Tijd om te gaan leven met het virus

Om de biomedische wetenschap te omschrijven gebruiken we in de volksmond wel het woord “harde wetenschap”, of exacte wetenschap. Die woorden suggereren een bepaalde onvoorwaardelijke objectiviteit. Maar hoe objectief is objectief? Met de “harde wetenschap” kunnen makkelijker objectieve metingen worden gedaan dan met sociaalwetenschappelijk onderzoek. Bij de harde wetenschap kunnen experimenten in wiskundige modellen worden weergegeven, makkelijker worden herhaald door andere wetenschappers om de kennis te toetsen en hetzelfde fenomeen opnieuw te kunnen meten en berekenen. Wát en vanuit welke invalshoek men dat onderzoekt echter, is niet zo “hard”, maar afhankelijk van wat de wetenschapper wil onderzoeken, waarbij ideologie en cultuur wel degelijk een (grote) rol kunnen spelen. Laten we nog eens naar de rol van kinderen in de verspreiding kijken: omdat men ervan uitging dat kinderen nauwelijks een rol speelden bij de verspreiding, werd een strategie gekozen waarbij kinderen niet of nauwelijks werden getest. Men vond het simpelweg niet belangrijk om de rol van kinderen daadwerkelijk in kaart te brengen. Besmetting onder kinderen wordt niet als onwenselijk gezien, hoewel men geen beeld heeft bij de (lange termijn) schade die het coronavirus aan kinderen toebrengt. Geen harde kennis dus, maar een aanname dat de schade aan kinderen meevalt en dat de verspreiding die samenhangt met transmissie in scholen, acceptabel is. Wie slechts het Nederlandse nieuws volgt, kan het idee krijgen dat er wereldwijd consensus is over de rol van kinderen in de pandemie: “the kids are ok”. Maar dit klopt niet met de werkelijkheid. In sommige Aziatische landen gaan scholen als eerste dicht als de verspreiding toeneemt en worden kinderen juist erg afgeschermd, omdat men niet weet wat het virus met hen doet. Er zijn ook redelijk wat studies gepubliceerd waaruit blijkt dat kinderen juist wel een grote rol spelen in de verspreiding. Die verschillen hebben hun wortels in de visie die verschillende volkeren hebben op gezondheid, de gezondheid van kinderen en de kwaliteit van de beschikbare zorg. In Nederland vinden we het niet zo erg als kinderen besmet raken – wenselijk misschien zelfs – omdat zij veel minder risico lopen om in het ziekenhuis terecht te komen. Waarbij we dus definiëren dat iemand pas echt erg ziek is, als opname in het ziekenhuis noodzakelijk is. Wij gaan er vanuit dat covid-19 niet zo schadelijk is voor kinderen, terwijl er in andere landen wetenschappers zijn die constateren dat langdurige ziekte door covid-19 ook kinderen treft. Bovendien zien we zowel in de VS als in Indonesië dat momenteel veel kinderen op de IC terechtkomen, of zelfs sterven. In Nederland is geen deugdelijk onderzoek gedaan naar verspreiding op basisscholen, de kinderopvang of de peuterspeelzaal. Wel werd onderzoek gedaan naar verspreiding op middelbare scholen en dan meer specifiek naar het effect van een teststrategie in combinatie met fulltime, fysiek, onbeschermd onderwijs. Er werd geen vergelijkende studie gedaan naar het verschil tussen volledig fysiek onderwijs en hybride onderwijs, bijvoorbeeld. Geen vergelijkende studie tussen scholen met uitstekende ventilatiemogelijkheden en scholen met nauwelijks ventilatiemogelijkheid. Er ligt geen vergelijkende studie tussen onbeschermd, onbelemmerd onderwijs en onderwijs met strikte opvolging van de anderhalve meter afstand. Of naar het gebruik van mondneusmaskers in de schoolsetting. Of de verschillen tussen het stoffen lapje, een chirurgisch masker en FFP2.

Ginny Mooy in Tijd om te gaan leven met het virus (Ginnymooy.com)