Welke vonk ontsteekt het anti-racistische vuur in Turkije?

Turkse premier Erdoğan misbruikt Black Lives Matter-beweging.

Al dagenlang wordt er overal in de Verenigde Staten gedemonstreerd nadat George Floyd voor de camera door een witte politieagent werd vermoord. De ogen van de wereld zijn nu gericht op de VS. Het racisme en geweld tegen zwarte Amerikanen staat nu weer even volop in de schijnwerpers. De Turkse premier Recep Erdoğan probeert daar op in te spelen en ons wijs te maken dat racisme puur een Amerikaans probleem is. Op Twitter schreef hij: “De racistische en fascistische benadering die leidde tot de dood van George Floyd in de Amerikaanse stad Minneapolis als gevolg van marteling heeft ons niet alleen diep bedroefd, maar is ook een van de meest pijnlijke manifestaties geworden van de onrechtvaardige orde waar we over de hele wereld tegenover staan.”

In Turkije wordt racisme van oudsher beschouwd als een buitenlands fenomeen. Naar buiten wordt het beeld opgehouden dat Turken een “gastvrij volk” zijn en wordt het bestaan van racisme ontkend. In de media worden mensen van kleur, meestal bekende zwarte voetballers, overladen met liefde. De boodschap is: in het buitenland mogen ze gediscrimineerd worden, maar wij houden van hen. En wanneer racisme echt niet te ontkennen valt, dan wordt gedaan alsof het om een incident ging en wordt het snel in het grote vergeetboek gedaan. Zoals toen een zwarte voetballer van Trabzonspor, een voetbalclub uit het Zwarte Zee-gebied, live voor de televisiecamera’s emotioneel vertelde dat hij racistisch werd bejegend door spreekkoren vanaf de tribunes.

In Turkije leven in verhouding tot West-Europa relatief weinig mensen van kleur. Er is een kleine groep afro-Turken, afstammelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen die ten tijde van het Ottomaanse Rijk naar Turkije zijn gebracht. Hoewel ze vrijwel volkomen zijn geassimileerd, ervaren ze toch dagelijks anti-zwart racisme. Dat krijgt echter nauwelijks aandacht. Turkije is een land waar het institutionele en alledaagse racisme zich tot diep in de poriën van de samenleving heeft vastgezet.

Vluchtelingen

Er wonen momenteel meer dan drie miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije en die krijgen dagelijks te maken met racisme. Racisme tegen die Arabieren en tegen de Turkse Arabische minderheid wordt gereproduceerd door Arabieren aan te wijzen als de historische schuldigen aan de nederlaag van het Ottomaanse Rijk van de Eerste Wereldoorlog. De Arabieren die destijds streden voor nationale bevrijding worden neergezet als de vrienden van de imperialisten, te weten Engeland. De Arabieren zouden de Turken hebben verraden, een dolk in de rug hebben gestoken, door samen te werken met de Engelsen.

Sowieso worden Arabieren over het algemeen door Turken gezien als inferieur en onbeschaafd. Ze zouden ongecultiveerd zijn en vies, en met hun handen eten, om maar een paar van de veel voorkomende stereotyperingen te noemen. Het woord “Arap” verwijst in het Turks letterlijk naar “de Arabier”, maar in de praktijk wordt het gebruikt om iemand met een donkere huidskleur te omschrijven. Donkere mensen worden aangesproken met dat “Arap” om hun vermeende inferioriteit te benadrukken en daarmee hun lage positie in de maatschappelijk hiërarchie.

In Turkije vinden dagelijks gewelddadige racistische ‘incidenten’ plaats tegen Syrische vluchtelingen, waarbij die dat regelmatig met de dood moeten bekopen. Grijze Wolven doen soms ook gerichte aanvallen op Syrische vluchtelingen, waarbij die gelyncht worden. En onlangs nog kwam een Syrische jongeman door een politiekogel om het leven. Die racistische moord kreeg van de media, die voor 99 procent in handen is van Erdoğan, bijna geen aandacht. De politie kraamde complete onzin uit. De agent zou aan het vasten zijn geweest en duizelig zijn geworden, waarna hij per ongeluk zijn wapen zou hebben laten afgaan. Het zou niemand verbazen als deze politieagent er straks zonder straf vanaf komt, zoals zo vaak het geval is bij moordende agenten.

Armeniërs

Ook de Armeniërs, die samen met de Arameeërs een christelijke minderheid in Turkije vormen, krijgen vaak te maken met racisme en haat. Voor de Armeense genocide van 1915 was de christelijke minderheid eigenlijk niet echt een minderheid. De christenen zijn feitelijk een tot minderheid gemaakt bevolkingsdeel. Het bekendste voorbeeld van een racistische moord was die op de Armeense journalist Hrant Dink. Die werd na een haatcampagne, die door de Turkse staat op gang werd gebracht, op klaarlichte dag vermoord.

Net als van de Armeniërs zijn er ook van de Arameeërs vandaag de dag nog maar heel weinig over in Turkije. Genocide en gedwongen verhuizingen naar het buitenland zijn daarvan de oorzaak. Onlangs werden nog de Aramese priester Hurmuz Diril en zijn vrouw Şimoni Diril het slachtoffer van een racistische moordpartij. Ze werden ontvoerd, en het levenloze lichaam van de vrouw werd een tijd later in de buurt van haar dorp teruggevonden. Ze werd daar waarschijnlijk neergegooid om de Aramese gemeenschap angst aan te jagen en hen te verdrijven. Het lichaam van haar man is nog steeds niet boven water. Om een idee te geven van de algehele sfeer van racistisch geweld in Turkije: twee kleinkinderen van een oom van Hurmuz Diril werden in 1994 opgepakt door de politie en zijn sindsdien ook nooit meer gezien.

Grup Yorum

Racistische moorden en verdwijningen zijn nauw verbonden met de Turkse staatsideologie van turkificering en islamisering. Dat wordt al eeuwen met geweld opgelegd. De huidige regeringspartij AKP keerde na een korte periode van een schijnbaar liberaal democratiseringsproces terug naar de oorspronkelijke staatsideologie, en zette dat nog eens extra aan door een coalitie aan te gaan met de ultra-nationalistische Grijze Wolven-partij MHP. Sindsdien namen racistische hetzes toe, net als het brute politiegeweld tegen minderheden.

Na het overlijden van de hongerstakende Grup Yorum-musicus İbrahim Gökçek werd het alevitische gebedshuis (cemevi) waar hij lag opgebaard, aangevallen door de politie. Er werd traangas naar binnen gegooid, de cem werd vernield en het lichaam van Gökçek door de politie ontvoerd. Er worden de laatste tijd ook vaker vernielingen aangebracht aan begraafplaatsen en heilige plekken van alevieten in Koerdistan.

Zwaard

Ondertussen benoemde Erdoğan een deel van de oppositie als de “van het zwaard overgeblevenen”. Degenen dus die de genocide overleefd hebben: de christelijke minderheid. Het zal niet verbazen dat Armeense kerken steeds vaker doelwit worden van racistische aanvallen. Op 8 mei probeerde een man de Dznunt Surp Asdvadzadzni-kerk in het centrum van wijk Bakırköy in Istanboel in brand te steken. Twee weken later werd een kruis bij de ingang van een andere Armeense kerk in Istanboel eraf getrokken door een man wiens daad op de bewakingscamera is vastgelegd. Kort hierop maakte de Hrant Dink-stichting bekend dat ze een dreigmail hadden ontvangen. De weduwe van Dink en haar advocaat werden bedreigd met de dood. “We kunnen onverwachts bij je langskomen”, stond in de mail.

Het Armeense HDP-parlementslid Garo Paylan zei zich zorgen te maken over de veiligheid van zijn gemeenschap. Daders die duidelijk te zien zijn op camerabeelden worden niet opgepakt en er volgt ook geen afkeuring van Erdoğan of andere regeringsfunctionarissen. Zo geven de politie en politici feitelijk een vrijbrief voor racistisch geweld. En iedereen in de Armeense gemeenschap is zich daar na een eeuw van moorden en vervolging heel goed van bewust. Toen de minister van Binnenlandse Zaken Süleyman Soylu later verklaarde dat de daders waren opgepakt, gaf dat enigszins een gevoel van rust bij de Armeniërs. Maar tegelijk weet men dat de Turkse staat voor geen cent te vertrouwen is.

Immers, ook de moordenaar van Hrant Dink werd destijds opgepakt. Maar daarna kwam een groepsfoto naar buiten van hem met aan beide zijden politieagenten en op de achtergrond een Turkse vlag. De betrokken medewerkers van de Turkse geheime dienst en de politie kwamen daar gewoon mee weg. Ze mochten doodleuk poseren met hem, trots op wat hij had gedaan.

Hagia Sophia

De verjaardag van de verovering van Istanboel op de Byzantijnen werd groots gevierd door Erdoğan en zijn vrienden. In het historische monument de Hagia Sophia, van oorsprong een Byzantijnse kerk en tegenwoordig een museum, werd met “Fetih Suresi” de opening herdacht van het land voor de islam. Met dat machtsvertoon gaf de premier de heldere boodschap aan zijn achterban, en aan de rest van de bevolking, dat hij zichzelf beschouwt als de erfopvolger van de Ottomaanse macht. In de kern is die boodschap vooral gericht aan de christelijke minderheid. Erdoğan laat hen zien dat ze geen illusies hoeven te hebben over gelijke rechten en vrijheden zolang hij aan de macht is. Ze moeten hun plek kennen in de hiërarchie. Naar Ottomaans recht heb je als christelijke, joodse of andere minderheid bescherming zolang je je netjes gedraagt als tweederangs burger. Anders word je vogelvrij verklaard en zal de islamitische staat je vrijheid niet meer garanderen. Iedereen in Turkije weet waar dat toe leidt: plunderingen, bloedbaden, moorden en genocides. Op die weg van het Ottomaanse rijk ging de kemalistische republiek verder.

Racisme is, zoals we weten, geen ziekte of afwijking. Het is geen mening, vergissing, foutje of een eenmalige daad. Racisme is een ideologisch, politiek en economisch systeem. De strijd tegen racisme moet daarom vooral ook een politieke strijd zijn. De heftige anti-racistische strijd die in de VS woedt, moet eindelijk ook in Turkije echt op gang komen. Het wachten is op de vonk die het vuur ook daar gaat ontsteken.

Ender Kaya