Over nullijnen, managers van onvrede en een boze basis

De partners zijn akkoord...
De partners zijn akkoord…
Het sociaal akkoord dat vorige week tussen ondernemers, vakbeweging en kabinet is gesloten, bevat het loslaten van de nullijn voor lonen van ambtenaren en zorgpersoneel. Naast het vertragen van bijvoorbeeld de slechtere ontslagregeling, de afspraak dat de WW op drie jaar blijft en de inperkingen van flexwerk zijn dat punten die in de vakbeweging als pluspunten, als tegemoetkomingen worden ervaren. Deels zijn het dat ook, al is het verkeerd om dat positieve aspect te overdrijven. Op de achtergrond speelt onvrede van arbeiders. Een onvrede die, indien niet goed gemanaged, onbeheersbaar kan worden. Een onvrede die kennelijk ook tot concessies noopt aan het management van die onvrede, de vakbeweging.

De maatregelen zijn voor een flink deel eerder uitstel dan afstel. Voor een deel gaat het om een sigaar uit eigen doos. En op zeker één terrein dendert de asociale trein gewoon door, zoals Egbert Schellenberg aangeeft: het pensioenstelsel wordt verder verslechterd. De ontslagverslechtering komt er wel, alleen ‘pas’ vanaf 2016. De WW blijft op drie jaar, maar het derde jaar moet nog wel door ‘werkgevers’ en ‘werknemers’ (lees: vakbonden) worden geregeld. En arbeiders gaan weer WW-premie betalen, al las ik ergens ook iets over compensatie van het koopkrachteffect. Eerst zien, dan geloven, denk ik dan. Het onmogelijk maken van nul-urencontracten en van “schijnconstructies waarbij werknemers met buitenlandse sociale lasten en belastingconstructies goedkoop in Nederland kunnen werken”, de sterkere positie van flexwerkers in het algemeen, zijn serieuzer maar ook heel beperkt. Het is eerder het stroomlijnen en daarmee aanvaardbaar houden van flexibiliseren dan het terugdraaien ervan. Maar ja, dat is dan ook precies wat de hoofdstroom van de vakbeweging beoogt. Alles bij elkaar kun je dit tegemoetkomingen aan de vakbonden noemen, want dat zijn het ook.

Waar komt de bereidheid tot dit soort compromissen vandaan? Er zijn de factoren ‘vertrouwen’ en ‘draagvlak’, waar ik eerder over schreef. Om dat vertrouwen te wekken, is zelfs het oplopen van het begrotingstekort – heiligschennis, volgens de orthodoxie – een betaalbare prijs. “De premier heeft het er voor over, in de hoop dat het akkoord ook een derde effect brengt: het begin van herstel van vertrouwen onder consumenten – dat ene zetje dat ze nodig hebben om maar weer eens een huis, een auto, een keuken of een nieuwe tv aan te schaffen en zo de economie uit het dal te trekken.”

Maar er is nog een factor, naast het zoeken van draagvlak en het wekken van vertrouwen. Ik geloof niet dat het toeval is dat er juist naar werkenden in de zorg- en ambtenarensector een gebaar wordt gemaakt. Ik geloof niet dat het loslaten van de nullijn enkel bedoeld is om mensen die daar werken iets meer in de portemonnee te geven, zodat ze allemaal naar hun autodealer, makelaar of woonboulevard rennen om aan het kopen te slaan. Ik geloof dat Rutte zich iets anders realiseert, en dat vakbondsbestuurders hem daar misschien ook wel aan hebben herinnerd. Zorgwerkers en ambtenaren zijn boos. Zorgwerkers en ambtenaren hebben dat herhaaldelijk laten weten met acties. Sommigen van die zorgwerkers en ambtenaren kijken daarbij naar de vakbond waarvan velen van hen lid zijn, de AbvaKabo. In die vakbond was de weerstand tegen de softe FNV-koers al jaren groot. De laatste jaren is daar een linksere wind gaan waaien, met een bondsbestuur dat aan dat radicalisme iets van een stem en relatief veel speelruimte geeft. Dit tot grote ergernis van conservatieve krachten in het vakbondsapparaat, stevig aangeblazen door demagogisch gestook via de media.

Het zorgpersoneel is de laatste maanden stevig aan het actievoeren geweest. Op zaterdag 6 april zag Den Haag een demonstratie van mensen in de thuiszorg waaraan zesduizend mensen deelnamen. Thuiszorgers hebben te maken met baanverlies en enorme werkdruk. Een prominente rol in dit en ander protest speelt een initiatief dat werkt onder de naam “Handen thuis Rutte”, met het Abvakabo-logo onmiskenbaar in de rechterbovenhoek van de site. De Abvakabo was ook betrokken bij personeelsacties van de zorginstelling Amsta in Amsterdam, waaronder een heuse bezetting van het Sarphatihuis, een zorgcentrum van die instelling. Dit soort acties laten een strijdlust zien, een woede, waar Rutte en zijn kabinet – maar ook de gemiddelde vakbondsbestuurder – niet op zit te wachten. Het is een strijdlustige woede die je beter niet kunt provoceren met uitdagende nullijnen voor de al magere salarissen voor de al overbelaste zorgwerkers met een al relatief radicale vakbond, zoiets zouden ze om de overlegtafels en in de achterkamertjes wel eens kunnen hebben geproefd. Nullijnen voor hele sectoren zouden immers ook hele sectoren in actie kunnen brengen. Waar je nu nog verbrokkelde acties ziet – thuiswerkers in een campagne, Amsta-personeel in hun gevecht – daar zou een nullijn makkelijk doelwit kunnen worden van een campagne waarin het zorgpersoneel zich in de volle breedte mobiliseert.

Het is maar de vraag of zelfs de linkse Abvakabo zit te popelen om zo’n frontaal gevecht aan te gaan. Bij een nederlaag staat hun prestige op het spel. Een overwinning vergt het ontketenen van een radicalisme aan de basis dat makkelijk aan zelfs radicale vakbondsregie ontsnapt, en dat ziet geen enkel vakbondsbestuur graag. Zoals Rutte er belang bij heeft om zo’n frontale botsing met honderdduizenden boze zorgwerkers te vermijden, zo heeft het vakbondsbestuur er belang bij om die confrontatie niet te hoeven aangaan. Daarmee hebben Abvakabo en Rutte er dus tijdelijk een gemeenschappelijk belang bij om die nullijn voor de zorg maar te schrappen. Bij ambtenaren geldt iets soortgelijks – en het zal geen toeval zijn dat een nullijn voor het onderwijs sowieso al niet in het kabinetsbeleid was opgenomen. In die sector kwam het begin dit jaar tot grootschalig protest, met 50 duizend docenten in de Arena. Interessant: de onderhandelingen voor een onderwijs-cao zijn vorige week vastgelopen.

Het schrappen van nullijnen is dus – als het bovenstaande ongeveer klopt – een maatregel om het vakbonden makkelijker te maken hun hoofdrol te spelen. Die hoofdrol kun je omschrijven als het helpen handhaven van ‘arbeidsrust’ in ruil voor wat concessies, het aldus managen van onvrede, volgens eisen en beperkingen van het bestel, zodanig dat het binnen polderkanalen blijft en de dijken niet doorbreken. Dat daarvoor deze concessies nodig worden geacht, laat iets zien over hoe we verandering bereiken. Niet door koers te varen op die vakbonden en hun bestuurders zelf, maar door de onvrede wiens managers de vakbondsbestuurders beroepshalve zijn, onbeheersbaar te maken voor iedereen behalve de ontevredenen zelf. Dat zet de druk op de ketel die nodig is voor steviger concessies – en meer.

Peter Storm