Waarom de protesten van mei ’68 ook vandaag relevant zijn

Thomas Keulemans (foto: Leoni Andriessen)
Thomas Keulemans (foto: Leoni Andriessen)

De protesten van mei ’68 waren deze maand precies vijftig jaar geleden. Dit interview daarover met Thomas Keulemans en Doorbraak-activist Mathijs van de Sande kopieerden we van Vox, onafhankelijk magazine van de Radboud Universiteit.

In mei 1968 en de daaropvolgende jaren was het geluid van kritische studenten volop hoorbaar. Vandaag de dag moet ernaar gezocht worden. Hebben we anno 2018 überhaupt nog wel een demonstratiebeweging nodig op de campus? Politiek filosoof Mathijs van de Sande en student Thomas Keulemans vinden van wel.

De eerste studentenbezetting van Nederland vond in het najaar van 1968 in Nijmegen plaats. Ook in de jaren zeventig kwamen studenten vaak op straat. Ze protesteerden tegen de bestaande structuren, de conservatieve moraal en het traditionele onderwijssysteem.

Indignados

In de studentenrevoltes werden vragen gesteld als “Hoeveel democratische inspraak dienen studenten en medewerkers te hebben?” en “Wie maakt de universiteit eigenlijk?”. Filosoof Mathijs van de Sande (33) noemt het vandaag nog steeds relevante vragen. Hij doceert praktische filosofie aan de Radboud Universiteit en is lid van de linkse basisorganisatie Doorbraak. Hij deed zijn doctoraatsonderzoek naar recente pleinbezettingsbewegingen, zoals Occupy Wall Street en de Spaanse Indignados-beweging.

Volgens Van de Sande is de universiteit er om individuen te vormen. “Je studeert omdat je meer wilt weten over iets”, zegt hij. “Maar dat lijkt steeds minder het geval. Het effect van het groeiende idee dat de universiteit moet functioneren als bedrijf is merkbaar voor studenten maar ook voor medewerkers. Bepaalde beslissingen worden van bovenaf opgedrongen, we moeten meer en meer studenten aantrekken die vervolgens zo snel en efficiënt mogelijk een diploma moeten halen. Dat past niet bij het idee van zelfontwikkeling.”

Studenten en docenten hebben steeds meer stress en burn-outs. Dit komt volgens Van de Sande omdat iedere relatie wordt geëconomiseerd terwijl veel aspecten van studeren geen winstoogmerk hebben. “Ik ken veel mensen die filosofie hebben gestudeerd maar succesvol zijn in een totaal ander werkveld. De relatie tussen opleiding en het soort werk dat je doet, wordt sterk overdreven.”

Hoogopgeleide blanke man

Ook als student moet je in een economisch gedreven keurslijf passen, vertelt Thomas Keulemans, (23). Hij volgt de researchmaster filosofie aan de Radboud Universiteit en is onderdeel van Changing Perspective, een beweging die studenten en docenten wil verenigen tegen het groeiende kapitalisme binnen de universiteit.

“Steeds meer wordt ons gezegd dat we als student eigenlijk consument zijn”, zegt Keulemans. “Je zou een opleiding ‘kopen’ en alleen de opleidingen die direct geld terugverdienen mogen blijven bestaan. Kennis die wel bijdraagt aan onze samenleving maar niet meteen rendabel is, wordt ondergeschikt gemaakt. Dergelijke denkbeelden moeten we aanvechten”, aldus de student.

Redenen te over dus om te protesteren, maar waarom gaan studenten en onderzoekers van de Radboud Universiteit vandaag niet meer de straat op? Volgens Van de Sande is er een gemeenschappelijk discours nodig, wil een protestbeweging succesvol zijn. Een gedeelde taal kan verschillende partijen die eenzelfde ontevredenheid ervaren met elkaar verbinden.

Van de Sande verwijst naar het begin van de Occupyprotesten. “Mensen plaatsten een foto van zichzelf op een blog met daaronder de quote ’I am the 99%’. Allemaal hadden ze een ander verhaal, maar die quote was de verbinding. Wanneer verzet zich verenigt, kun je er niet meer omheen. Dat moet nog gebeuren aan de universiteiten.”

Thomas Keulemans ziet nog een andere reden waarom er vandaag zo weinig geprotesteerd wordt. “Activist zijn wordt vaak gezien als iets vies in onze samenleving. Iemand die radicaal is en geen compromissen maakt, past niet in onze poldercultuur. Maar radicaal zijn is een antwoord op het verlies van vertrouwen in de Tweede Kamer. Als de politiek haar beloftes niet nakomt, voel ik meer en meer zelf de verantwoordelijkheid om in actie te komen.”

Als hoogopgeleide blanke man bevindt Keulemans zich naar eigen zeggen in een geprivilegieerde positie. “Er is voor mij meer ruimte om actie te voeren dan voor minderheden. Dat privilege moet ik gebruiken om nieuwe ruimte te creëren voor anderen. We vergeten vaak dat je je als mens kunt verzetten tegen de dingen waar je het niet mee eens bent. Mensen moeten meer voor zichzelf gaan nadenken en niet zomaar de massa volgen. Als je het ergens niet mee eens bent, laat dan van je horen en organiseer acties.”

Nuttige leerschool

Volgens Keulemans is mei ‘68 een goed voorbeeld van het verschil dat we samen kunnen maken. “Tijdens mei ’68 was de Franse president De Gaulle bang dat de studentenprotesten samen met de stakingen zouden leiden tot een coup. Dat is nu bijna niet voor te stellen. We plukken ook hier op de universiteit nog steeds de vruchten van het activisme van toen. Dit laat zien hoe effectief georganiseerd activisme kan zijn.”

Van de Sande noemt activisme op veel manieren een nuttige leerschool. Wanneer je demonstreert, moet je niet enkel een sterk idee hebben van wat je niet wilt, maar ook op zoek gaan naar een alternatief. “Als je demonstreert tegen de huidige besluitvorming, kan je als verzetsbeweging niet op eenzelfde manier besluiten maken, dat zou hypocriet zijn. Experimenteren met alternatieve besluitvormingen ligt dan voor de hand.”

Net zo zou activisme op de universiteit studenten en medewerkers kunnen helpen om na te denken over welke universiteit ze wel willen. “Het stelt hen in staat de vraag te stellen ‘Wat is er mis met de universiteit en hoe willen we het dan wel?'”, aldus Van de Sande.

Daniëlle van Dijl