Schreeuwen om cultuur

Leids affiche
Op zaterdag 20 november vond een belangrijke manifestatie van protest plaats: “Nederland schreeuwt om cultuur”. In een hele reeks steden gingen grote aantallen bezorgde en boze mensen de straat op, om te protesteren tegen de grove bezuinigingen die het bruine kabinet op de kunstsector loslaat.

De actiedag bracht opvallend veel mensen op de been. De NRC sprak aanvankelijk van 75 duizend deelnemers, De Volkskrant aanvankelijk ook, maar gaf wat later het bijgestelde, hogere cijfer: 100 duizend. Wanneer gingen er voor het laatst zoveel mensen op dezelfde dag in protest de straat op tegen dezelfde wantoestand, als deel van hetzelfde actie-initiatief?

De actie vond in tal van steden plaats. De NRC en De Volkskrant noemen allebei 20 duizend actievoerders op het Leidseplein in Amsterdam. Dat is de grootste politieke manifestatie in jaren. De NRC maakte bovendien melding van 3.500 mensen in Utrecht, en van acties in Brabant, Arnhem en ook Venlo, waar enkele tientallen mensen een doodskist rondsjouwden met de tekst: “Cultuur geeft kleur, bezuinigingen niet”. Zoals bekend, komt PVV-leider Geert Wilders uit Venlo. Hij is vóór bezuinigingen op cultuur, en hij is in meer dan een opzicht nogal tegen kleur. Dat ook in zijn thuisbasis protest weerklonk, is tekenend.

Indymedia geeft veel meer informatie, met foto’s, over de diverse activiteiten die deel uitmaakten van “Nederland schreeuwt om cultuur”. Wat feiten en cijfers daaruit: Maastricht, een plein bevolkt door betogers, met een spandoek: “Bezuinig op cultuur”. Actie in onder meer Rotterdam, Maastricht, Haarlem, Groningen, Deventer, met in Groningen – 600 mensen – en Maastricht ook veel mensen met fakkels in het donker, en in Haarlem onder meer een spandoek: “Kunst korten = geen kunst”. Ook meer mooie leuzen op borden en spandoeken in Amsterdam: “Kunst is óók een dagelijke levensbehoefte”, en: ”Als je het niet snapt, betekent dat nog niet dat het kut is” – met klein daaronder: “ook al is het dat soms wel”.

De Leidse manifestatie
Allerlei Bekende Nederlanders spraken zich op podia en dergelijke uit tegen de bezuinigingen op cultuur. Ivo Niehe, niet bekend als linkse actievoerder of als hun vriend, presenteerde de zaak in Amsterdam. Er was ook wel linksere activiteit: de SP had juist op die dag 500 leden op bezoek bij haar Tweede Kamer-fractie. Die hebben de gelegenheid aangegrepen om in het Kamergebouw ook een flinke schreeuw om cultuur te laten horen.

De breedte van het protest – van radicaal-linksen via de SP tot en met een VVD-er als Frits Bolkestein die in Amsterdam betogers toesprak – wijst op een kracht én op een zwakte van het protest. Brede, grootschalige deelname is een kracht, omdat het laat zien hoe smal het draagvlak voor dit stuk bezuinigingsbeleid is. Dat allerlei mensen die waarschijnlijk nooit eerder actie op straat hadden gevoerd, ongetwijfeld ook CDA- en VVD-stemmers, zich op deze manier laten horen, maakt de positie van het kabinet objectief zwakker.

Maar de deelname van vooral rechtse politici en opiniemakers is tegelijkertijd een zwakte. Neem bijvoorbeeld VVD-er Bolkestein, over wiens optreden Nu.nl schrijft. Hij vertelde zijn toehoorders: “Ik wil niet minder, maar meer geld voor cultuur. Dat wil ik financieren met geld uit ontwikkelingshulp.” Hij wil de bezuinigingen dus niet stoppen, maar domweg doorschuiven naar een andere sector. Niet alleen blijft daardoor de legitimiteit van bezuinigingsbeleid in het algemeen recht overeind. Hij zaait hiermee ook verdeeldheid. Gelukkig moesten veel aanwezigen niets van dit nare gestook hebben. De man werd flink uitgejoeld.

Het is de vraag hoe het verder gaat. Dat de actie op zichzelf de regering ertoe zal brengen van haar bezuinigingsplannen af te zien, lijkt me erg onwaarschijnlijk. Dat zal meer en steviger pressie vereisen, meer dan een massaal ondersteund, maar toch voornamelijk symbolisch protest. Het zal ook inhoudelijke aanscherping vergen, en stellingname tegen geluiden als dat van Bolkestein, en moeten ingaan tegen andere systeembevestigende argumenten. Ik noem er een paar.

Nog een keer de Leidse manifestatie
Er is bijvoorbeeld het strikt zakelijke argument van Niehe tegen de BTW-verhoging van prijzen voor optredens en dergelijke. “Er komen zoveel minder mensen naar voorstellingen dat er juist minder BTW binnenkomt”, zei hij. Dat zou best kunnen. Maar het is gevaarlijk om zo te argumenteren.

In de eerste plaats: wat nu als het niet klopt, en als de BTW-verhoging de regering wél meer geld oplevert? Zijn we het er dan opeens toch mee eens? Ik denk dat we de financiële problemen zoals de regering die ziet, niet op deze manier tot de onze moeten maken. Bovendien gaat het argument niet in tegen de rancune waardoor minstens de PVV in haar pleidooi voor bezuinigingen op cultuur gedreven wordt. Ook als het cultuurvandalisme van Wilders geen geld oplevert, kan het voor hem een afrekening met een gehate “linkse hobby” zijn. Goochelen met de mogelijke opbrengst van de BTW-verhoging is handig voor een culturele ondernemer als Niehe. Voor wie het werkelijk gaat om verdediging van kunst als waarde en kunstenaars als mensen die deze waarde inbrengen, is het een misplaatst argument.

Een ander argument dat op Radio Vier – de klassieke zender van de publieke omroep – veel te beluisteren valt, gaat ongeveer als volgt. Artiest, of artistiek directeur van een muziekensemble, ondervraagd door presentator: “De bezuinigingen zijn schandelijk, ze breken alles af dat met zoveel inzet en creativiteit tot stand is gebracht.” Presentator: “Maar er moet toch gewoon bezuinigd worden in Nederland?” Geïnterviewde: “Ja, maar er wordt onevenredig veel en ondoordacht op onze sector bezuinigd…” De logica hier is: bezuinigen ja, maar niet op ons. Het is, meer uit kortzichtigheid dan uit de soort kwaadaardigheid die Bolkestein ten beste geeft, erg verkeerd.

De kans om de hele logica van de bezuinigingen – een logica die alles dat sociaal en van waarde is bedreigt, ten bate van hogere winsten en verrijking van de winstmakers – af te wijzen, wordt hier gemist. De kans om steun en sympathie te werven onder groepen die weinig met bijvoorbeeld klassieke muziek hebben, maar zelf met andere bezuinigingen te maken hebben, eveneens. Iemand in de bijstand, die weet dat de uitkering de komende jaren wegens het bezuinigingsbeleid van Bruin I verder uitgehold zal worden, krijgt te horen van een artiest: “Bezuinigingen ja, maar niet bij ons”, en zou wel eens kunnen denken: “Oh? En wel bij mij dan?!” Veel animo om mee te doen aan een schreeuw om cultuur zou zo’n iemand wel eens niet kunnen hebben op deze manier. Zo bouw je geen solidariteit op, geen breed en effectief verzet.

Nu is er wel een onderscheid noodzakelijk. Dat onder de vele kunstenaars, muziekdocenten, studenten aan kunstopleidingen, docenten en aankomend docenten in het kunstonderwijs in het algemeen en kunstliefhebbers van de meest uiteenlopende achtergrond die nu in beweging zijn gekomen, allerlei problematische opvattingen leven over de noodzaak van bezuinigingen en dergelijke, is niet vreemd. Veel van deze mensen hebben geen of weinig actie-ervaring, hebben tot nu toe de gang van zaken in de maatschappij – inclusief de onvermijdelijkheid van bezuinigingen – feitelijk geaccepteerd, en beginnen maar pas met onderdelen van die opvattingen te breken. Voor hen is dit een stap vooruit. Linkse mensen die wel de hele bezuinigingspolitiek afwijzen, kunnen het beste zij aan zij met deze anderen staan van wie de kritiek vooralsnog minder ver gaat, maar die beginnen de goede kant op te bewegen. En terwijl we samen actie voeren, leveren we dan zo constructief mogelijk, maar scherp waar nodig, onze radicale kritiek.

Heel anders dient onze houding te zijn tegen mensen als Bolkestein en Niehe. Zij zijn geen nieuwkomers in actieland, maar feitelijk tegenstanders. Zij pushen hun argumenten, niet omdat ze zich nog onvoldoende hebben losgemaakt van een orde die de cultuur aan het slopen slaat, maar omdat ze invloedrijk en welvarend deel van die orde uitmaken, een orde die ze accepteren en verdedigen. Hun houding en invloed brengt, indien niet voldoende tegengewerkt, de beginnende beweging op politiek dood spoor. Zij verdienen vanuit protesterende mensen, vanuit de basis van de culturele sector die in beweging is gekomen, dan ook krachtige tegenspraak.

Een radicaal geluid is dus nodig, net als trouwens ook radicalere organisatievormen. Tot nu toe was de organisatie van het protest veelal in handen van gevestigde organisaties, cultuurinstellingen die hun plek verdedigen, ondernemers feitelijk ook, die hun opbrengst in gevaar zien komen door een hogere BTW, hogere toegangsgelden en minder klandizie, en vakbonden die opkomen voor hun achterban. Precies het gevestigde karakter van organisatoren levert ook veel van de beperkte en beperkende argumentatie op waarop ik hierboven kritiek leverde. Dit karakter leidt ook tot de tot nu toe heel ‘keurige’ actievorm: samenkomen op een plein, goed geregisseerd een schreeuw aanheffen, luisteren naar sprekers en optredens – maar vrij weinig zelf doen.

Om zowel actievorm als argumentatie aan te scherpen, zijn andere organisatievormen nodig. Het protest dient niet namens ons, maar boven alles door ons zelf, vormgegeven te worden. Dat vereist dat studenten van kunstinstellingen, musici en andere kunstenaars, personeel van kunstinstellingen en dergelijke, zelf samenkomen, zichzelf organiseren, en zelf met initiatieven komen voor activiteiten. Kunst en cultuur zijn te belangrijk om aan Freek de Jonge of Ivo Niehe over te laten – om over Frits Bolkestein nu maar even te zwijgen.

Peter Storm

Dit artikel verscheen eerder op het weblog van Peter Storm. Hieronder het pamflet dat Doorbraak in Nijmegen uitdeelde. Verder hier een reactie van Rekening Retour, het platform waar ook Doorbraak in participeert.

Doorbraak-flyer uit Nijmegen