Overheid krijgt weer draai om de oren wegens schending van kinderrechten

Gezin op straat.
Naar aanleiding van een klacht van belangenorganisaties voor kinderen zonder verblijfsrecht veroordeelde het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) in 2009 het dakloos maken van kinderen en hun ouders door de Nederlandse staat. Drie jaar later laat het comité in een rapport weten dat de overheid het recht op onderdak voor kinderen nog steeds aan de lopende band aan het schenden is.

Het ESCR heeft onderzocht of Nederland voldoende opvolging heeft gegeven aan de gegrond verklaarde klacht. Na druk van het comité en van kinderrechtorganisaties als Defence for Children heeft de overheid in de zomer van 2011 zogeheten “vrijheidsbeperkende gezinslocaties” geopend, waar afgewezen kinderen en hun ouders in afwachting van deportatie onderdak konden krijgen. Op het gevangenisachtige regime van die wegpestcentra werd meteen al stevige kritiek geleverd door Defence for Children en Unicef.

Daar komt bij dat de overheid veel kinderen en ouders zonder verblijfsrecht uitsluit van onderdak in die gezinslocaties. Het gaat onder meer om vluchtelinggezinnen die niet rechtstreeks vanuit een azc naar de locaties komen, maar al eerder op straat stonden. En om gezinnen die een herhaalde asielaanvraag indienen. Zo’n aanvraag geeft volgens de regels van het asielbeleid namelijk geen recht op opvang. Bovendien komen illegaal gemaakte gezinnen die geen asielachtergrond hebben, zoals arbeidsmigranten, sowieso komen niet in aanmerking voor wat voor soort opvang dan ook. Een coalitie van twaalf mensenrechtenorganisaties bracht het ESCR er eerder al van op de hoogte dat de overheid het recht op onderdak voor kinderen nog steeds aan het schenden is. In reactie daarop benadrukte het comité nogmaals dat alle kinderen recht op onderdak hebben, ongeacht of ze verblijfsrecht hebben. In een brief aan de Tweede Kamer dringt Defence for Children erop aan om ervoor te zorgen dat alle kinderen onderdak krijgen.

De zoveelste tik op de vingers van Nederland door een internationale organisatie maakt weer eens duidelijk hoezeer de overheid sjoemelt met de kinderrechten, zoals die zijn vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag. Dat verdrag bepaalt dat alle kinderen, waar ook ter wereld, dezelfde rechten hebben. Maar de overheid maakt van kinderen zonder verblijfsrecht liever derderangs “vreemdelingen” die zo snel mogelijk moeten worden opgesloten en uitgezet. Alleen als belangenorganisaties er aanhoudend en met veel pressie op aandringen, blijkt de overheid aarzelend, mondjesmaat en zo tijdelijk mogelijk opvang te willen bieden aan een beperkte groep kinderen zonder verblijfsrecht. Het is dus zaak om deze druk zoveel mogelijk te vergroten.

Harry Westerink