Crisis? Welke crisis? (crisis-discussie deel 8)

Afbraak.
Dat ik in mijn eerdere bijdrage de aandacht heb willen richten op het uitbreken van de crisis begin jaren 70 en het sindsdien steeds verder radicaliseren daarvan, is voor Willem Bos aanleiding om te beweren dat er voor mij dús niets nieuws onder de zon zou zijn. Dat lijkt me te kort door de bocht.

Meer bijdragen aan dit debat vind je bij het thema “Discussie”.

Want waar ging het ook alweer om? Mijn belangrijkste kritiekpunt was dat zijn kapitalismebegrip geen ruimte laat voor de subjectieve factor als drijvende kracht achter het kapitalisme. Volgens Bos is de rol van klassenstrijd bij het uitbreken van de crisis begin jaren 70 te verwaarlozen. Ik heb de delen van zijn betoog waaruit dat naar voren komt geciteerd, en die spreken voor zich.

Bos laat in zijn reactie op mijn bijdrage ineens wel de mogelijkheid open dat klassenstrijd in de brede zin de oorzaak was van de crisis. Hij schrijft onder meer: “Als het de wereldwijde golf van verzet in de periode 1968-1974 was die het kapitalistische systeem in een crisis duwde…”, en “Ook als we er van uit gaan dat de crisis van de jaren 70 veroorzaakt werd door verzet…”. Helaas blijft volstrekt onduidelijk waar hij zijn verandering van inzicht op baseert.

Het ging mij erom hoe de crisis van begin jaren 70 is ontstaan. Dat die sinds 2008 is geëscaleerd lijkt me zonneklaar. Daar zal ook geen zinnig mens aan twijfelen. Terecht stelt Bos de vraag of die escalatie óók het gevolg is van strijd. Over dat vraagstuk valt veel te zeggen, en er woedt internationaal dan ook een debat over. Daar kan ik hier nu niet op ingaan. Laat ik me beperken tot de constatering dat de destijds door internationale strijd veroorzaakte crisis ervoor gezorgd heeft dat het kapitaal noodgedwongen moest uitwijken naar de financiële sector. Het kapitaal begon zich steeds meer op te hopen in die sector. Want investeringen in productie werden niet aangedurfd uit vrees dat die niet meer voldoende rendabel gemaakt konden worden. Deze ontwikkeling heeft geleid tot financiële producten die uiteindelijk de directe aanleiding vormden voor de hypotheekcrisis in de VS. Afijn, dat is allemaal bekend.

Dat is echter maar één kant van het verhaal. Waar het ons als linksen vooral om zou moeten gaan is de andere kant: welke mogelijkheden ons dit biedt voor het organiseren van verzet. Hoe we de crisis begrijpen, zal daarvoor bepalend moeten zijn.

Einde van de welvaartsstaat

Het heeft jaren geduurd voordat de zeer breed gedeelde normen en waarden van de na-oorlogse welvaartsstaat werden doorbroken. De welvaartsstaat maakte ook voor ‘niet-productieve’ mensen een redelijk bestaan mogelijk. Het ging weliswaar meestal om een gesubsidieerd bestaan, afgezonderd in inrichtingen of bejaardensilo’s, en daar viel uiteraard veel op aan te merken. Maar niet mag worden vergeten dat het mede daardoor ook voor vrouwen mogelijk werd om – binnen de heersende rolverdeling – een individueel maatschappelijk bestaan op te bouwen, zoals dat voor mannen sowieso al de norm was.

Het progressief kapitalistische individualiseringsdenken heeft er hier in de polder inmiddels al toe geleid dat het recht op een menswaardig bestaan is gemuteerd tot een recht op sterven binnen een context van toenemende bezuinigingen. In dit landje lijkt de patstelling tussen enerzijds de logica van het internationale kapitaal en anderzijds een menswaardig bestaan voor iedereen in de polder, momenteel definitief te worden doorbroken. Dat de consensus van een recht op leven voor een ieder met name door progressieven ter discussie werd gesteld, mag als bekend worden verondersteld. Dat dit onder invloed van de wereldwijde crisis, en de politieke koers van Bruin I in samenhang daarmee, letterlijk leidt tot dodelijk cynisme zal ook wel niemand meer verwonderen.
Want we weten allemaal van de bejaardensilo’s, van de levensomstandigheden van vluchtelingen in de kampen en van de politiek van uithongering tegen degenen die niet de juiste papieren hebben. Maar dat staat allemaal nog steeds in geen verhouding tot de effecten van de wereldwijd gevoerde politiek.

Op andere continenten hebben immers verreweg de meeste mensen altijd slechts kunnen dromen van een welvaartsstaat. Sterker nog: het creperen van mensen elders was juist de voorwaarde voor onze ‘ontwikkeling’ hier. Ook nu, tijdens de huidige crisis, vormen pogingen om nieuwe maatschappelijke terreinen direct te onderwerpen aan de belangen van het kapitaal op de drie continenten een voor ons niet te bevatten drama. Denk bijvoorbeeld aan het verhandelen van lichaamsdelen. Of aan de agro-multinationals die grote stukken grond opkopen en vervolgens aan de lokale bevolking onttrekken. Zo beroven ze miljoenen mensen veelal legaal van hun middelen van bestaan. Deze ontwikkeling van kapitalisering van de landbouw leidt tot een enorme groei van ‘overbodige eters’. We kunnen ons daar maar moeilijk een voorstelling van maken. Misschien alleen door terug te denken aan het recente verleden van Oost-Europa, waar men ook te maken kreeg met een politiek van ontwikkeling door vernietiging tijdens het koloniale bewind van het nationaal-socialisme. Wellicht iets om op 4 mei bij stil te staan.

Politieke consequenties

Willem Bos heeft herhaaldelijk gewezen op het verband tussen een analyse van de crisis en de consequenties die links daaruit zou moeten trekken. Dat kan ik alleen maar onderschrijven. Hierboven heb ik geprobeerd om enkele voorbeelden te geven van hoe ook de progressieven – links dus – naar mijn idee inmiddels juist onderdeel vormen van het probleem. Wat niet zo vreemd is, want links maakt tenslotte onderdeel uit van de samenleving. Met name het individualiseringsdenken is allesbepalend geworden, niet in de laatste plaats door het gebruik van de sociale media. Hoewel vooralsnog pogingen van de baan lijken om te komen tot een sociaal-liberale politieke stroming, is deze onderstroom ook binnen links dominant aanwezig. Dat is zeer problematisch.

We moeten erkennen dat links al zeer lang geen duidelijk perspectief meer kan bieden. De tradionele kijk op de tegenstelling kapitaal-arbeid is volledig achterhaald. Het kapitalisme lijkt zich tot steeds meer levensterreinen uit te breiden, zonder dat er nog een tegenmacht is, want de georganiseerde arbeidersbeweging speelt geen rol meer. Deze verdwijning van de arbeidersklasse als maatschappelijke factor leidde tot grote opluchting bij sociaal-technologen. Die konden zo het einde van hun betrokkenheid bij de arbeidersklasse legitimeren, en vervolgens als adviseurs van de macht gaan functioneren, bijvoorbeeld door te helpen bij het construeren van minderheden. Nu worden we zelf met deze progressieve kaste geconfronteerd. Niet alleen leveren ze de ideologische wapens waarmee we worden bestreden (denk aan Evelien Tonkens), maar ook voeren ze lokaal de sociale aanval uit door Bruin I is bedacht (denk aan Andrée van Es). Ze moeten wel, als ze hun baantjes willen behouden.

Theologie of theorie? Dat is nu de vraag. Bos lijkt in het geheel geen oog te hebben voor waar het individualiseringsdenken inmiddels sociaal toe heeft geleid, zeker ook bij linksen. Sterker nog, dé vakbond komt weer als een mantra voorbij, die wandeling ooit vanaf het Museumplein (“betoging”) ter illustratie van de noodzaak van de strijd van de belangenorganisatie, voor de eenheid van de loonafhankelijken, etcetera, etcetera. Waar leeft Willem Bos?

Vakbonden en links

Of: van vakbond naar vakbondsbedrijf. De vakbond verschijnt weer als een geloofsartikel. De praktijk is helaas dat de vakbond is verworden tot een bedrijf met tips en trucs. Met tips: als lid kun je tal van kortingen krijgen, word je individueel bijgestaan. Met trucs: met uit de VS overgewaaide techniekjes als organizing wordt expliciet geprobeerd om het dalende ledental te keren. Met hippe media-acties, terwijl het vakbondsbedrijf geen enkele rol meer speelt bij het tegengaan van de toenemende dekwalificatie van arbeid, de uitholling van tal van rechten die domweg teveel zijn om op te noemen. De leden, die het bedrijf met hun contributie subsidiëren, hebben sowieso nauwelijks een mogelijkheid om invloed uit te oefenen. Sterker nog: ze kennen elkaar niet eens meer door de autoritaire structuur. Voor enkelen biedt een vrijwilligersbaantje bij het vakbondsbedrijf een mogelijkheid om de werkvloer te ontvluchten, maar dat biedt voor werknemers als zodanig uiteraard geen enkel soelaas. Zoals de meeste andere mensen, ken ook ik het vakbondsbedrijf vooral als het co-management dat het ‘sociaal beleid’ uitlegt wanneer het management de feitelijke beslissingen (met name ontslagen) al heeft genomen. Daarnaast hoor ik nog wel eens iets van een FNV-lokaal wanneer ze weer eens beleidsaanbevelingen doen aan het lokale bestuur (alsof die niet weten wat ze doen…). En dan laten we de geplande beroving van werknemers en gepensioneerden van hun pensioen(rechten), met constructieve medewerking van de vakbonden, gemakshalve maar even achterwege. Wanneer we bedenken dat het gespaarde pensioen van werknemers momenteel 800 miljard euro (800.000.000.000) bedraagt, dan valt een greep in de kas niet uit te sluiten. Wanneer we bedenken dat dit al een maand bekend is, dan lijkt de stilte aan het vakbondsfront hierover op die van een kerkhof. Hoe kan het ook anders met de meer dan een miljoen dode leden die slechts hun contributie betalen? Kortom, waar hebben we het eigenlijk over wanneer we denken aan de vakbond? En waar is dat op gebaseerd?

Naast vakbonden pleit Bos er ook voor dat links binnen gemeenschappelijke structuren probeert bewegingen te stimuleren. Het lijkt me dat de lat hier te hoog wordt gelegd. Er bestaan geen gemeenschappelijke sociale structuren meer, en daar ligt de crux, want dan kan er ook niet worden gestimuleerd. De fragmentatiebommen van het post-modernisme hebben geleid tot een gefragmenteerd bewustzijn dat sociaal lijkt te worden verankerd via de sociale media. We hebben weliswaar onlangs kunnen zien dat deze virtuele middelen mensen snel kunnen mobiliseren, maar ze kunnen sociale structuren niet vervangen. Sociale structuren waarbinnen een tegenmacht kan ontstaan. Het is maar de vraag wat links anno 2011 nog is. Hoe verhoudt ze zich tot het sociaal-liberaal denken? Zeer velen van ons hebben tenslotte een of andere sociale opleiding. In hoeverre beïnvloeden die ons denken en doen? Hoe kunnen we voorkomen dat we meedenken in termen van de heersende macht van sociaal-technologen? De inzet zou moeten zijn om lokaal te verkennen wat voor mogelijkheden we hebben om samen met niet-linksen strijdervaringen op te doen, beseffende dat deze samenhangen met de wereldwijde crisis en uitgaande van de constatering dat links op dit moment maatschappelijk gezien geen enkele rol meer speelt.

Henk Zeldenrust