Rechter dwingt overheid tot opvang van moeder en zoon zonder verblijfsrecht

Een niet zo sociale woningbouwvereniging.
Onlangs heeft de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in zaken over sociale zekerheid, beslist dat een Ghanese jongen van 9 jaar en zijn moeder, beiden zonder verblijfsvergunning, niet op straat mogen worden gezet. Volgens de rechter zijn kinderen kwetsbare personen die recht hebben op zorg, onderdak en een familieleven. De uitspraak biedt een nieuw wapen in de strijd tegen sociale uitsluiting.

De moeder en zoon huurden een woning van de Amsterdamse woningbouwcorporatie Rochdale. Die niet zo sociale verhuurder dreigde hen via een kort geding per 1 juni op straat te zetten. De gemeente Amsterdam liet weten pas te willen helpen als ze daadwerkelijk dakloos zouden zijn gemaakt. De strijdbare advocaat Pim Fischer wist de Centrale Raad van Beroep er gelukkig toe te bewegen om het belang van moeder en zoon voorrang te geven.

De rechter beriep zich op het Europese mensenrechtenverdrag. Dat verplicht staten om kwetsbare personen, zoals kinderen, extra te beschermen als ze worden bedreigd in “hun persoonlijke ontwikkeling” en in “hun psychische en fysieke integriteit”. Op grond van zijn recht op een privéleven heeft de jongen recht op opvang. Ook heeft hij het recht om door zijn moeder verzorgd te worden. Moeder en zoon hebben recht op een familieleven en de moeder moet de kans krijgen om haar zorg- en opvoedingstaken te kunnen vervullen. Daarom moeten beiden opvang aangeboden krijgen. Aldus de Centrale Raad van Beroep.

Met deze uitspraak is het het Haarlemse advocatenkantoor Fischer opnieuw gelukt om een gat in de Koppelingswet en andere uitsluitingsregels te schieten. Ook de kinderrechtenorganisatie Defence for Children boekt daarbij successen. Evenals bij andere zaken is het ook in dit geval de vraag tot hoever de beslissing van de rechter reikt. Hoopgevend is in elk geval dat de Centrale Raad van Beroep ervan uitgaat dat ook kinderen zonder verblijfsrecht recht hebben op zorg en bescherming. Dat kan volgens de rechter tot gevolg hebben dat ook hun ouders zonder verblijfsrecht opvang dienen te krijgen. Het zou prachtig zijn als met deze uitspraak in de hand alle illegaal gemaakte kinderen en hun ouders onderdak en inkomen zouden kunnen eisen. Als dat zo zou uitpakken, dan zou dat een flinke stap voorwaarts zijn in de strijd tegen sociale uitsluiting. Maar het lijkt waarschijnlijker dat voorlopig steeds opnieuw zaken voor de rechter moeten worden gebracht waarin op grond van mensenrechtenverdragen onderdak en inkomen wordt geëist voor gezinnen zonder verblijfsrecht. Gemakkelijke overwinningen hoeven we niet te verwachten. Het blijft noodzakelijk en broodnodig om dit soort juridische gevechten aan te gaan, waarbij nu gelukkig ook het wapen van deze recente uitspraak kan worden ingezet.

Harry Westerink