Vluchtelingen in gezinslocaties laten zich niet “activeren” tot terugkeer

In een wegpestcentrum.
In een wegpestcentrum.

Met het aanbieden van activeringsprogramma’s probeert de overheid om afgewezen vluchtelingen in gezinslocaties te bewegen tot terugkeer naar hun land van herkomst. Maar het onder staatscontrole “activeren” blijkt een averechts effect te hebben, want veel vluchtelingen volharden daardoor juist in hun strijd om hier te zijn en hier te blijven. Een analyse van een tot mislukken gedoemd proefproject.

In 2010 tikten de Raad van Europa en daarna ook rechters de Nederlandse staat op de vingers omdat men stelselmatig afgewezen vluchtelinggezinnen op straat zette. Tegen heug en meug gaf de toenmalige minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) daarop opdracht om twee bestaande asielzoekerscentra (azc’s) om te bouwen tot plekken waar gezinnen in afwachting van uitzetting een zo sober mogelijke opvang konden krijgen. De beleidsmakers betitelden die plekken eufemistisch als “vrijheidsbeperkende gezinslocaties”. Al snel ontvingen UNICEF en Defence for Children verontrustende signalen over de leefsituatie in die wegpestcentra, wat leidde tot een kritisch rapport van de kinderrechtenorganisaties. In de centra worden de gezinnen feitelijk gevangen gehouden, is de zorg en het onderwijs zwaar onder de maat, ligt het inkomen van de vluchtelingen ver onder het bestaansminimum, en heerst er een sfeer van dreigen en straffen door het COA-personeel. Dat was al het geval in 2011, toen de locaties werden geopend, en dat is steeds zo gebleven. Het onderzoek “’Het is hier in één woord… stom!’” van de werkgroep Kind in azc, een coalitie van mensenrechtenorganisaties, onderstreept dat nog eens.

Hospitalisatie

In de wegpestcentra staat het hele regime in het teken van terugkeer naar het land van herkomst van de vluchtelingen. Ze worden zoveel mogelijk “ontmoedigd” om activiteiten te ondernemen die zijn gericht op een toekomst in Nederland. Zo krijgen ze geen Nederlandse taallessen en ook geen geld om een nieuwe verblijfsaanvraag te financieren. Daar komt bij dat door het keiharde bezuinigingsbeleid de dagbesteding in azc’s en zeker in gezinslocaties tot een minimum is teruggebracht. Dit soort opvangcentra kunnen worden beschouwd als “een totale institutie”, zoals ook gevangenissen en psychiatrische klinieken dat zijn, aldus het in 2013 verschenen rapport “Verloren tijd” van de officiële Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). De drang en dwang tot beheersing blijkt groot te zijn in de centra. “De bewoners hebben niet de regie over hun eigen leven”, aldus de commissie, en ze maken na verloop van tijd een proces van “hospitalisatie en mortificatie” door. Ze mogen en kunnen niets doen, moeten wachten op hun dreigende deportatie en zijn verplicht om zich dagelijks te melden, behalve op zondag. Wie de meldplicht of andere regels overtreedt, krijgt een boete of een andere straf opgelegd. Veel vluchtelingen noemen de gezinslocaties dan ook “gevangenissen” of “strafkampen”.

Het ACVZ-rapport vormde voor de beleidsmakers de aanleiding om in 2014 een proefproject te starten dat was gericht op “het activeren” van de bewoners van gezinslocaties. Uit het rapport was gebleken dat het gebrek aan dagbesteding de gezondheid van de vluchtelingen ondermijnt en leidt tot passiviteit, lusteloosheid en depressie. Dat wilden de beleidsmakers tegengaan door hen voortaan meer activiteiten aan te bieden. Op het eerste gezicht leek men daarmee iets positiefs voor vluchtelingen te willen doen, iets waar ook nog een prijskaartje aan zou hangen. Maar al snel kwam de aap uit de mouw: het hoofddoel van het pilotproject, aldus de toenmalige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven, “is het bevorderen van zelfstandige terugkeer van bewoners van gezinslocaties naar het land van herkomst. Daarnaast zou activering het welzijn van de bewoners op een positieve manier beïnvloeden, waardoor het beroep op medische voorzieningen zou moeten afnemen”. Zo kennen we de beleidsmakers weer die de politiek van migratiebeheersing vorm en richting geven. Alleen als ze er zelf voordeel bij hebben, brengen ze verandering in het beleid aan. Alleen maar omdat men verwacht dat “het activeren” van de vluchtelingen gaat leiden tot meer uitzetting en tot kostenbesparingen in de medische zorg, wil men meer dagbesteding in de wegpestcentra gaan regelen.

Tearooms

Het proefproject vond van maart 2014 tot maart 2015 plaats in drie gezinslocaties, in Burgum, Den Helder en Gilze. Momenteel zijn er nog vijf andere locaties, in Katwijk, Amersfoort, Emmen, Goes en Almelo. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) heeft de pilot geëvalueerd in het rapport “’Als ik bezig ben, denk ik niet zo veel’”. Het project werd uitgevoerd door het COA en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTV). Het COA zorgde in de locaties voor recreatieve activiteiten en activiteitenbegeleiding. De DTV gaf daar korte cursussen en vakopleidingen, en richtte zogenaamde “terugkeerruimten” in, ook wel omschreven als “T-rooms” (ofwel: “tearooms”, een raar soort woordgrapje van de DTV).

De “zelfstandige terugkeer” die de overheid oplegt aan vluchtelingen in gezinslocaties, werd vroeger standaard “vrijwillige terugkeer” genoemd. Van die term hebben de beleidsmakers inmiddels afstand genomen. Het is voor vriend en vijand zonneklaar dat die “vrijwilligheid” moet worden afgedwongen door een politiek van illegalisering, uitsluiting en verpaupering. Alleen door vluchtelingen langzaam maar zeker kapot te maken en hun overlevingsstrijd zoveel mogelijk tegen te werken, zouden de beleidsmakers het voor elkaar kunnen krijgen om mensen te dwingen “vrijwillig” terug te keren. Niettemin zien de WODC-onderzoekers zich in hun rapport genoodzaakt om aan te geven hoe weinig vluchtelingen bereid zijn om zichzelf uit te zetten. Zelfs in “een totale institutie” waar de bewoners voortdurend onder druk staan om het land te verlaten, blijkt “de belangrijkste reden van uitstroom” toch het verkrijgen van verblijfsrecht te zijn. En dat hebben de vluchtelingen dan helemaal op eigen houtje moeten regelen, zonder enige hulp van het COA. “Zelfs al zou activering erin slagen bewoners actief te laten werken aan een realistisch toekomstbeeld, dan blijft het de vraag of dit tot meer terugkeer zal leiden, nu zij om zich heen heel wat mensen alsnog een verblijfsvergunning zien krijgen”, moeten de onderzoekers vaststellen. Het “realistisch toekomstbeeld” dat de vluchtelingen door de staat en zijn handlangers krijgen opgedrongen, namelijk terugkeren, ziet er heel anders uit dan het perspectief dat hen zelf voor ogen staat, namelijk strijden om hier te zijn en hier te blijven.

Vooral de “T-rooms” van het proefproject blijken flink te zijn mislukt. Het was de bedoeling dat vluchtelingen de “terugkeerruimten” zouden bezoeken om informatie te krijgen over “reïntegratie” in hun land van herkomst. Die informatie was vooral afkomstig van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Maar de vluchtelingen hebben de “T-rooms” nauwelijks bezocht, onder meer omdat ze het idee hebben dat de overheid in de gaten houdt wat ze doen in die ruimten. En dat kan tegen hen worden gebruikt. “Het voelt toch als ‘big brother is watching you’”, moet een DTV-medewerker toegeven. Sowieso wil het merendeel van de vluchtelingen niet terugkeren, dus wat hebben ze dan te zoeken in die “T-rooms”? Een andere DTV-medewerker legt uit waar de schoen wringt: “Je moet goed beseffen dat ze niets van ons willen aannemen. Helemaal niets. Nog geen kopje koffie bij een gesprek. Wij zijn toch een beetje de vijand, en daar moet je continu doorheen vechten en prikken, en alles wat maar naar terugkeer riekt, kan voor sommigen echt een enorme drempel zijn om mee te doen.”

Reïntegratie-industrie

Volgens het WODC-rapport vertoont het proefproject overeenkomsten met beleid dat is gericht op “sociale activering” en “participatie” van andere groepen mensen, zoals baanlozen. De empowerment van dergelijke groepen zou zich richten op het versterken van hun maatschappelijke positie, met als doel dat iedereen uiteindelijk een volwaardige plek in de samenleving gaat krijgen, aldus de propaganda. In werkelijkheid echter dient de “activering” van baanlozen via de reïntegratie-industrie vooral het belang van de staat om het arbeidsreserveleger in het gareel te houden en klaar te stomen voor slecht betaald flexwerk of zelfs onbetaalde dwangarbeid. Het belang van de baanlozen om zinvol werk te doen en daarvoor een fatsoenlijk loon te ontvangen, wordt volkomen ondergeschikt gemaakt aan de eisen die de bazen stellen. Daar komt bij dat vluchtelingen in gezinslocaties zelfs niet eens mogen deelnemen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De disciplineringsmachinerie is er bij afgewezen vluchtelingen dan ook niet op gericht om hen te dwingen zich door bazen te laten uitbuiten. Bij hen gaat het niet om “sociale inclusie”, maar om “sociale exclusie”, geen deelname aan de maatschappij, maar verwijdering uit die maatschappij. Ze worden “geactiveerd” om niet hier te “integreren”, maar in hun land van herkomst te “reïntegreren”. Ze moeten met het mes op de keel “de regie over hun eigen leven nemen” door zichzelf uit te zetten naar landen vol armoede en geweld.

De verwachtingen van de beleidsmakers ten aanzien van het proefproject zijn niet uitgekomen. Ten eerste blijkt het niet zo te zijn dat als vluchtelingen meer regie over hun eigen leven zouden kunnen krijgen, dat ook zou leiden tot meer terugkeer. Integendeel, vluchtelingen die meer mogelijkheden hebben om actief te worden, ondernemen juist des te meer om hier te kunnen blijven. Ten tweede is het ook niet zo dat een verbetering van de gezondheid en het welzijn van de vluchtelingen terugkeer zou bevorderen. Het is juist andersom: dreigen met terugkeer verslechtert hun gezondheid en welzijn. En ten derde is het ook niet zo dat het geven van meer informatie over de landen van herkomst, meer terugkeer tot gevolg heeft. Sterker nog, meer informatie over hun eigen land versterkt bij vluchtelingen juist de angst voor terugkeer. Onbedoeld geeft het WODC-rapport daarom hoop. De hoop namelijk dat afgewezen vluchtelingen zich niet klein laten krijgen, ondanks de overmacht van de staat waar ze in de gezinslocaties dagelijks mee worden geconfronteerd. De hoop dat ze hun eigen leven en strijd weten te bepalen en richting weten te geven, dwars tegen de schijnheilige praatjes van de overheid in die de “regie over het eigen leven”-mantra alleen maar inzet om meer te kunnen deporteren.

Harry Westerink