I can’t breathe. De nieuwe adem van het verzet

Boekcover

Als witte activist poog ik mijn verantwoordelijkheid te nemen om de perspectieven van mensen van kleur op te zoeken en van hen te leren. Dit deed ik al een poosje toen in de zomer van 2020 de Black Lives Matter-protesten in de VS in het internationale nieuws kwamen. Ik denk dat dit voor veel witte mensen een moment was waarop ze zich ervan bewust werden hoe belangrijk het is om witte suprematie te begrijpen als je voor bevrijding wil strijden. Vooral de politie en de geweld dat ze uitoefent, kwamen hier nog eens naar voren. Dit was voor mij, denk ik, ook het moment waarop ik alle positieve gevoelens tegenover de politie heb verloren. Ikzelf ben erg geprivilegieerd opgevoed (wit, mannelijk uitziend, economisch goed af, neurotypisch, geen fysieke handicap, in een rijk Europees land), zodat ik de politie lange tijd niet als gevaar heb ervaren. En hoewel dat al voor de BLM-protesten begon te veranderen, hebben deze protesten me nog eens diep laten beseffen dat politieagenten van een gewelddadige orde zijn en nooit de vrienden van onderdrukte groepen.

Om verder door te ontwikkelen op dit gebied heb ik het boek “I can’t breathe” gelezen. Daarin geeft auteur Luk Vervaet een kort en helder geschreven overzicht over politie-abolitie. Hij schetst de verbanden tussen (extreem-)rechtse politici, wit terrorisme, imperialisme, politie en gevangenissysteem. Hierbij heeft de VS een prominente plek, maar hij laat ook zien hoe politiegeweld een probleem is in West-Europese landen als België, Frankrijk, Engeland en Nederland. Wat helpt bij het lezen van het boek is de layout. Voor mijn gevoel wordt er niet vaak genoeg over gesproken hoe belangrijk de layout en maat van een boek zijn voor het leesplezier. Dingen als lettertype, lettergrootte, regelafstand en dikte van de pagina’s zijn ontzettend belangrijk voor een fijne leeservaring en dit is iets dat ik in dit boek positief ervaar. Het lijkt me verder wel goed om te noemen dat dit boek nogal heftige beschrijvingen van (politie)geweld bevat. Dat kan dus een reden zijn waarom sommigen niet bereid zullen zijn om het te lezen. Ik heb vaker mensen van kleur, vooral zwarte mensen, over het probleem horen spreken dat hun trauma’s oneindig vaak worden herhaald en dat ze dit als ontzettend pijnlijk ervaren. Dat lijkt me wel een belangrijke waarschuwing voor iedereen die het wil lezen. Iets dat niet in het boek zelf wordt vermeld.

Oorlog tegen terrorisme

In “I can’t breathe” probeert Vervaet het verband tussen de politie, imperialisme, en wit/extreem-rechts terrorisme duidelijk te maken. Volgens hem is het noodzakelijk om het systeem van wereldwijde witte suprematie en het daarmee samenhangende imperialisme en extreem-rechts terrorisme te begrijpen om politiegeweld te kunnen begrijpen. De oorsprong van witte suprematie zoals we die vandaag kennen is kolonialisme. Tijdens de veroveringstochten van de vijftiende eeuw werd het idee van de superioriteit van witte Europeanen tegenover de zwarte bevolking van Afrika en de oorspronkelijke bevolking van de Amerika’s als rechtvaardiging van koloniale uitbuiting en overheersing gecreëerd. Ondanks veel veranderingen vinden we dit wereldbeeld vandaag de dag nog steeds terug. Zo wordt bijvoorbeeld het imperialisme van de VS in landen als Irak en Afghanistan onder andere gerechtvaardigd met het idee dat een (tenminste van origine) Europese ‘beschaving’ als de VS beter weet wat goed is voor die landen. Dat geeft de VS het voorrecht om in de politieke processen van deze landen te interveniëren. Daar bovenop worden de militaire avonturen van de VS nog eens gerechtvaardigd door het idee dat ze tegen terrorisme gericht zouden zijn, alsof terrorisme uitsluitend een fenomeen van buiten Europa en de VS zou zijn, uitsluitend iets van moslimfundamentalisten.

Voor al die imperialistische missies worden veel nieuwe technologieën en nieuwe repressietechnieken ontwikkeld en voor het eerst ingezet. Die komen daarna als het ware ook naar huis. Ze worden gebruikt voor de militarisering van de politie. Een voorbeeld hiervan is het inzetten van vliegtuigen met twaalf camera’s die in staat zijn om vijftig vierkante kilometer vanaf een hoogte van 2.500 meter in detail te filmen. Deze technologie werd voor het eerst door het Amerikaanse leger in Irak gebruikt, maar wordt nu ook in de VS zelf ingezet. Een ander voorbeeld is hoe het Israëlische leger internationaal politieagenten opleidt. Israël was in staat om zich als slachtoffer te positioneren na de aanslagen van 9/11 in New York. Dat deden ze opnieuw na de aanslagen in Parijs en Brussel van 2015 en 2016. De koloniale macht Israël, die constant de mensenrechten van de bezette Palestijnse bevolking schendt, kan trainingen geven en technologie leveren door zichzelf als slachtoffer te positioneren en zich als expert op het gebied van terreurbestrijding voor te doen. Wat duidelijk wordt, is dat de zogenaamde “oorlog tegen het terrorisme” vanuit het globale zuiden terug komt naar het globale noorden. Ook uit wie hier de eerste slachtoffers van deze repressie worden, blijkt dat duidelijk. Het zijn namelijk vooral mensen van kleur en andere kwetsbare mensen die het eerst en het heftigst worden getroffen. Fenomenen als racistische profilering en politiegeweld maken dit duidelijk.

Wit terrorisme

Aan de basis ligt een bepaald idee van wat criminaliteit is en hoe ermee moet worden omgegaan. Problemen die vaak sociale, politieke en economische oorzaken hebben, worden tot persoonlijk falen gemaakt, waarvoor een individu gestraft moet worden. Deze taak wordt uitgevoerd door politie en gevangenissen. Samen met de groei van de politie zijn namelijk ook gevangenissen enorm gegroeid de afgelopen decennia. Ook hier is zichtbaar hoe kwetsbare groepen de eersten zijn die eronder lijden. Dit is ook waarom solidariteit zo belangrijk is. Nu is het ‘slechts’ een kwetsbaar deel van de bevolking dat erdoor wordt getroffen, zoals moslims of vluchtelingen, maar deze repressie wordt hierdoor genormaliseerd totdat ze wordt ingezet tegen de hele bevolking. Of tenminste tegen alle elementen in de bevolking die problemen creëren voor de heersende orde.

Hier komt ook het verband met wit terrorisme naar voren (ik zal de begrippen wit en extreem-rechts terrorisme synoniem gebruiken). Wit terrorisme is terreur op basis van een ideologie van witte suprematie. Denk hier bijvoorbeeld aan Anders Breivik die in 2011 een bom in een regeringsgebouw liet ontploffen en 69 mensen doodschoot op een zomerkamp van de jongerenafdeling van de Noorse Arbeiderspartij. Breivik en het manifest dat hij publiceerde, diende als inspiratiebron voor andere witte terroristen als Patrick Crusius en Brenton Tarrant, de Christchurch schutter. Op een bepaalde manier vormt wit terrorisme het verlengde van het politiewerk. Naarmate de politie meer en meer gemilitariseerd raakt en sociale problemen met geweld tegen kwetsbare groepen “oplost”, is dit niet heel veel anders dan wit terrorisme.

Zo kan ook verklaard worden dat er vaak personele overlap bestaat tussen het leger, de politie en witte terroristen. Hier zijn bijvoorbeeld te noemen de Belgische politiecommissarissen Bart Debie en Johan Demol. Debie werd door een rechtbank veroordeeld wegens buitensporig geweld en inbreuken op de anti-racismewet. Demol was lid van de extreem-rechtse Front de la Jeunesse, en nadat hij ontslag moest nemen bij de politie, ging hij aan de slag in de politiek voor het Vlaams Belang, een conservatieve tot extreem-rechtse partij. Deze verbindingen verklaren ook waarom deze groepen elkaar verdedigen. Of het nu witte terroristen zijn die de politie tegen kritiek verdedigen, of de politie die niet heel erg effectief tegen wit terrorisme ingaat. Bijvoorbeeld door altijd weer te beweren dat deze mensen een uitzondering vormen, dat ze geen deel uitmaken van netwerken, of dat ze mentale stoornissen hebben (wat overigens een problematische associatie van mentale stoornissen en geweld is). Dat wordt allemaal ontzettend duidelijk wanneer we zien hoe strafvrij witte terroristen blijven, vooral ten aanzien van het percentage terrorisme dat ze plegen: meer dan vijftig procent van het terrorisme in de VS tussen 1994 en 2020 was gemotiveerd door extreem-rechtse ideeën. Deze stafvrijheid is natuurlijk vergelijkbaar met de strafvrijheid van politie en leger die aan moorden, misdaden en marteling doen. Dat dit kan, ligt deels aan een culturele legitimatie van deze praktijken, bijvoorbeeld door media die de politie en imperialisme als goed presenteren, maar ook doordat de overheid hen verdedigt. Een voorbeeld van dat laatste is hoe de regering van de VS het Internationale Gerechtshof bedreigde nadat het in 2017 aankondigde de mensenrechtenschendingen van de VS in Afghanistan te willen gaan onderzoeken.

Abolitionisme

Dit legt een mondiaal systeem van geweld bloot dat ontmanteld moet worden. Volgens Vervaet zijn hervormingen daarvoor niet voldoende en moeten wij naar de afschaffing van de politie toe. Dat betekent een diepgaande transformatie van de maatschappij. De politie kan alleen afgeschaft worden als de taken die de politie heeft op een andere manier worden aangepakt. Hoe dat er precies gaat uitzien, is nog niet duidelijk. De richting is deels wel duidelijk. De politie moet ontwapend worden, kleiner worden, minder bevoegdheden hebben. In plaats van de politie moeten andere responsteams aanwezig zijn om problemen in buurten en gemeenschappen aan te pakken. Dat kunnen bijvoorbeeld psychologen zijn die weten hoe je een persoon met een mentale stoornis kan helpen. Maar ook mensen die ervoor zijn opgeleid om een conflict op te lossen en escalatie te voorkomen. Daar bovenop moet gewelddadig gedrag en criminaliteit ook voorkomen worden door te investeren in sociale voorzieningen, zoals jeugdcentra, betaalbare woonruimte of aanlooppunten voor mensen die huiselijk geweld ervaren. Tegen dit mondiaal systeem van witte suprematie, kapitalisme, en geweld moet dus een abolitionistische oplossing komen die de fundamenten van onze maatschappij verandert.

Deze verandering kan natuurlijk niet in één keer plaatsvinden. Vervaet gebruikt de voor mij nieuwe en behulpzame term niet-reformistische hervormingen om de nodige verandering aan te duiden. In contrast met reformistische hervorming ondermijnen de hervormingen die Vervaet voorstelt de politie en de maatschappij die een politie nodig heeft, in plaats van de politie meer legitimatie te geven. Dus in plaats van body-cams en extra trainingen die de politie als uiteindelijk een nodige en legitieme institutie zien, moeten we ze ontwapenen en hun financiering afpakken. Deze stappen hebben een wantrouwen tegen de politie tot grondslag in plaats van het idee dat de politie de rol heeft om ons veilig te houden.

Kritiek

Tot nu toe heb ik vooral punten genoemd waarmee ik het eens ben en die ik goed beschreven vind in Vervaets boek. Ik wil nu nog even enkele punten noemen waarop ik kritiek heb of waarover ik denk dat nog meer nagedacht moet worden.

Laten we beginnen met een meer formeel punt. Enkele zinnen en verwoordingen in het boek voelen nogal vreemd aan. Wat mij bijvoorbeeld opvalt, is dat hij vaak het woord “blank” in plaats van “wit” gebruikt of dat enkele woorden voelen als letterlijke vertalingen. Nu weet ik niet of dat eraan ligt dat de gebruikelijke terminologie in België net even anders is of dat dit boek een vertaling is die niet heel netjes gedaan is. Maar het doet geen afbreuk aan de inhoudelijke punten die het boek maakt.

Meer inhoudelijke kritiek heb ik op Vervaets ideeën over politieke strijd. Tegen het einde van het boek benoemt hij de zwarte beweging als de avant garde van de strijd tegen de politie. Het is moeilijk om te zeggen hoe hij dit precies bedoelt. Hij benoemt dat de zwarte bewegingen van vandaag de focus van progressieve krachten hebben verschoven en opnieuw echt radicale politiek vragen met de afschaffing van de politie. En dit is zeker waar. Alleen roept het concept van de avant garde een idee van strijd op waarbij een kleine groep van mensen de waarheid in pacht denkt te hebben en een grote meerderheid deze avant garde moet volgen. Ik weet niet of dat echt is wat Vervaet bedoelt, maar ik kreeg wel de indruk dat dat het geval zou kunnen zijn. En terwijl ik denk dat zwarte radicalen vaak een beter beeld van de politieke situatie hebben dan witte radicalen, zou ik niet de zwarte radicalen tot de avant garde van een strijd willen verheffen. Dat lijkt me een beeld dat te zeer een idee volgt dat er maar één doelstelling en één manier van strijden is, terwijl ik denk dat verschillende contexten om verschillende oplossingen vragen. Ook is het niet alsof zwarte radicalen het over alles eens zijn of niet ook punten hebben waar ze minder over weten, zoals bijvoorbeeld de intersecties van onderdrukte identiteiten waar ze geen deel van uitmaken. En terwijl Vervaet samenwerking bepleit op basis van hoe mensen onderdrukt zijn, niet voor de macht of het ego maar voor elkaar, denk ik dat het idee van een avant garde daarvoor niet geschikt is. Een avant garde creëert juist een positie waar mensen iets te verliezen hebben, een positie die ze willen verdedigen. En dat lijkt mij alleen maar af te leiden van een strijd voor bevrijding.

Gedeelde menselijkheid

Vervaet bepleit ook een strijd op basis van een gedeelde menselijkheid. We moeten dus samenkomen omdat we allemaal fundamenteel mens zijn. Dat lijkt me problematisch om meerdere redenen. Ten eerste is een strijd voor dierenbevrijding en voor klimaat- en milieurechtvaardigheid niet goed te doen door mensen centraal te stellen. Als het alleen om mensen gaat, dan kunnen ecosystemen en niet-menselijke dieren altijd slechts waarde hebben in relatie tot mensen. Het is juist die denkwijze die tot de uitbuiting van milieu en niet-menselijke dieren lijdt.

Ten tweede, er is nogal wat scepsis mogelijk met betrekking tot het idee van een mensheid waar we gewoon allemaal lid van zijn. “De mens” is vaak een bepaald idee van de mens. Dat wordt duidelijk als we iemand met een dier vergelijken. Zo worden eigenschappen als sterke emoties en “onbeschaafd” gedrag als iets dierlijks aangeduid, wat ook veel zegt over onze speciesistische kijk op “het dier”. De mens is zo bezien wat niet dierlijk is, en zou zijn: rationeel en beschaafd. Alleen zijn rationaliteit en beschaving ideeën die impliciet Europees, wit en mannelijk zijn. De mens is in die visie dus impliciet altijd al wit en mannelijk. Vandaar dat we kunnen zeggen dat zwarte mensen en vrouwen ontmenselijkt zijn.

Dat brengt mij tot mijn derde punt: dat Vervaet probeert een gemeenschappelijke eigenschap te vinden die als basis voor solidariteit kan dienen. Ik denk dat dit een problematisch beeld van solidariteit is omdat het probeert personen tot één te maken, waardoor verschillen juist een probleem gaan worden. Ik denk dat we daarentegen vanuit het punt moeten beginnen dat we veel verschillende ervaringen hebben en dat solidariteit iets is dat we moeten maken, niet iets dat in een gemeenschappelijke eigenschap zit. Dit betekent niet dat we niet veel ervaringen hebben die hetzelfde zijn, maar dat het oké is als mensen verschillende ervaringen hebben en dat dat niet een probleem voor solidariteit hoeft te zijn. Wat ons tot één maakt, is dan minder dat we hetzelfde zijn, maar meer dat we tegen dezelfde onderdrukkende structuren aanvechten.

Hulpverlening

Deze drie kritieken waren vooral gericht op de politieke strategie en minder op de analyse die Vervaet van het probleem heeft. Mijn laatste punt gaat vooral om iets dat het boek niet benoemt, maar dat wel van belang is om mee te nemen als men over afschaffing nadenkt. Dit punt heb ik van de onderzoeker Vanessa Eileen Thompson die dat in een (Duitstalig) gesprek met Daniel Loick noemde. Zoals eerder beschreven, is het idee van de afschaffing van de politie verbonden met het vervangen van de politie door andere responsteams die helpen in plaats van repressief zijn. Ik wil dat onderscheid nog even problematiseren. Het lijkt mij belangrijk om te zien dat er een traditie is die kritiek heeft op sociale voorzieningen omdat ze vaak voorwaardelijk zijn of mensen alleen op een bepaalde manier hulp geven, namelijk zo dat ze weer een deel van de status quo worden. Ik denk dat deze controlerende functie van hulpverlenen moet worden meegenomen om niet onkritisch de ene manier van sociale controle door een andere te vervangen.

Uiteindelijk wil ik wel zeggen dat “I can’t breathe” een heldere en goede inleiding is tot het onderwerp van afschaffing. Het laten zien van de internationale verstrengeling van dit probleem lijkt me ontzettend belangrijk, ook om duidelijk te maken hoe diep de problematiek van de politie gaat. Vandaar dat ik dit boek aan iedereen zou aanraden die begint met zich in afschaffing te verdiepen.

“I can’t breathe. De nieuwe adem van het verzet”, Luk Vervaet. Uitgeverij: Antidote, € 13,00, ISBN : 9782930802268.

Nickname