Een maand geen uitkering als je dwangarbeid weigert is een terechte straf, aldus de Centrale Raad van Beroep

“Tegen de arbeidsmoraal, stop uitbuiting en kapitaal”.

Op 30 juli 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak die een vrouw uit Almere had aangespannen tegen de gemeente. Ze had sinds augustus 2015 aanvullende bijstand op basis van de kostendelersnorm. Ze verrichtte daarnaast twee en een half uur per week werkzaamheden als schoonmaakster. De vrouw had twee bij haar inwonende kinderen.

Ze volgde het traject Intensieve Werkbegeleiding. Het lukte haar echter niet om tijdens dit traject een betaalde baan te krijgen. Dat ondanks de constatering van de gemeente dat zij voldoende gemotiveerd was en ook voldoende solliciteerde. In 2016 werd ze uitgenodigd voor een gesprek, waarin haar werd meegedeeld dat zij zou worden aangemeld voor het traject @Work. In een vervolggesprek werd haar meegedeeld dat zij van 10 februari 2016 tot 11 augustus 2016 het traject @Work zou gaan volgen bij het subproject “Centrum Schoon”. Daarna werd een werkervaringsovereenkomst “Centrum Schoon” ondertekend.

Ze moest “met behoud van uitkering” gaan werken bij de stadsreiniging, dus bij het project Centrum Schoon. De werkzaamheden zouden bestaan uit het legen van prullenbakken, vegen en prikken (verwijderen van vuil met een knijper). De werkzaamheden moesten worden verricht tussen half acht ’s morgens en vier uur ’s middags. Dat gedurende vier dagen per week en donderdag vanaf een uur.

Het project “Centrum Schoon” blijkt te zijn uitgevoerd door @Work personeelsdiensten. Dit bedrijf werkt vooral in Friesland, maar ze zijn ook elders in Noord-Nederland actief. Op hun website zetten ze de “flexwerker van de maand” in het zonnetje. Ze doen uitzendwerk voor verschillende bedrijven en zijn gespecialiseerd in pay rolling. En blijkbaar doen ze dus ook zaken met gemeenten bij de tewerkstelling van bijstandsgerechtigden “met behoud van uitkering”.

Op 11 februari 2016 heeft de vrouw zich ziek gemeld. Ze deelde haar klantmanager mee dat ze het werk bij het traject niet ging doen, omdat er medische en andere belemmeringen waren om het traject te volgen. Daarop werd ze aangemeld voor een medisch en arbeidskundig onderzoek naar haar belastbaarheid. Op 25 februari hebben een arts en een arbeidsdeskundige de vrouw onderzocht. Bij besluit van 17 maart 2016 heeft de gemeente haar, met inachtneming van de belemmeringen, volledig arbeidsgeschikt verklaard na advies van de keuringsarts. Dat besluit werd gehandhaafd na een bezwaarschrift, waarop op 22 juni 2016 werd geantwoord. Het zogenaamde lichte prikwerk, zoals hierboven genoemd, zou voor haar passend zijn.

Op 17 maart 2016, toen haar procedure van ziekmelding, de keuring en het bezwaarschrift liepen, werd de vrouw uitgenodigd voor een gesprek met de klantmanager. Ze deelde deze klantmanager mee dat ze het aanbod om deel te nemen aan het traject zou weigeren, omdat ze “niet op straat wil prikken, dat zij begrijpt dat dit soort werk gedaan wordt, maar dat het niets voor haar is”. Daarop heeft de gemeente bij besluit van 24 maart 2016 de bijstand met ingang van 1 april verlaagd met honderd procent van de bijstandsnorm voor de duur van een maand. De verlaging werd over drie maanden uitgesmeerd met een bedrag van 231 euro per maand. Aan de besluitvorming lag ten grondslag dat de vrouw, doordat zij geweigerd heeft deel te nemen aan het traject, de verplichting om gebruik te maken van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet is nagekomen.

Uiteindelijk kwam de zaak bij de Centrale Raad terecht. De advocaat van de vrouw voerde aan dat het traject niet moest worden beschouwd als een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. De vrouw heeft gesteld dat het traject niet leidt tot een verkleining van de kloof tot de arbeidsmarkt en volgens haar biedt het traject geen enkel concreet zicht op een baan, maar is er slechts sprake van werkverschaffing. Om die reden kan er geen sprake zijn van een onnodig beroep op bijstand. De Centrale Raad oordeelt nu dat het antwoord op de vraag of er sprake is van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling per geval moet worden beoordeeld. En de raad oordeelde dat dat in het onderhavige geval wél zo is. Het is een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Voor de vrouw geldt dat, aangezien de intensieve trajectbegeleiding niet tot uitstroom leidde, zij juist door deel te nemen aan het project Centrum Schoon weer in een dagelijks arbeidsritme kon komen en arbeidsvaardigheden kon opdoen. En dat ze, indien ze een goed arbeidsethos zou laten zien, kon worden voorgesteld op vacatures waarmee zij de kans op uitstroom uit de uitkering zou vergroten.

De Centrale Raad behandelt nog meer overwegingen waarom er in dit geval sprake was van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling en formuleert daarbij algemene principes. Aangezien er sprake was van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling handhaaft de Centrale Raad de sanctie van honderd procent van de bijstandsnorm.

Piet van der Lende

(Dit is een iets geredigeerde versie van een artikel dat eerder op de website van de Bijstandsbond verscheen.)