Gezellig polderen met de “vrijwillige terugkeer”-industrie

IOM in Nepal.
Immigratieminister Gerd Leers heeft in 2011 de subsidie aan Stichting Duurzame Terugkeer beëindigd. Inmiddels heeft hij de touwtjes van de “vrijwillige terugkeer”-projecten strakker in handen genomen. Onder regie van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTV) worden vluchtelingensteungroepen ertoe aangezet om te fungeren als verlengstuk van de deportatiemachine. In plaats van te strijden voor verblijfsrecht laten die zich vaak maar al te graag inzetten voor migratiebeheersing.

Om afgewezen vluchtelingen te dwingen om naar hun land van herkomst terug te keren heeft de overheid in ruim 20 jaar een omvangrijk repressief systeem van opjagen, uitroken, opsluiten en uitzetten opgebouwd. De laatste jaren is het de staat gelukt om daarbij ook steeds meer steungroepen in te schakelen. Die werken vluchtelingen het land uit met een por in de rug en wat geld in de hand. Ze schieten de overheid te hulp met projecten die de aandacht afleiden van het gedwongen en gewelddadige karakter van deportatie door het een “vrijwillig”, “duurzaam” en “humaan” imago aan te meten. Zo stelt VluchtelingenWerk al jaren de terugkeerplicht van ongewenste vluchtelingen centraal. Andere steungroepen zetten vluchtelingen via cursussen, therapieën en indoctrinatie onder druk om zich “waardig en respectvol” te laten dumpen in landen vol geweld en armoede, meestal in innige samenwerking met de migratiebeheersingsorganisatie IOM.

De staat steekt veel geld en menskracht in het zo soepel mogelijk laten draaien van het uitzetapparaat. Maar als het deporteren nog goedkoper en geruislozer kan verlopen door gebruik te maken van de diensten van maatschappelijke organisaties, dan is de overheid er als de kippen bij om daar zijn voordeel mee te doen. Wel let men scherp op de winst- en verliesresultaten in de “vrijwillige terugkeer”-industrie. Als de deportatiecijfers te laag uitvallen, dan wordt de subsidie zonder pardon stopgezet, zoals Stichting Duurzame Terugkeer ondervond.

Worst

Tijdens de op 10 november 2011 gehouden werkconferentie “Samenwerken in terugkeer” presenteerden de ministeries van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken nieuwe beleidsregels voor subsidiëring van “vrijwillige terugkeer”-projecten. Ambtenaren van de ministeries lieten weten dat de al bestaande oprotpremie van maximaal 1.750 euro per “vrijwillig terugkerende” vluchteling voortaan wordt aangevuld met “ondersteuning in natura” ter waarde van 1.500 euro. Het kabinet Bruin I trekt er in totaal 2,5 miljoen euro voor uit. Maatschappelijke organisaties met “aantoonbare” ervaring in “vrijwillige terugkeer” kunnen subsidie aanvragen en een greep doen in de zak geld, die als een worst voor hun neuzen wordt gehangen. De aanvragen worden beoordeeld door de ambtelijke Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer van de DTV, die de projecten zo nauwgezet kan controleren en dus kan aansturen in de gewenste richting.

De conferentie werd georganiseerd door de DTV. Die dienst probeerde de aanwezige maatschappelijke organisaties, waaronder VluchtelingenWerk, Amnesty International, Kerk in Actie en INLIA, nog meer voor zijn karretje te spannen en medeplichtig aan het deportatiebeleid te maken. Ter plekke riep Leers zijn toehoorders op tot een polderaanpak, dwars tegen de belangen van vluchtelingen in: “Laten we niet in wij-zij denken vervallen. Wij, de overheid, die de vreemdeling ten principale niet vertrouwt, tegen zij, de maatschappelijke organisaties, die dit wel doen. Laten we niet langs elkaar werken maar met elkaar, en zorgen dat mensen die hier niet mogen verblijven weer een nieuw perspectief krijgen in het land van herkomst. Daar bent u hard bij nodig.” Uiteraard verzweeg hij dat de staat dag in dag uit ontelbare vluchtelingen juist elk toekomstperspectief ontneemt door hen af te wijzen en terug te sturen naar oorden vol verschrikking en troosteloosheid.

Tijdens een van de workshops maakte de DTV duidelijk dat de collaborerende groepen zo snel mogelijk alle informatie over “vrijwillig” uit te zetten vluchtelingen aan de dienst ter beschikking moeten stellen. De deelnemers aan een door de IOM geleide workshop mochten een tenenkrommend rollenspel spelen, waarbij leden van maatschappelijke organisaties in de huid kropen van DTV-ambtenaren en zo een beeld kregen van de alledaagse praktijk van de dienst. Omgekeerd kwamen de DTV-ers meer te weten over het terugkeerwerk van de organisaties, wat in feite neerkwam op gratis bedrijfsspionage. Zo kon men zich ruimschoots inleven in elkaar, met de bedoeling om de samenwerking te verstevigen, meer begrip te krijgen voor elkaars uitzetactiviteiten en met z’n allen nog effectiever de vluchtelingen het land uit te jagen.

Harry Westerink