4 mei: herdenking van etnocide in Dersim

Meer dan tienduizend doden en ruim tienduizend gedeporteerden als gevolg van een Turkse militaire operatie in de Koerdisch-alevitische regio Dersim in 1937-1938. Dat is de bloedige balans van een besluit van het Turkse kabinet dat op deze dag, 84 jaar geleden, werd genomen. Het kabinet stond onder leiding van premier Ismet Inönü en het besluit kon rekenen op de steun van president Atatürk.

Als reden voor de militaire strafoperatie werd aangevoerd dat de Zaza-talige alevieten van Dersim zich onttrokken aan het staatsgezag en in opstand waren gekomen. Dat is weerlegd door tal van historische studies. Ambtenaren van de Turkse staat hebben bijvoorbeeld altijd zonder problemen volkstellingen kunnen houden in Dersim, waardoor ze, om maar wat te noemen, exact wisten hoeveel blinden er in het gebied woonden. Met een belastinginningspercentage van negentig procent was Dersim ook een regio waar relatief trouw belasting werd betaald.

De militaire operatie tegen Dersim was een regelrechte oorlog van de Turkse republiek tegen zijn eigen bevolking. Dat ging gepaard met gruwelijkheden. Ongewapende burgers werden vanuit vliegtuigen gebombardeerd met gifgas. Dorpelingen – waaronder vrouwen en kinderen – werden massaal geëxecuteerd met mitrailleurs. Overlevende kinderen werden ondergebracht in Turkse soldatengezinnen, waar ze meestal vernederingen moesten ondergaan.

Wetenschappers kwalificeren de slachtingen in Dersim als een etnocide (Martin van Bruinessen): grootschalig geweld dat tot doel had om een in staatsogen afwijkende Koerdische en alevitische identiteit te vernietigen ten gunste van een Turkse en soennitische identiteit voor alle inwoners van de republiek. Dat was het onmiskenbare doel van de operatie: doodsangst aanjagen, kinderen een “Turks-soennitische nationale opvoeding” geven, Dersimi’s massaal deporteren naar Turks-soennitische gebieden. Om hen te assimileren, te turkificeren.

Turkije is een land dat de confrontatie met zijn bloedige geschiedenis uit de weg gaat, ontkent en met leugens beargumenteert. De etnocide in Dersim is daar een tragisch voorbeeld van. Maar de geest is uit de fles: de roep om een officieel excuus aan de nazaten van de Dersimi’s wordt steeds groter, net als de groep niet-Armeniërs die pleit voor een erkenning van de Armeense genocide.

Twee federaties van verenigingen van Dersimi’s, een actief in Turkije (DEDEF) en een in Europa (ADEF), hebben op 30 april de volgende eisen gesteld aan de Turkse staat:

1. Openstelling van alle relevante archieven.

2. Hergebruik van de naam Dersim voor de provincie Tunceli (in 1936 heeft de Turkse staat de naam van het gebied officieel gewijzigd).

3. Excuses aan de bevolking van Dersim en de uitroeping van 4 mei tot een officiële herdenkingsdag.

4. Openbaarmaking van de namenlijsten waarop de gedeporteerden, geadopteerden en vermisten staan vermeld.

5. Bekendmaking van de locatie van het graf van Seyit Riza en zijn vrienden. Deze zijn in 1937 geëxecuteerd omdat zij leiding gaven aan het verzet tegen de militaire invasie.

6. Geen beperkingen op het gebruik van de Zaza-taal en de beoefening van het alevitische geloof.

7. Een einde aan alle projecten die de natuur in Dersim aantasten.

Alevitisch Nieuws

(Dit artikel verscheen eerder op Facebook.)

Hieronder nog een documentaire over de etnocide “Two locks of hair: the missing girls of Dersim”