Vluchtelingen vormen motor in strijd tegen uitsluitingsbeleid van Teeven

Gisteren tijdens de laatste stop van de mars.
Gisteren tijdens de laatste stop van de mars.

Respect voor de afgewezen vluchtelingen die al zo’n drie jaar via tentenkampen, kraakacties en demonstraties druk uitoefenen op de parlementaire politiek en zo een menswaardig bestaan opeisen. Respect voor de vluchtelingen van de Wij Zijn Hier-groep, die deze week in een protestmars van Amsterdam naar Den Haag liepen om af te dwingen dat de overheid uitvoering gaat geven aan de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR). Dat comité heeft bepaald dat mensen zonder verblijfsrecht recht hebben op voedsel, kleding en onderdak. Gisteren debatteerde de Tweede Kamer over de consequenties van die uitspraak, waarbij opnieuw bleek dat VVD-staatssecretaris Fred Teeven geen millimeter wil afwijken van zijn spijkerharde uitsluitingsbeleid.

Teeven solt met de levens van vluchtelingen door de weliswaar niet bindende, maar wel gezaghebbende uitspraak van het ESCR naast zich neer te leggen en het debat daarover steeds maar weer voor zich uit te schuiven. Eerst heeft hij de zaak zitten uit te stellen door maandenlang nodeloos te wachten op het definitief worden van de beslissing van het comité. En nu schuift hij de verantwoordelijkheid weer van zich af door te verwijzen naar een toekomstige definitieve beslissing van het Europees Comité van Ministers, waarvan onduidelijk is of die ooit wel genomen gaat worden. Zijn insteek is helder en onmenselijk: mensen zonder verblijfsrecht mogen wat hem betreft verpauperen, verrekken en verhongeren. Dat is de lijn van dit kabinet en van alle vorige kabinetten van zeker de laatste 25 jaar.

De wilskrachtige vrouwen die meededen aan de mars.
De wilskrachtige vrouwen die meededen aan de mars.

Bla bla bla

Om aan die lijn vast te houden heeft Teeven namens het kabinet laten weten dat gemeenten die mensen zonder verblijfsrecht wensen te ondersteunen, daarvoor geen geld krijgen van de landelijke overheid. Dat moeten de gemeenten dan maar zelf ophoesten, wat in tijden van enorme bezuinigingen, opgelegd door datzelfde kabinet, voor de gemeenten uiteraard een lastige opgave is. Hoewel de PvdA-fractie de lijn van het kabinet steunt, willen de sociaal-democraten wel dat Teeven gaat praten met de gemeenten. “Een vorm van opvang is gewenst”, zei PvdA-Kamerlid Attje Kuiken gisteren tijdens het debat, maar ze liet in het midden waar het geld voor die opvang dan vandaan zou moeten komen. SP-Kamerlid Sharon Gesthuizen vindt dat de landelijke overheid moet bijspringen, want het probleem moet niet alleen maar op het bordje van de gemeenten worden gelegd.

Dit schandalige duw- en trekwerk tussen gemeenten en de landelijke overheid is al jarenlang aan de gang. Tussen Teeven, gemeenten en rechters vindt een smerig steekspel plaats. Mensen zonder verblijfsrecht zijn daar de dupe van. Ze worden van het kastje naar de muur gestuurd. De gemeenten geven niet thuis of bieden maar mondjesmaat opvang aan een beperkte groep vluchtelingen die nog “perspectief” zouden hebben. Voor alle andere mensen zonder verblijfsrecht verwijzen de gemeenten naar de rijksoverheid, die hen zou moeten uitzetten. Lukt dat niet en blijken mensen zonder verblijfsrecht onuitzetbaar te zijn, dan schuift de rijksoverheid het probleem weer door naar de gemeenten. Ondertussen zijn mensen zonder verblijfsrecht dak- en brodeloos gemaakt en kunnen ze zich nauwelijks staande houden. Het getouwtrek tussen rijksoverheid en gemeenten werd deze week door de Wij Zijn Hier-vluchtelingen symbolisch uitgebeeld met hun mars van het Amsterdamse stadhuis naar de Tweede Kamer in Den Haag. “No more bla bla bla” was dan ook een van de leuzen die ze riepen.

Dansende vluchtelingen op de manifestatie bij de Tweede Kamer gisteren.
Dansende vluchtelingen op de manifestatie bij de Tweede Kamer gisteren.

Op straat leven

Het is van groot belang om te beseffen dat het de vluchtelingen zijn die de politiek van apartheid tegen mensen zonder verblijfsrecht nu al zo’n drie jaar lang aanvallen met hun strijd om hier te zijn en hier te blijven. De vluchtelingen zijn het die de motor hebben gevormd voor de klacht die op verzoek van de Protestantse Kerk Nederland door de Conference of European Churches werd ingediend bij het ECSR, waarna het comité de Nederlandse overheid heeft opgedragen om mensen zonder verblijfsrecht niet langer meer uit te sluiten van basisvoorzieningen als voedsel, kleding en onderdak. De vluchtelingen zijn het die het gruwelijke en steeds ‘normaler’ geworden beleid van migratiebeheersing opnieuw hebben weten te problematiseren en met fundamentele kritiek weer op de agenda hebben weten te zetten. Als de beleidsmakers een lange neus trekken naar de mensenrechten, dan trekken de vluchtelingen een lange neus naar de politiek van uitsluiting, opsluiting en uitzetting.

Deze ECSR-uitspraak is net als die van 25 oktober vorig jaar weer een juridisch wapen in de strijd tegen uitsluiting. De vluchtelingen grijpen de uitspraak aan om de beleidsmakers te laten weten dat ze geen genoegen nemen met een absolute minimumvariant van opvang, ook wel bekend als “bed, bad en brood”-regeling. Volgens die vorm van “nachtopvang” zouden mensen zonder verblijfsrecht overdag nog steeds op straat moeten ronddolen, met alle risico’s van dien. Daarover schreven ondersteuners van de Wij Zijn Hier-groep onlangs een waarschuwende brief aan de Amsterdamse gemeenteraad. Volgens burgemeester Eberhard van der Laan “zou er geen onderscheid moeten worden gemaakt tussen basisvoorzieningen voor daklozen en voor afgewezen en onuitzetbare vluchtelingen”, aldus de brief. “Afgezien van het feit dat ook voor daklozen nachtopvang een mensonwaardige behandeling is, bestaan er daarnaast wezenlijke verschillen tussen deze twee groepen. Daklozen zijn over het algemeen in het bezit van een paspoort. Zij hebben recht op diensten van de overheid, zoals het aanvragen van een uitkering; zij kunnen werken en studeren en gebruik maken van een netwerk van hulporganisaties, zoals het Leger des Heils of de Regenbooggroep. De situatie van de afgewezen en onuitzetbare vluchtelingen is compleet anders. Zij hebben helemaal geen papieren, geen verblijfsrecht, en zijn daardoor uiterst kwetsbaar. Zij zijn bang op straat, want kunnen ieder moment door de politie worden opgepakt en maanden in detentie worden geplaatst.”

CU-Kamerlid Joël Voordewind kwam gisteren na het debat buiten met de vluchtelingen praten.
CU-Kamerlid Joël Voordewind kwam gisteren na het debat buiten met de vluchtelingen praten.

De brief gaat verder in op de gevaren en problemen die het op straat moeten leven met zich meebrengt: “Naast het gegeven dat het vanaf de straat onmogelijk is om aan een toekomst te werken (en dus ook aan de beëindiging van de opvang), zijn vluchtelingen extra kwetsbaar op straat door het ontbreken van een netwerk, de meesten spreken de taal niet, en zij zijn daardoor een makkelijk doelwit voor uitbuiting en prostitutie. Voor diegenen die kampen met een trauma opgelopen door arrestatie, opsluiting, marteling of verkrachting is zo’n situatie desastreus. Niet alleen wordt behandeling onmogelijk, maar het overdag rondzwerven zal dit trauma doen toenemen. Er bestaat ook geen passend netwerk van organisaties die ondersteuning en voorzieningen bieden en individueel toegespitste hulp beschikbaar heeft overdag. Voor zover die schaarse hulp er wel is, zal het voortdurende wel opvang/geen opvang, wel hulp/geen hulp voor hulpverleners onmogelijk maken een vertrouwensrelatie op te bouwen.”

Harry Westerink