen blijkbaar volkomen, overtuigd als ze zijn dat zij precies diegenen zijn op wie ik zat te wachten. Oh die lange mannentenen!

Soms word ik heel kwaad, soms word ik heel moe hiervan. Ik heb niet altijd de moed of de energie om tegen de stroom in te roeien. Als iemand die dichtbij staat, gepijnigd reageert op mijn reactie dat ik zijn opmerking niet okee vind, dan voel ik me soms schuldig. Ik wil die persoon om wie ik geef geen pijn doen. Tegelijkertijd is het des te kwetsender voor mij dat juist die mannen niet begrijpen wat het mij doet dat zij dat soort rotgedrag vertonen. En het is dan ook niet vooral mijn verantwoordelijkheid. Mannen die zichzelf links noemen, mannen die zichzelf feministisch noemen, of solidair met vrouwenstrijd zeggen te zijn, ga bij jezelf te rade. Spreek je medemannen erop aan! En niet alleen als er vrouwen in de buurt zijn, of als lippendienst aan het feminisme (terwijl je eigenlijk hoopt je gesprekspartner in bed te krijgen). Er is natuurlijk een stuk meer nodig om de structurele machtsongelijkheid van het patriarchaat** omver te werpen, maar vertel mij niet dat dit niet óók belangrijk is. Dit is namelijk wel een van de te nemen stappen.

Want ik denk namelijk niet dat alle mannen zo (willen) zijn. Ik heb een aantal zeer fijne kameraden (m), en ook woon ik er met één samen die heel solidair is met vrouwenstrijd, solidair met het feminisme. Maar ook hij is wel eens een eikel. Urenlang hebben we gepraat over dit soort onderwerpen, jarenlang. Het kostte ons beiden veel inzet om elkaar te begrijpen. Van hem heb ik geleerd hoe strak het mannenkeurslijf is. Hoe moeilijk het is om jezelf te onttrekken aan stoere mannenpraatjes. Want hoeveel ruimte is er nu eigenlijk voor mannen en jongens die daar niet aan willen meedoen? En hoeveel mannen buigen daarom hun hoofd voor de seksistische klaagzang dat “er tegenwoordig niks meer gezegd mag worden”? Want er is een prijs om te betalen. De consensus mag niet worden doorbroken. Want dan is hij een man die “bij zijn vriendin onder de plak zit”, een “sukkel” of “naïeveling”, een “rare kwiebus”, een “softie” of een “watje”. Of de ook alomtegenwoordige homohaat wordt tevoorschijn gehaald. Als je de vrouwenhaat niet omarmt, dan kunnen de rijen zich voor je sluiten. Want net zoals ik “moet” lachen over seksistische grappen, “moet” hij dat ook. Of in ieder geval de mond dicht houden.

Maar onze posities zijn wel fundamenteel anders. Neem nu de dreiging van seksueel geweld. Die is echt. De cijfers liegen er niet om. Meer dan veertig procent van de vrouwen in Nederland heeft ooit te maken gekregen met een vorm van fysiek seksueel geweld. Dat is bijna een op de twee dus. Bij mannen is dit dertien procent. Overigens zijn deze percentages hoger bij vrouwen en mannen die homo- of biseksueel of transgender zijn. Een op de acht vrouwen is in haar leven verkracht. In meer dan negentig procent van de gevallen van seksueel geweld (bij beide genders) is de dader een man. En het meeste seksuele geweld komt van bekenden (acht van de tien keer), zo blijkt telkens weer.

Slet

Van kinds af aan wilde mijn moeder me leren dat ik ’s avonds niet alleen over straat moest lopen. Toen ik in een hostel werkte, probeerde ze me over te halen om op mijn werk te blijven slapen na een avonddienst. Ze vertelde me dat omdat ze me wilde beschermen. Ik leerde ervan dat gevaar altijd op de loer ligt voor vrouwen. Vrouwen worden voortdurend, goedbedoeld of niet, duidelijk gemaakt dat wij iets aan onszelf moeten veranderen om seksueel geweld te voorkomen. Nog steeds is een eerste reactie op een verhaal over aanranding of verkrachting vaak: “wat had ze aan” of “wat deed ze daar dan”. Ik wil niet meer tussen de woorden door horen dat ik of een andere vrouw een slet zou zijn, die het verdient te grazen genomen te worden om hoe we ons gedragen, hoe we eruit zien, of met wie (m/v) we naar bed gaan. Ik wil het er niet meer over hebben dat ik niet alleen naar een café zou moeten gaan, of ’s avonds niet alleen op straat zou moeten lopen. Ik wil niet meer horen dat er duidelijker nee gezegd had moeten worden.

Áls ik nee zeg, dan heb ik altijd recht op mijn eigen lichaam en om mijn grenzen af te bakenen. Ik heb het recht om iets te stoppen als ik het niet (meer) leuk vind. Maar het gaat er niet om dat ik nee zeg. Het gaat erom dat mannen de verantwoordelijkheid nemen om altijd te blijven checken of het okee is wat ze doen, of er actieve toestemming is, niet de afwezigheid van een duidelijke afwijzing.

Die angst die mijn moeder heeft, die heb ik ook geïnternaliseerd. Die angst komt voort uit individuele en collectieve ervaringen van vrouwen met intimidatie en geweld. Want wat andere vrouwen overkomt, had mij vaak net zo goed kunnen treffen. Wat mij is overkomen, overkomt andere vrouwen ook, nog steeds elke dag, overal ter wereld. Andervrouws ervaringen krijgen zo betrekking op mijzelf. Ik hád het immers kunnen zijn, met die stalkende ex, die aanrandende huisvriend, die bedreigende buurjongen. Ik hád het kunnen zijn, omdat het zo vaak voorkomt. Zo vaak dat het ‘normaal’ is dat ík mijn gedrag aanpas. Net als zoveel andere vrouwen. Wij voelen ons vaak gevangen in de angst voor wat er zóu kunnen gebeuren, waardoor we de dingen die we eigenlijk willen doen, soms niet doen. Ook hierdoor zijn we onvrij.

Vrouwen met een mening

Ik houd van wandelen, lange stukken, door stille natuurgebieden. Ik wandel ook in mijn eentje. Mijn moeder schudde haar hoofd toen ze het hoorde. “Ik doe dat niet”, zei ze. Ze maakt zich soms zorgen over mij, want ik doe het wel. Maar helemaal ontspannen kan ik dan niet zijn, hoe fijn ik het verder ook vind. Zodra ik iemand tegenkom, maak ik een risico-inschatting. Een gedraging die ik als verdacht klassificeer, roept gelijk die grote angst op. In de jaren dat ik alleen wandel ben ik soms wel echt heel bang geweest. Zoals die keer dat ik werd achtervolgd door een langzaam rijdende auto met twee jonge mannen erin. Of die man alleen die me van onder tot boven opnam met een schuin lachje. Of die fietser (m) die omdraaide en terugfietste, alleen om me nogmaals te bekijken. Op zo’n moment ben ik me er heel bewust van dat ik in mijn eentje ben, en in the middle of nowhere. Het kost dan veel energie om de angst weer weg te drukken, ‘normaal’ te blijven doen, niet harder te lopen, pas buiten hun gezichtsveld een ander pad in te slaan. Ik zie vrijwel nooit andere vrouwen alleen op mijn lange wandeltochten, tenzij met hond. Dat is vast geen toeval. Ik zou ook wel willen wildkamperen of ellenlange nachtwandelingen alleen willen maken, maar de waarheid is: ik dúrf het niet. Dat is hoe de dreiging van seksueel geweld bij mij doorwerkt. En ik weet dat als er dan iets zou gebeuren, ook in mijn omgeving mensen zullen denken: “maar wat deed je daar dan ook”. Er is nog steeds een ongeschreven wet dat vrouwen seksueel geweld over zich afroepen als ze “te vrij” zouden zijn.

In Nederland is de aandacht voor ongewenst gedrag vaak vooral gericht op niet-witte mannen. Na de gebeurtenissen in Keulen werden we overspoeld door rechtse (en ook linkse) media die over elkaar heen buitelden in een giftig racistisch debat over seksisme van vluchtelingenmannen. Vervolgens: witte mannen die in buurtbijeenkomsten over azc’s met “daar moet een piemel in”-spreekkoren opriepen tot verkrachting van vrouwen met een afwijkende mening. Diezelfde mannen die daarna knokploegen wilden oprichten om “onze” vrouwen te “beschermen”. Lees: witte vrouwen die door dat soort mannen worden toegeëigend, alsof wij daar zelf geen mening over hebben. Dat is het soort mannen dat op sociale media vindt dat vrouwen met een mening voor hoer mogen worden uitgemaakt, uitgescholden, bedreigd, of weggezet als kleine meisjes die het nog niet hebben begrepen. Bij niet-witte vrouwen komt daar ook nog eens een enorme hoeveelheid racistisch-seksistische bagger bij. Vrouwen die niet aan het “schoonheidsideaal” voldoen, krijgen een onuitputtelijke stroom aan scheldwoorden over hun uiterlijk over hen heen. De hoeveelheid vrouwenhaat die in sociale media omgaat is overweldigend, en het geeft duidelijk weer hoe dun het laagje ‘beschaving’ daadwerkelijk is.

Zoals dat zo’n creep als Thierry Baudet gewoon in de Tweede Kamer wordt gekozen. Niet alleen een racistische eikel, ook een seksistische. Volgens hem vinden vrouwen het eigenlijk wel fijn als er over onze grenzen wordt heengegaan (ook wel aanranding genoemd). Ik ben me er soms scherp van bewust dat zijn adepten zich overal bevinden, ook in de stad waar ik leef, de straten waar ik loop. Maar waar “we” het over gaan hebben, zijn alleen de sissende veelal niet-witte mannen. Door daar alle nadruk op te leggen wordt racisme gepromoot en witte mannen vrijgepleit. Hoe zit het dan met die witte mannenhanggroepjes op het werk, in de kroeg, op de sportclub? Mannen die samen pochen over hoe je vrouwen moet “aanpakken”, die foto’s van hun vriendin in bikini met elkaar delen, en opscheppen over hun “veroveringen”, en gezamenlijk klagen als hun vrouw “weer eens geen zin” had. Die hun vrouwelijke collega’s niet serieus nemen en alle vrouwen toedichten dat ze niet-technisch, en hyper-emotioneel zijn. Mannen die niet willen accepteren dat je niet met hen wilt praten omdat je daar gewoon geen zin in hebt. Die daar zelfs agressief over worden. Mannen die stiekem foto’s maken van vrouwen onder hun rok of op het toilet, en die verlekkerd verspreiden. En zich achter hun beeldschermen ontpoppen tot ware toetsenbordhelden.

Seksistische opmerkingen boren collectieve ervaringen aan van vrouwen met intimidatie en geweld. Mannen herinneren vrouwen er met dit soort opmerkingen aan dat (seksueel) geweld altijd om de hoek ligt. Dat overal mannen vrouwenlichamen toeëigenen, in woord, in gebaar, in daad. Dat onze veiligheid of zelfbeschikking een onstabiele toestand is. Dat de verhoudingen nog steeds scheef zijn; vrouwen als groep hebben nog steeds minder macht over hun eigen leven en over de samenleving dan mannen. Mannen bevestigen met dit soort opmerkingen deze machtsverhoudingen, voor zichzelf en voor elkaar: zíj mogen bepalen wat er wel of niet gezegd mag worden over vrouwen. Nee, seksistische opmerkingen zijn niet “onschuldig”. Net zo min als het onschuldig is om ongevraagd seksuele toespelingen te maken naar een vrouwelijke collega, of te dichtbij te komen staan in een drukke trein. Het is niet okee om een vrouw naar je toe te trekken en zomaar te zoenen bij een kennismaking. Nee, het is niet okee om aan te dringen op seks, ook niet bij je ‘eigen’ vriendin! En als jij denkt dat “alle” vrouwen minder zin in seks hebben dan mannen, dan moet je je misschien afvragen of jijzelf wel zo geweldig in bed bent als je zelf denkt.

Mariët van Bommel

Noten
* Ik ben een witte vrouw van gemiddeld postuur. Ik krijg geen racistisch-seksistische opmerkingen, of opmerkingen over dat ik “te dik” (fatphobia), “te lang” of “schattig klein” zou zijn. Vrouwen in een andere positie dan ik krijgen seksistische opmerkingen die hieraan refereren, nog bovenop de algemeen seksistische opmerkingen die zij net als ik krijgen.
** Er is natuurlijk nog veel meer te zeggen over de strijd tegen structurele machtsongelijkheid, zoals over inkomens- en bezitsverdeling, betaalde en onbetaalde (reproductieve) arbeid, genderrollen, recht op zelfbeschikking, etc. Maar daar ga ik in dit artikel niet op in.