Noisejob: In de kringen van welgestelden

Breakers in Noordwijk.

Op een mooie zomeravond bezocht ik met een vriend een van de vele strandrestaurants in Noordwijk aan Zee. Toen we er op goed geluk binnenstapten, viel ons meteen de sjieke sfeer en het bijzondere interieur op. “Is dit wel een uitgaansgelegenheid waar mensen als ik welkom zijn?”, vroeg ik me verontrust af.

Het was etenstijd en daarom bleek het moeilijk om een plaats te bemachtigen. Veel tafels waren gereserveerd. Na uitgebreid rondgekeken te hebben vonden we eindelijk een plek om te zitten. Vanuit de open keuken kwamen heerlijke geuren op ons af. Op de dienbladen die onophoudelijk heen en weer gingen, stonden kleurrijke gerechten die door het personeel elegant werden neergezet. Om me heen zaten gegoede burgers in dure maatpakken en verfijnde jurken zich te verlekkeren aan de voorspoed die hun zo gladjes en soepel verlopen bestaan hen tot nu toe had geboden. Met een air van nonchalante arrogantie die ze zo voorbeeldig hadden aangeleerd dat het wel leek aangeboren, etaleerden ze hun luxe en succes. Ja, ze waren geslaagd in het leven, en dat wilden ze laten zien ook.

Breakers.

Nadat we ons hadden genesteld en zelfs waren weggezonken op een bankstel met weldadig zachte kussens, bestelden we een eenvoudig drankje. We waren niet van plan geweest om een maaltijd te bestellen. Gelukkig maar, want we bleken ons dat financieel toch niet te kunnen veroorloven, gezien de torenhoge prijzen op de menukaart. De aangename achtergrondmuziek droeg bij aan de romantische gezelligheid die de happy few op elk moment van de dag tegemoet komt, zodra ze met hun vingers knippen en de kellners als knipmessen komen aangesneld. Op een tafel vlakbij ons werd een bestelling geserveerd. Op het ene dienblad stonden glazen wijn, water en andere dranken, op het andere lag een overdaad aan lekkernijen uitgestald, zoals kaviaar en garnalen. Ondanks de grote hoeveelheid etenswaren op de dienbladen bleek het alleen nog maar te gaan om een voorgerecht. De welgestelde dames en heren aan de tafel tegenover ons namen een glas in hun hand en proostten met elkaar. Ze leken niets meer te kunnen wensen en verlangen, want ze hadden alles dat hun hartje begeerde. Gelukzalig keken ze elkaar aan en vierden ze het leven alsof het overal op aarde elke dag feest was.

Breakers.

Ook ik proostte met mijn gezelschap. Maar ons gesprek werd heel wat minder opgewekt van toon toen het laatste nieuws over Iran aan bod kwam. We spraken over de rampzalige aardbeving die het noordoosten van het land had getroffen. De huizen van veel mensen in de dorpen daar waren verwoest. Vooral de armsten hadden het zwaar te verduren. Veel landgenoten waren meteen aan de slag gegaan om hen te ondersteunen. Maar de Iraanse machthebbers schoten nauwelijks te hulp. Nadat in het rampgebied de rouwende ouders hun overleden kinderen eigenhandig hadden moeten begraven, bleef er niets anders over dan met hun nog levende kinderen op zoek te gaan naar voedsel en ergens in de open lucht te gaan slapen. Als ze geen eten zouden vinden, dan zouden ze honger moeten lijden. Ons gesprek ging over op de armoede in andere werelddelen. We spraken over Somalië, over hongerbuiken, over betraande ogen. Armoede en honger vormden maar al te vaak het decor dat celebrities uit de showbusiness misbruikten om met zichzelf te pronken en de meelevende weldoener uit te hangen. Even overvliegen naar een miserabel gebied ergens in Afrika, vol leed en ellende, een fotoshoot laten maken, her en der wat voedsel uitdelen, hup weer instappen in het privévliegtuig, en voldaan thuiskomen in het eigen welvaartseiland dat wordt omringd door hekken en bewaakt met camera’s, honden en particuliere beveiligers.

Breakers.

Nadat we de rijken aandachtig hadden bekeken en ons hadden verwonderd over hun voor ons zo wezensvreemde bestaan, verlieten we het pompeuze restaurant. We voelden ons er niet thuis, omdat we vreemde eenden in de bijt waren. Tegelijk met ons ging er ook een vrouw naar buiten die door het overvloedige zonnebaden een opvallend bruine huid had gekregen, maar ontegenzeggelijk “autochtoon” was gebleven. Ze bleek een sigaret te willen opsteken en begon tegen ons aan te praten. “Ik ben vorige week uit Turkije teruggekeerd. Je kunt je niet voorstellen hoeveel plezier ik daar heb gehad. Het nachtleven en de strandclubs zijn er onvoorstelbaar.” Ze kuste haar vingers en gooide haar zoen de lucht in om er uitdrukking aan te geven hoe “fantastisch” haar verblijf in dat land was geweest, waar toch de moslims leven die ze in haar eigen land misschien wel als een groot gevaar zag.

“Deze zomer ben ik drie keer op vakantie geweest, maar nergens was het zo leuk als in de café’s in Istanbul, met al die mannen die om me heen zwermden als bijen op zoek naar een bloem. Waar komen jullie vandaan?”

Breakers.

“Uit Iran.”

“Zijn jullie wel eens in Turkije geweest?

“Ja”, zei de vriend van me. Ik schudde mijn hoofd.

“Jullie moeten daar echt een keer heen gaan, hoor. Het leven gaat zo voorbij en jullie moeten er echt van genieten.”

“Ja, ja, zeker.”

We namen afscheid van haar en lieten haar achter, met haar verrukkelijke wijn, haar zinnenstrelende kaviaar en haar hunkering om zich te vermaken met al de weelde en het genot dat het leven heeft te bieden. We zetten onze voeten in het zand van het strand en liepen langs de zee, in de hoop dat we de armoede in onze eigen levens en in die van zoveel anderen achter ons konden laten, al was het maar voor even.

Lili Irani