Nacht in de hel
Yesu doet zijn raam open. De agent zegt geen ‘Goedenavond” of waarom hij met drie collega’s om onze auto staat. Hij vraagt alleen maar: “Wat bent u aan het doen?” Yesu en ik verstaan en spreken beiden vloeiend Nederlands, maar begrijpen zijn vraag niet. “Pardon?”, vraagt Yesu. We hebben onze riemen om. De auto is goed onderhouden. Yesu heeft netjes parkeergeld betaald via de app op zijn telefoon: “Wat ben ik aan het doen?” “Ja, wat bent u aan het doen?” “Aan het autorijden”, zegt Yesu. “Aan het uitparkeren.” “Zet uw motor uit.” De houding en toon van de agent zijn onplezierig. Het is om deze reden dat Yesu gehoorzaamt en niet vraagt waarom de agent hem vraagt wat hij aan het doen is en ook even later niet waarom hij zijn rijbewijs wil zien. Even later meldt hij zich aan mijn raampje en vraagt mij om mijn legitimatiebewijs. Ik geef hem nerveus mijn BBB-pasje en vertel hem dat ik in een asielprocedure zit en slaap in de nachtopvang van de gemeente, waar hij misschien wel van gehoord heeft. Dat heeft hij niet. Hij constateert slechts dat wat ik hem laat zien geen officieel legitimatiebewijs is. Hij loopt van de auto weg, buigt zich met zijn collega’s over mijn pasje en praat door een walkie-talkie. Er is nog een agent bij gekomen. Een motoragent (…) “Handboeien of niet?”, vraagt de motoragent een paar keer aan mijn agent. Mijn agent zegt dat hij denkt dat hij dat niet nodig vindt en grijpt me in mijn kraag. Hij duwt me voor zich uit naar de politieauto. Het is een auto met achterin ruimte voor een hond of misschien wel een mens. Er is ieder geval een compartiment met tralies. De motoragent vraagt of ik daar niet in moet? Mijn agent vindt het uiteindelijk niet nodig. Ik mag gewoon op de achterbank met een agent naast me.
Een ongedocumenteerde vluchteling in Nacht in de hel (Vluchtverhalen)