Uit de oude doos: het volksnationalisme van filosoof Ad Verbrugge

Vanzelfsprekend acht Verbrugge “de Nederlandse gemeenschap” met zijn vermeende “Hollandse handelsgeest, werklust, soberheid en discipline” de beste. “De aard van onze eigen cultuur” zou verbonden zijn met een “voorchristelijke oerziel”. Maar door het gebrek aan aandacht voor “de culturele traditie” zou “onze cultuurgemeenschap” verzwakken. Om die nu weer te “bezielen” moeten de “eigen taal” en allerlei “gemeenschappelijke symbolen” als het koningshuis, herdenkingen en feesten meer gecultiveerd worden. Belangrijk daarbij zou ook de “volksgeschiedenis” zijn “met de grote gebeurtenissen en ondernemingen die het volk zijn eigen identiteit geven”. Bij het volksnationalisme hoort een bloed-en-bodem theorie. Volgens Verbrugge moet elke “cultuurgemeenschap” per definitie gebonden zijn aan bepaalde territoriale grenzen. En om deel uit te kunnen maken van zo’n “cultuurgemeenschap” zouden individuen dus een “bloed- en aardeband” moeten hebben. Individuele rechten zouden de “uitdrukking van de algemene wil van een gemeenschap” vormen en zouden zodoende alleen door staten verleend kunnen worden. Wanneer een staat zijn burgers echter minder of helemaal geen rechten verleent, dan mag men daar niet tegen protesteren, zo vindt Verbrugge, want “het volk is recht en moraal tegelijk”. Mensenrechten zouden sowieso een kosmopolitisch verzinsel zijn, en simpelweg niet kunnen bestaan omdat ze niet op “een cultuurgemeenschap” betrokken zijn.

Eric Krebbers in Het volksnationalisme van filosoof Ad Verbrugge (Gebladerte)