“Een van die krakers loopt blauw aan en hij ligt te braken” – Uit de doofpot rond de dood van Hans Kok

Die avond was onwerkelijk, een boze droom. Mensen bonsden op de deuren. Schreeuwden. Gilden. Huilden. Bewakers liepen door de gangen, deden de luikjes van de cellen open en beten mensen toe dat ze op moesten houden. “Het is maar een junkie!”, riepen ze ook. Het duurde tot na twaalf uur die avond voor onze advocaat, Henk Kersting, op bezoek kon komen. De inverzekeringstellingen wegens openlijke geweldpleging waren de avond ervoor al ingegaan. Of ik wist dat er iemand dood was, vroeg hij. Ja, dat wist ik. Op dat moment kon ik de vraag stellen die door mijn hoofd spookte: “Hoe heet Hans van zijn achternaam?”. “Kok” zei hij. En toen wist ik het: ze hadden hem nog levend gezien die ochtend tussen twaalf en half één, brakend en blauw aanlopend, en hadden hem laten wachten op een arts die niet binnen afzienbare tijd zou komen. Ze hebben hem willens en wetens laten barsten en dood laten gaan en daar heeft nog tijd genoeg tussen gezeten om zijn leven te redden. Ik vertelde het hele verhaal aan Kersting. Toen hij vroeg of hij dit naar buiten mocht brengen, aarzelde ik geen moment: “Ja, natuurlijk!”

Joke Kaviaar in “Een van die krakers loopt blauw aan en hij ligt te braken” (Jokekaviaar.nl)