Staatssecretaris en rechter sluiten ogen voor opstand en martelingen in Soedan en willen vluchtelingen blijven deporteren

Bij het protest in Den Haag op 11 december 2017: “Stop deporting refugees to end up in jail or get killed by the Sudanese authority”.

In februari en ook gisteren nog liet staatssecretaris Mark Harbers van Justitie en Veiligheid weten dat hij doorgaat met het deporteren van vluchtelingen naar Soedan, ondanks de opstand daar die al drie maanden woedt en die door het regime van dictator Omar al-Bashir wordt beantwoord met nog meer arrestaties, intimidaties, martelingen en ander geweld. Het Internationaal Strafhof in Den Haag wil dat regime vervolgen en berechten wegens oorlogsmisdaden en genocide. Harbers blijft uitzetten, ongeacht rapporten van Amnesty International over detentie, martelingen en andere repressie die eerder ten deel viel aan door onder andere Nederland uitgezette vluchtelingen. En ongeacht het feit dat het landenbericht over Soedan, het “ambtsbericht” waar beslissingen over verblijfsrecht en uitzetting op worden gebaseerd, al bijna twee jaar oud is. Deze week bleek dat ook de rechter zich achter verouderde informatie verschuilt.

Het is des te schofteriger als je bedenkt dat er een nieuw ambtsbericht in de maak is. Dat zou al in juni van dit jaar moeten gaan verschijnen. Zelfs die paar maanden willen Harbers en zijn handlangers niet wachten. Het ambtsbericht is een document dat is opgemaakt door ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken, en die zijn vast en zeker doordrongen van de wil van de Nederlandse staat om zoveel mogelijk vluchtelingen te blijven deporteren. Al teveel hoeven we er dus ook niet van te verwachten. Maar het nieuwe ambtsbericht zal wel ingaan op de actuele situatie in Soedan na het uitbreken van de opstand eind 2018.

Zo’n nieuw bericht is bijzonder hard nodig. Sinds december 2018 is er in Soedan een opstand uitgebroken, waarbij de Soedanese bevolking, dwars door etnische en religieuze scheidingslijnen heen, dag na dag een moedige strijd voert tegen het regime van Al-Bashir. Wat eerst begon als een protest over zeer snel rijzende voedsel- en benzineprijzen, sloeg al snel om naar de eis dat het regime moet gaan vallen. Al-Bashir en consorten reageren zeer gewelddadig op de protesten. De noodtoestand is uitgeroepen. De veiligheidsdiensten hebben zo ongeveer onbeperkte repressieve bevoegdheden en krijgen immuniteit voor misdaden die zij in functie plegen. Meer dan honderd demonstranten, sommigen nog kinderen, zijn doodgeschoten, en duizenden deelnemers aan protesten zijn in gevangenissen verdwenen, gevangenissen waarvan bekend is dat er wordt gemarteld. Iedereen die wordt beschouwd als mogelijke tegenstander van het regime hangt een dergelijk lot boven het hoofd. En vluchtelingen, mensen die in Europa of elders asiel hebben aangevraagd, worden gezien als opponenten en landverraders.

Cirkelredenering

Zolang het nieuwe landenbericht er niet is, blijft de Nederlandse staat vrolijk doorgaan met deporteren, op basis van het ambtsbericht van 1 juni 2017. Mocht de nieuwe informatie straks voor de staat “tegenvallen” en mocht er vanaf juni een grote of kleine streep worden gezet door de groep die de staat volgens de eigen regels mag deporteren, dan zijn er in ieder geval in de maanden voor juni nog een paar Soedanese vluchtelingen weggewerkt, zo lijkt men te denken.

Op de deportaties van de staat is nogal wat kritiek gerezen naar aanleiding van de zaak van de naar Bahrein uitgezette vluchteling Ali Mohammed al-Showaikh, die daar vervolgens tot levenslange gevangenisstraf is veroordeeld. Amnesty International stelt dat Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan mensenrechtenschendingen door al-Showaikh terug te sturen. Harbers geeft echter geen krimp. Over zijn verantwoordelijkheid voor de levenslange opsluiting van Al-Showaikh, haalt hij zijn schouders op. “Ik deel die conclusie niet. Die conclusie gaat er vanuit dat de behandeling bij terugkeer voorzien was en dat desalniettemin toch de toelatingsaanvraag is afgewezen. De IND en de rechter hadden geen reden dit te voorzien.” Onderzoek doen naar hoe het vluchtelingen na uitzetting vergaat, weigert hij, zo heeft hij de Tweede Kamer laten weten. “Zoals uw Kamer bekend, volgt Nederland geen afgewezen asielzoekers die zijn teruggekeerd. Uitgangspunt van ons stelsel is zorgvuldige beoordeling en rechterlijke toetsing voorafgaand aan uitzetting. Monitoring na terugkeer maakt daar geen deel vanuit.”

De suggestie van Kamerleden voor een “een breder onafhankelijk onderzoek naar het uitzettingsbeleid van Nederland en de besluitvorming die daaraan vooraf gaat” wijst hij ook resoluut af. Harbers: “Nee, ik deel deze mening niet. Het Nederlandse proces bestaat uit een gedegen afweging of iemand recht heeft op asiel en of iemand geen risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer, inclusief de mogelijkheid tot rechterlijke toetsing.” Een cirkelredenering. Harbers blijft, ondanks de omstandigheden in de zaak van Al-Showaikh waarbij zijn broer wel asiel kreeg in Duitsland, beweren: “we” (IND, DTV, rechter en staatssecretaris) hadden de ernstige gevolgen van de uitzetting niet kunnen voorzien. “We” weigeren onderzoek te doen naar hoe het na uitzettingen met vluchtelingen gaat, zodat we daar ons beleid op kunnen aanpassen. En “we” zien ook geen reden om anderen onderzoek te laten doen. En dus hoeven “we” ons uitzetbeleid niet aan te passen.

Pijnlijk

Over het uitzetbeleid naar Soedan zijn de afgelopen maanden meerdere keren Kamervragen gesteld. In februari beweerde Harbers dat “bij de beoordeling van de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Soedan en voor de behandeling van asielaanvragen de actuele situatie wordt betrokken. In goede afstemming met het ministerie van Buitenlandse Zaken worden de ontwikkelingen in Soedan nauwlettend gevolgd. Naast de ambtelijk verkregen informatie, wordt de informatie zoals die blijkt uit openbare bronnen betrokken.” Tegelijkertijd, bij de beantwoording van andere Kamervragen in februari, betwist hij dat Soedanezen “die terugkeren naar hun land van herkomst enkel om die reden in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten, waaronder de Soedanese veiligheidsdiensten, staan”. En als bron noemt hij “het meest recent verschenen ambtsbericht over Soedan”, oftewel het verouderde ambtsbericht uit 2017.

Hoe dat alles in de praktijk uitwerkt, werd deze week weer pijnlijk duidelijk bij de rechterlijke uitspraak in de zaak van een Soedanese vluchteling over zijn herhaalde asielaanvraag. Deze Soedanees zit al maanden in detentie, in de uitzetbajes in Rotterdam. In januari dit jaar diende hij wegens de verslechterde situatie in zijn land van herkomst een nieuwe asielaanvraag in. De aanvraag onderbouwde hij onder andere met een nieuw rapport van een Soedan-deskundige, en met het onlangs verschenen Amnesty rapport dat helaas niet pleit voor stopzetting van alle deportaties naar Soedan, maar wel duidelijk maakt dat vluchtelingen die als zodanig worden herkend door de Soedanese overheid een groot risico lopen op detentie en marteling bij aankomst in Soedan. De IND wees de aanvraag echter af en vorige week boog de rechter in Utrecht zich over de zaak. Eergisteren werd bekend dat de rechter de IND volgt: het beroep werd “ongegrond” verklaard.

Worst

Uit de uitspraak blijkt dat het ambtsbericht van 1 juni 2017 een belangrijke rol speelde bij de beslissing van de rechter. In het ambtsbericht staat immers dat niet alle afgewezen “asielzoekers” risico lopen op “mensenrechtenschendingen, waaronder detentie en marteling”, aldus de rechter. Vervolgens herhaalt hij in de uitspraak fijntjes het antwoord van Harbers op de Kamervragen: dat het uitzetbeleid naar Soedan niet aangepast hoeft te worden vanwege de informatie in datzelfde verouderde ambtsbericht. De rapporten van de Soedan-deskundige en Amnesty schuift de rechter daarna aan de kant door te stellen dat de informatie over andere uitgezette vluchtelingen die zijn gemarteld, “toe ziet op individuele gevallen”, waarbij de mensenrechtenschendingen “niet onomstotelijk vast zijn komen te staan”. Maar hoe had dit anders onomstotelijk vast kunnen komen te staan dan uit rapportages van deskundigen, nu de Nederlandse staat niet “monitort” hoe het vluchtelingen na uitzetting vergaat, en dat ook niet van plan is, zoals bleek uit de hierboven beschreven antwoorden van Harbers op Kamervragen.

Oftewel, opnieuw een cirkel: het ambtsbericht uit 2017 zegt dat het niet zo erg is gesteld als de vluchteling en zijn advocaat nu pleiten, de staatssecretaris zegt dat het uitzetbeleid ondanks de situatie in Soedan in 2019 niet hoeft te worden aangepast. Want, het ambtsbericht uit 2017 zegt dat het niet zo erg is. En dan is de conclusie: er hoeft niet te worden gewacht op het nieuwe ambtsbericht van komende juni. De vluchteling kan worden uitgezet.

En zo sluiten de gelederen zich weer. Want afgewezen vluchtelingen kunnen volgens de staat zo ongeveer altijd worden teruggestuurd. Of iemand na uitzetting gemarteld of zelfs vermoord wordt, of voor de rest van zijn leven in de gevangenis blijft, het zal Harbers worst wezen. Zolang hij het maar kan verkopen dat hij dat van tevoren niet kon weten, treft hem volgens de eigen regels geen blaam. Maar nu uitzetten naar Soedan in weerwil van alle nieuwsberichten van de afgelopen tijd, in weerwil van rapporten van deskundigen, in weerwil van de berichten van Amnesty, dat is ogen en oren expres dichthouden. Het is aan activisten met al dan niet Soedanese achtergrond, en aan sympathisanten, om Harbers en andere politici telkens weer om de oren te slaan met de boodschap: stop alle deportaties naar Soedan! En overigens: stop alle deportaties!

Mariët van Bommel