Achtergronden bij een mogelijke Turkse Lente

Waterkanonnen in Ankara.
Waterkanonnen in Ankara.

De ontwikkelingen in Turkije gaan adembenemend snel. Een kleine sit-in tegen de dreigende verwoesting van een park is uitgegroeid tot een felle en omvangrijke protestbeweging in een reeks Turkse steden. Waar die eerste sit-in op 28 mei pakweg vijftig mensen telde, daar zijn op 2 juni tienduizenden mensen op het Taksim-plein aanwezig, volgens één schatting 80 tot 100 duizend mensen. Waar enkele dagen geleden premier Erdogan van geen wijken wilde weten, daar zegt hij nu dat de politie te grof heeft opgetreden, en kondigde hij gisteren in een nogal vage verklaring aan dat er in het park geen winkelcentrum komt, maar wel een nieuwe moskee. Het in detail schetsen van de gebeurtenissen ga ik hier niet doen, zo’n overzicht is achterhaald zodra je het leest. Wat volgt, gaat over oorzaken en achtergronden van wat misschien nog geen Turkse Lente is, maar zeer wel tot zoiets kan uitgroeien.

De directe aanleiding was het Gezi-park, een klein park op Taksim-plein in Istanboel. Het is een van de weinige plekken met groen en bomen, een kleine oase in de snel moderniserende miljoenenstad. Mensen wilden hun groene plek niet kwijt. Een petitie met 50 duizend handtekeningen voldeed niet, dus hielden mensen een sit-in. Inderdaad, om bomen en wat groen te verdedigen, en daar is niets belachelijks aan.

Dat deze actie zoveel steun kreeg, duidde op een dieper ongenoegen. Istanboel staat bol van de moderne bouwprojecten, doorgedrukt van hogerhand zonder rekening te houden met verlangens vanuit de bevolking. Bram Vermeulen legt in de NRC de vinger op een zere plek: “Er zijn tal van ambitieuze projecten gestart in Istanboel. Die komen er allemaal zonder inspraak van de bevolking. Die voelt zich alsof ze nergens bij betrokken wordt.” Inderdaad, die wordt ook niet betrokken. Dus betrekt ze zichzelf in de gang van zaken, door te protesteren. Mensen die een park willen behouden, tegenover een gezag dat over hen heen walst. Dat zit in het hart van dit protest.

Vervolgens slaat het gezag dat protest keihard neer, probeert dat althans, met oproerpolitie, waterkanonnen en vooral verschrikkelijk veel traangas. “Ooggetuigen verklaren dat ze nog nooit zoveel traangas gezien hebben in Istanboel.” Dat wil iets zeggen, want traangas is in Turkije geen zeldzaamheid. Hetzelfde Nu.nl-artikel spreekt over “de manier waarop al jarenlang demonstraties met een overdaad aan traangas worden neergeslagen.” Kennelijk beleefde Istanboel de afgelopen dagen niet zomaar een “overdaad aan traangas”, maar nog aanzienlijk meer dan dat. Het bleek de spreekwoordelijke druppel. In plaats van angstig thuis te blijven, voegden steeds meer mensen zich bij de demonstraties. In Istanboel, waar dagenlang straatgevechten woedden. In Ankara, in Izmir, en in een reeks andere steden. Zo is dit veel meer dan louter een protest tegen een arrogant stadsbestuur dat bouwprojecten doordrukt en de leefbaarheid sloopt. Het is een explosie van verontwaardiging tegen politiegeweld en tegen een premier die dit politiegeweld op mensen heeft losgelaten. Turkije beleeft een revolte tegen onderdrukking, tegen op hol geslagen autoritarisme.

Ankara.
Ankara.

Maar er zitten aan de context bijzondere aspecten. Mensen komen in verweer tegen een specifieke vorm van autoritair bestuur. Premier Recep Erdogan leidt sinds 2002 een regering van de islamistische AK Partij (AKP). Deze regering is, net als haar seculiere voorlopers, een voorstander van doortastend neo-liberalisme. Economische groei via het bijbehorende investeringsklimaat voor bedrijven is het hoofddoel. Er is sprake van forse economische groei, regelmatig van rond de vijf procent per jaar. De hausse aan bouwprojecten, waarvan de voorgenomen verwoesting van het Gezi-park deel uitmaakt, is onderdeel van die groeistrategie, en die stuit nu dus op fel verzet. De AKP combineert dat neo-liberalisme met cultureel conservatisme, met verwijzingen naar de islam. Ook dat stuit bij veel mensen op groeiende weerstand. Inperkingen van het abortusrecht, wetgeving om alcoholgebruik in de publieke ruimte terug te dringen, allerlei inbreuken op de persoonlijke rechten en vrijheden van mensen. Kort geleden probeerde het metrobedrijf in Turkije zelfs op te treden tegen zoenen in het openbaar. Dat leidde tot een protest: op 25 mei hielden honderd mensen op dat metrostation een openbare zoen-actie. De meegevoerde leus: “Vrije kussen”. Het was drie dagen voor de sit-in begon in Istanboel. De zoen-actie zelf vond plaats in Ankara.

Naast de afkeer van bestuurlijke arrogantie en van politiegeweld is het ook de meer specifieke bezorgdheid over het religieus gemotiveerde autoritarisme van Erdogan en de AKP dat mensen in protest heeft gebracht. De NRC wees erop dat het bouwproject waarvoor Gezi met sloopt bedreigd wordt, onder meer een grote moskee omvat. En het is tekenend dat Erdogan nu het idee van een winkelcentrum van tafel haalt, maar de moskee in het plan overeind houdt. Wellicht hoopt hij, door de commerciële dimensie van het project van tafel te halen, maar de religieuze dimensie overeind te laten, de politieke schade te beperken en zijn religieus-gemotiveerde achterban ervan te weerhouden om aan het protest deel te nemen.

Die achterban van Erdogan is zeer omvangrijk. Dat is belangrijk om in de analyse te beklemtonen: Erdogan en zijn AKP-regering hebben brede steun. Hij regeert al sinds 2002, en bij de laatste verkiezingen van 2011 groeide zijn steun met ruim drie procent, tot 49,90 procent. Het aantal zetels liep door de werking van het kiesstelsel terug, waardoor Erdogan vier zetels tekort kwam om een referendum – met de mogelijkheid om de grondwet te veranderen – te lanceren. Maar hij staat sterk in gevestigde politieke verhoudingen, en voelt zich ook erg machtig. Dat verklaart waarschijnlijk mede zijn aanvankelijke arrogante houding jegens de protesten.

De populariteit van Erdogan heeft meerdere redenen. Er is de succesvolle economie, waarvan weliswaar weinig doorsijpelt naar de arme onderkant, maar vast ook weer niet helemaal niets. Er is ook de verwijzing naar traditie en moraal, die juist op het conservatieve platteland en onder mensen die net van het platteland naar de stad zijn verhuisd, aanspreekt. Juist waar de ontwikkelingen snel gaan, waar de economie groeit, net als de snel moderniserende steden, hebben veel mensen behoefte aan houvast, aan tradities, aan iets bekends om zich in onzekere situaties aan vast te klampen. Het is een beetje als de KVP, die oppermachtige katholieke voorloper van het CDA, die in tijden van snelle economische groei in de jaren vijftig het politieke landschap in Nederland domineerde door economische groei te combineren met traditionele normen en waarden. Het religieuze conservatisme van de AKP bood dat type houvast, en combineerde daardoor prima met het neo-liberalisme dat die snelle,
om houvast roepende, veranderingen teweeg hielp brengen.

Istanboel.
Istanboel.

Erdogans regering doorbrak tegelijk op een aantal punten vaste en verstikkende patronen in de Turkse politieke cultuur. Turkije was, vanaf de stichting van het land als moderne staat in 1923 onder Kemal Atatürk, officieel een seculiere staat. Die stichting en haar aanloop gingen gepaard met oorlog tegen geallieerde staten – de voorloper van Turkije vocht in de Eerste Wereldoorlog aan Duitse en Oostenrijkse kant -, met etnische zuiveringen tegen Grieken – een proces dat over en weer ging, zoals een artikel van Louis Proyect over de lotgevallen van Smyrna, nu Izmir, duidelijk maakt; in het geval van de Armenen liep die etnische zuivering uit op regelrechte genocide. De vestiging van de Turkse staat ging bovendien samen met een wisseling van beperkte tolerantie en felle repressie van de piepjonge arbeidersbeweging, de diverse communistische partijtjes die opkwamen. Het Turkse nationalisme stond dan ook meteen al tegenover de arbeidersbeweging, al wisselden de methoden tussen repressie en inkapseling. Links-communist Loren Goldner belicht deze fascinerende episode in detail.

Belangrijk voor het vervolg: de rol van de islam in het openbare leven werd sterk teruggedrongen. Het was een opgelegd, autoritair secularisme, tot aan 1945 ook nog eens vormgegeven – met een enkele korte onderbreking – in een eenpartijstaat. Het was ook een hypocriet, onecht, secularisme. Een authentieke seculariteit houdt scheiding van staat, van openbaar bestuur, en georganiseerde religie in. Maar daarvan was in Turkije geen sprake. Er is een staatsinstelling voor de religie, het Directoraat voor Godsdienstzaken, die imams opleidt! Die zijn vervolgens feitelijk ambtenaren. Het Turkse secularisme heeft niet zozeer staat en godsdienst gescheiden. Het heeft de onderwerping van staat aan godsdienst omgedraaid en vervangen door de onderwerping van de godsdienst door de staat. Feitelijk functioneert deze versie van secularisme, kemalisme genoemd naar de grondlegger Kemal Atatürk, zelf als een staatsgodsdienst. Het functioneert als ideologische steunpilaar van het Turkse nationalisme. En de kracht die secularisme en nationale eenheid garandeert tegen bedreigingen van deze opgelegde eenheid was het Turkse leger. Dat trad op tegen alles dat in haar ogen de nationale eenheid bedreigde. Tegen religieus conservatisme. Maar zeker zo hard tegen communisme en arbeidersverzet, en tegen Koerdisch verzet tegen de opgelegde eenheid. Liepen politici naar militair idee uit de nationale pas, dan volgde een staatsgreep.

In de jaren zeventig groeiden onvrede, onrust en protest. Linkse groeperingen gingen de straat op. Uiterst rechts – fascisten en fundamentalisten – vormden gewapende knokploegen. Stadsguerrilla, aanslagen over en weer, en straatgeweld grepen om zich heen. In 1980 pleegde het leger wederom een staatsgreep. Die bracht twee dingen tot stand. Enerzijds een krachtdadige disciplinering naar rechts toe. Repressie en geweld tegen links moesten gewoon een staatsmonopolie zijn, en geen freelance activiteit van fascisten. Anderzijds een harde afrekening naar links toe, en naar alles dat de eenheid van hogerhand bedreigde. Vakbonden, linkse partijen en journalisten moesten het ontgelden, doodvonnissen, marteling en massa-arrestaties volgden elkaar enkele jaren in hoog tempo op. De linkerzijde werd vrijwel gebroken, mensen gingen ondergronds of ontvluchtten het land. Toen dat gedaan was, volgde een voorzichtige liberalisering, met verkiezingen waaraan diverse partijen meededen. Economisch gezien bood de repressie van de arbeidersbeweging ook de ruimte om wat later als neo-liberalisme bekend werd door te drukken: meer ruimte voor het privékapitaal, in een economie waar tot dan toe de staat veel macht had. Dat privékapitaal was echter veelal in handen van wat kleinere ondernemers met een traditionele achtergrond – precies het slag mensen waar het religieuze conservatisme van wat later de AKP zo invloedrijk was. Het via staatsgreep en seculier rechtse vervolg daarvan doorgeduwde neo-liberalisme versterkte daarmee de sociale basis van het islamisme van iemand als Erdogan.

Maar er was meer. Het opgelegde secularisme had ook iets verstikkends, waardoor het islamisme van de AKP als bijna iets liberaals overkwam. Hoofddoeken verbieden in de openbare ruimte voelt immers nauwelijks minder onvrij als hoofddoeken opdringen, zoals meer radicale islamisten bepleiten en waar ze de macht hebben ook doordrukken. Het kunstmatig weghouden van islamitische uitingen van staatswege, in een land waar de overgrote meerderheid de islam aanhangt, had iets gekunsteld. Steun van velen aan de AKP kan dan ook tegelijk gezien worden als uiting van het verlangen van vrome moslims om hun identiteit vrijer te kunnen uiten. Kemalistische politici die daartegen fulmineerden, en hierin vaak het Turkse leger als bondgenoot zagen, kwamen nogal gemakkelijk over als vijanden van de persoonlijke vrijheid. Dat waren het in feite ook. De tragiek was echter dat vanuit de islamistische optiek de scheidslijn tussen meer ruimte voor religie enerzijds, en het opleggen van religieus geïnspireerd conservatisme anderzijds, bepaald geen automatisme was. Naarmate de AKP zich sterker voelde, ging Erdogan verder in zijn conservatieve maatregelen. Precies dát stuit nu dus op zeer terechte weerstand.

De regering van de AKP vocht de greep van dit opgelegde secularisme aan, met wat al te veel succes dat haar kennelijk nogal naar het hoofd is gestegen. Zo werden er een groot aantal militairen, maar ook anderen waaronder journalisten, in de cel gegooid op basis van een nogal schimmige beschuldiging dat ze een staatsgreep aan het voorbereiden waren. Met dit soort maatregelen drong de regering de militaire macht terug. Maar precies met dat soort maatregelen ondermijnde de regering tegelijk de ruimte voor critici, voor kritische journalisten die werden aangevallen en dergelijke. De kemalistische onvrijheid maakte plaats voor een islamistisch-conservatieve onvrijheid. Die stuit gelukkig nu op haar grenzen in de vorm van volksverzet.

Maar in dat verzet zien tegelijk kemalisten wel weer kansen. Velen van hen zijn daarin gedreven door wat veel anderen drijft: weerzin tegen autoritarisme. Maar het optreden van de belangrijkste kemalistische partij, de Republikeinse Volkspartij (CHP), verdient kritische aandacht. Die ruikt haar kansen. Op 31 mei, in Ankara, bijvoorbeeld demonstreerden vijfduizend mensen die door de politie met traangas werden aangevallen. “De demonstranten, vooral jonge aanhangers van de Republikeinse Volkspartij, waren van plan om te protesteren tegen nieuwe wetten die de verkoop van alcohol beperkten, en riepen: ‘Overal is verzet, overal is Taksim’.” In dit geval is er waarschijnlijk sprake van een oprecht vrijheidsgevoel, vastgeknoopt aan de CHP. Maar wanneer er politici van die partij zelf opduiken op het plein, om zich breed te komen maken, is er van een gevaarlijk spel sprake. Het lijkt me dat de toestemming die de CHP bijvoorbeeld kreeg om gisteren een mars naar Taksim te houden, slim spel is van de regering. Het brengt het protest terug tot partijpolitiek, althans, dat is een levensgroot gevaar. En, zo vrijheidslievend als de CHP momenteel praat, zo autoritair is haar erfenis.

De bemoeienis van de CHP is, naast de repressie, het tweede grote gevaar dat de beweging bedreigt. Als de beweging zich immers beperkt tot een strijd tussen islamisme en staatsgeoriënteerd secularisme, dan verliest ze een veel bredere anti-autoritaire aantrekkingskracht. Arme mensen hadden immers van het opgelegde secularisme in kemalistische vorm evengoed last – in de vorm van armoede en staatsgeweld – als van het opgelegde islamisme van Erdogan. Dat veel demonstranten kemalistische sympathieën hebben is niet vreemd, net zo min als bijvoorbeeld de sympathie voor de Egyptische militaire – en ook secularistische! – dictator Nasser op het Tahrir-plein vreemd was. Mensen projecteren wel vaker hun eigen bevrijdingsverlangens op figuren die dat niet verdienen. Strijd samen met radicalere actievoerders, gecombineerd met verhelderende onderlinge discussies, kunnen hier wonderen doen. Maar wanneer de beweging als geheel zich achter bijvoorbeeld de CHP zou scharen, is die haar autonomie en veel van haar dynamiek kwijt. De kracht van bewegingen zoals nu in Turkije is immers haar bottom-up karakter, haar veelvormigheid, haar relatieve ongrijpbaarheid die zich maar beter niet laat reduceren tot aanhangsel van één partij.

Maar dat dit gevaar – inkapseling en onschadelijk maken door haar tot louter kemalistisch partijpolitiek fenomeen terug te brengen – bestaat, wil nog niet zeggen dat het de realiteit dekt. In die zin vind ik de visie die Zihni Özdul presenteert in “Why the Gezi-park protests do not herald a Turkish Spring – yet”, veel te beperkt en te somber. Hij schrijft over het protest: “Jonge mensen vanuit de seculiere sociale lagen van ‘witte Turken’ van vooral hogere klassen zijn de belangrijkste drijvende kracht.” Hij voegt toe: “In deze zin vertegenwoordigen deze demonstraties een van de laatste stuiptrekkingen van de oude ‘seculiere’ elites, die een bittere veldslag hebben gevoerd – en verloren – tegen de opkomende Anatolische nouveaux-riches die Erdogans AKP uitmaken.” Hij noemt de protesten kortweg “een upper-class revolte”. Het lijkt me dat hij hier een problematisch aspect van de beweging – de acceptatie van en steun door de CHP en dergelijke – met het geheel verwart. Het is goed dat hij aanstipt dat ook die CHP het verwoestingsplan dat Gezi bedreigt, heeft geaccepteerd. Het is goed dat hij sowieso op de kwalijke erfenis van die partij wijst. Maar hij miskent al die andere mensen op Taksim en elders. Die komen niet dankzij de CHP, en niet ondanks de CHP, maar gewoon ongeacht de CHP. Gewoon, omdat ze het zat zijn om genegeerd, gekneveld en ook nog eens met traangas bestookt te worden. De boze mensenzee is simpelweg ook te groot om als “upper class revolte” weggezet te worden.

Ja, ook een verslag van de Christian Science Monitor schrijft over de betogers: “Velen van hen zijn jonger, welvarend en seculier”, en is kwaad wegens “recente AKB-besluiten zoals het beperken van alcoholconsumptie en ruwe behandeling van de oppositie.” Maar in de eerste plaats zijn relatief hoogopgeleide jongeren uit welgestelde kringen wel vaker een groep wiens protesten iets veel breders triggert: ook de studentenbewegingen van de jaren zestig werden aanvankelijk afgedaan als bezigheid van rijkeluiskinderen. In de tweede plaats is de omvang en diversiteit van het protest zodanig dat het de perken van eliteprotest allang te buiten gaat. Er zijn protesten gemeld uit noord-Cyprus, maar – zij het zwakjes – ook uit Dyarbakir, in het vooral door Koerden bewoonde deel van de Turkse staat. En op het Taksim-plein zelf is het diversiteit troef. “Duizenden betogers van arbeidersbonden, politieke partijen, ngo’s en andere gewone burgers” zijn daar bijeen. Of het protest blijft aanzwellen, of het zij aan zij gaat of gecombineerd wordt met sociaal-economisch protest en het bijvoorbeeld aansluiting vindt bij een vanuit een vakbond voorgenomen staking in de metaal valt moeilijk te zeggen. Maar dat – zelfs als de protestgolf wel weg zou ebben – het aanzien van Erdogans regering een geduchte knauw heeft gekregen, vooral ook nu er ruim duizend gewonden en twee doden zijn gevallen vanwege het politiegeweld waarmee zijn beleid gepaard gaat, lijkt me aan geen serieuze twijfel onderhevig.

Meer informatie, analyse en commentaar:
“Resistanbul: the beginning of the end of an era?”, ROAR Collective, 2 juni 2013.
“Istanbul Taksim Gezi Park is not about trees”, Jacques Ropux, 30 mei 2013, vooral ook vanwege de commentaren.
“Impressions from Ankara: the Turkish protest movement”, Chilli Sauce, 2 juni 2013, eveneens vooral ook de commentaren.

Peter Storm
Blogger via Ravotr.

Eerdere stukken van Peter Storm over de actuele situatie in Turkije:
“Occupy in Istanbul, Turkije! ‘Dit is het begin van een zomer van onvrede’” (31 mei)
“Turkije: volksverzet grijpt om zich heen” (1 juni)
“Turkije: updates, observaties en achtergronden” (3 juni)