Activisme en wetenschap hebben beide als doel onze kijk op de wereld te veranderen

De ene keer gaat hij viral vanwege een links-activistische toespraak, de volgende wegens een vijfstemmig online trombone-optreden. Universitair docent politieke filosofie Mathijs van de Sande is van vele markten thuis. Toch vormt een ding de rode draad in zijn leven: een streven naar een zo democratisch en solidair mogelijke maatschappij. “Mijn grootste angst is dat na de coronacrisis alles juist hetzelfde blijft.”

Politiek filosoof, activist, socialist, veganist, FNV-lid van de ondernemingsraad – universitair docent Mathijs van de Sande (35) heeft veel identiteiten. Tijdens de coronamaanden kwam daar nog een voor velen onbekende, muzikale kant bij. In een veel gedeelde video op social media speelde hij een speciale trombone-uitvoering van Bella Ciao, een anti-fascistisch protestnummer ter gelegenheid van de Dag van de Arbeid op 1 mei en 75 jaar vrijheid.

De video is een arrangement van vijf trombone-uitvoeringen. Hij speelde ze alle vijf zelf, en plakte de opnames vervolgens over elkaar heen. Lachend. “Ja, daar ben ik wel wat middagen mee bezig geweest. Ik speel al van jongs af aan trombone. Het mooie van dit blaasinstrument is dat het principe eenvoudig is – één schuif die je langer of korter maakt – maar dat het moeilijk is om te bespelen. Het vergt fysiek ook veel: armcoördinatie, blaaskracht, lipconditie.”

Van de Sandes veelzijdigheid zorgt voor een waaier aan gespreksonderwerpen. Vol passie maar ook met regelmatige uitbarstingen van gelach vertelt hij – in zorgvuldig gekozen woorden – over wat hem in het leven bezighoudt. Na ruim twee uur rijst een beeld op van iemand die de wereld sterk bekijkt vanuit een politieke bril, waarin veelal tegenstrijdige krachten de maatschappelijke machtsverhoudingen naar hun hand proberen te zetten.

Dat beeld komt in de eerste plaats tot uiting in Van de Sandes dagelijkse werk op de Radboud Universiteit. Daar doet hij onderzoek naar zogeheten prefiguratieve politiek. “Dat begrip beschrijft hoe bepaalde actiegroepen – vaak anarchistische zoals Occupy Wall Street, maar ook die van de Arabische Lente – protesteren op een manier die overeenkomt met wat ze willen bereiken. Ze creëren tijdens hun acties al een soort mini-variant van de ideale democratische maatschappij die ze voorstaan.”

Als universitair docent filosofie vindt hij het vooral fascinerend hoe demonstranten de acties beleven. “Wat maakt zo’n moment politiek betekenisvol voor hen? Het gaat vaak over de uitkomst van het politieke proces – zoals het al dan niet verdrijven van een dictator – maar het moment van de protesten zelf is óók van waarde. Filosofen als Hannah Arendt schreven daar al over.”

Van de Sande groeide op in het Brabantse Rosmalen, als oudste van drie kinderen. Zijn moeder is docent, zijn vader hoofd infectieziektebestrijding bij de GGD. Een progressief-katholiek middenklassengezin, noemt hij het zelf. Tot zijn zeventiende is hij misdienaar, maar inmiddels al lang van zijn geloof gevallen. Zijn ene zus werkt als dramadocent, de ander is beeldend kunstenaar (“We gingen alle drie voor de inhoud. Dat kon, omdat we ons zeker wisten van een sociaal vangnet.”).

Zijn ouders zijn verre van activistisch, maar wel maatschappelijk betrokken. Zo maakt pa Van de Sande zich lang sterk voor erkenning van de Q-koorts, de door geiten overgebrachte ziekte die veel mensen in Noord-Brabant trof. Het echte activisme leert de filosoof kennen in Den Bosch, via de muziekscene tijdens en na zijn middelbare school. Daar bezoekt hij punkconcerten in krakerskroegjes – de klassieke weg naar het anarchisme en kraken in de jaren tachtig en negentig.

Het activisme laat hem niet meer los. Nog steeds is hij actief, bij de linkse solidariteits- en anti-kapitalistische beweging Doorbraak. Samen met zijn opvallende verschijning – lange lichtbruine baard, kaalgeschoren hoofd en grote oorbellen – zou je kunnen stellen dat Van de Sande het vleesgeworden prototype is van de linkse academicus die door partijen als Forum voor Democratie (FvD) zo verafschuwd worden.

Activisme en wetenschap, zit dat elkaar niet in de weg?

“Ik denk juist dat ze juist veel met elkaar gemeen hebben. Zowel activisme als wetenschap, de filosofie in het bijzonder, hebben als doel de kijk op de wereld te veranderen. Ik zie politieke filosofie als een manier van denken die probeert ons alledaagse begrip van politiek te bevragen. Daarmee wordt het meteen zelf ook politiek.

Wat ik frappant vind, is dat je je wel moet verantwoorden als je bij een actiegroep zit, maar niet, of veel minder, als je bijvoorbeeld lid bent van de gemeenteraad of medezeggenschap. Dat is toch net zo goed politiek?”

Als lid van de ondernemingsraad (OR) bent u onderdeel van ‘het systeem’. Daarbuiten predikt u de anarchie. Is daartussen ook een spanning?

“Haha, ik zou eerder zeggen dat ik radicale democratie predik. Daar past een plek binnen de ondernemingsraad prima bij. Al moet ik eerlijk bekennen dat ik wel even twijfelde toen ik gekozen was, dat had ik niet verwacht. Maar mijn oude hoogleraar Machiel Karskens zei: als politiek filosoof hebben we ook de plicht om ons te engageren met de politiek in onze directe werk- en leefomgeving. Daar had hij wel een punt, vond ik.”

Binnen de medezeggenschap was u kritisch over online proctoring (studenten op afstand controleren tijdens tentamens, via hun webcam en scherm, red.). Waarom?

“Ik had gehoopt dat de coronacrisis tot een debat had geleid over hoe we bijvoorbeeld eigenlijk denken over toetsen, maar in plaats daarvan gaan we kijken hoe we tentamens zoveel mogelijk kunnen afnemen zoals we dat gewend waren. Ik zou onderwijs veel liever zien als een leerproces waarin het gaat om ontwikkeling dan om het halen van een bepaalde standaard.

Voor mij is dat proctoring-dossier veelzeggend voor hoe we als maatschappij omgaan met de huidige crisis. Veel mensen maken zich zorgen dat door corona straks alles anders is. Mijn grootste angst is dat alles juist hetzelfde blijft. Als deze crisis niets kan veranderen aan het neo-liberalisme, met haar bestaansonzekerheid en klimaatvernietigende economie, wat dan wel?”

Zo’n anderhalf jaar geleden trok Van de Sande in zijn hoedanigheid als activist fel van leer tegen groepen als PVV en FVD: “Rot op met je gewelddadige boodschap. Rot op met je leugens. Waag het niet om misbruik te maken van een recht (van vrijheid van meningsuiting, red.) dat ten eerste niet voor jou bedoeld is – en dat je ten tweede aan zoveel anderen wil ontzeggen”, zei hij tijdens een anti-racisme manifestatie bij de Grote Broek, het pand waar nu ook het interview plaatsvindt. Van de Sande woonde tijdens en na zijn studie jarenlang in het landelijk vermaarde voormalige krakerspand aan de Van Broeckhuysenstraat in Nijmegen-Centrum.

Dat waren nogal heftige uitspraken. Rector Han van Krieken noemde ze “een lastig verhaal”, twee rechtse filosofiestudenten vonden het “onwenselijk” dat iemand met een functie aan de universiteit zoiets denkt.

“Weet je, ik wil het in zo’n interview als dit niet hebben over individuele studenten of collega’s. Als docent ben ik er voor al mijn studenten, ook degenen die een andere politieke mening hebben. Ik zou gerust een rechtse student begeleiden voor zijn of haar scriptie, natuurlijk. Al zou ik wel zeggen: weet dat ik een heel ander perspectief heb. Ik snap goed als ze dat ingewikkeld vinden, maar hé, je studeert filosofie, filosofen máken problemen. We problematiseren zaken die misschien in eerste instantie niet als problematisch worden gezien, dat is ons werk.”

Toch voelen mensen zich weggezet als je zegt: de vrijheid van meningsuiting geldt niet voor rechtse meningen.

“Hoho, dat is niet wat ik zei! Iedereen mag zijn mening hebben, vanzelfsprekend. En vergeet de context niet: ik trad op als activist tegen een neo-nazi demonstratie, die hier pal voor de deur van de Grote Broek zou plaatsvinden. Dat was heftig hoor. Wat ik uitlegde in die toespraak is dat de vrijheid van meningsuiting van oorsprong een bescherming is van de burger en politieke minderheden tegen de macht. Maar in het hedendaagse debat gebruiken leden van een meerderheid het juist om sociale minderheden te marginaliseren. Dáár is het niet voor bedoeld, was mijn boodschap, want dat is de omgekeerde wereld.”

FvD-aanhangers voelen zich een minderheid. Het establishment is tegen hen, zeggen ze.

‘Dat is waar. Forum maakt handig gebruik van een soort minderheidsdiscours. Maar ik denk niet dat je als witte man in deze samenleving kunt zeggen dat je in de minderheid bent. Je bent juist overal overgerepresenteerd: in het maatschappelijk debat, in de politiek. Witte Zuid-Afrikanen die terugverlangen naar het apartheidsregime zeggen nu ook dat ze een minderheid zijn. Maar wel eentje die altijd al de macht en de rijkdom had. Dáár gaat het om, dat weet Thierry Baudet volgens mij ook wel.

We moeten niet ontkennen dat er in onze samenleving zoiets bestaat als wit privilege (dat witte mensen, vaak zonder erbij stil te staan, bevoordeeld worden vanwege hun huidskleur, red.). Demonstranten tegen Zwarte Piet zetten dit probleem al jaren op de kaart in Nederland. Zij eisen terecht een plek op in een samenleving waar stereotype denkbeelden ertoe leiden dat mensen van kleur sneller aangehouden worden door de politie, en minder vaak op sollicitatiegesprek mogen. Hun ervaringen met ongelijkheid schetsen een ander perspectief op de wereld dan het idee van tolerantie waarmee velen van ons grootgebracht zijn.”

Hoe staat u tegenover het zogenoemde dekoloniseren van het onderwijs (het curriculum ontdoen van de dominante westerse blik, red.)?

“Het is goed als er in curricula een verbreding komt van perspectieven op de geschiedenis en de maatschappij. Dat betekent niet alleen dat je bijvoorbeeld Oosterse of Afrikaanse filosofie behandelt, maar juist ook hoe er vanuit andere plekken in de wereld naar Europa gekeken wordt. Dekolonisering betekent dat je kritisch kijkt naar hoe kennis en wetenschap historisch verweven zijn met een geschiedenis van kolonisatie, uitbuiting en onderdrukking. Wat is er nou zo ontzettend bedreigend aan daar kennis van te nemen? Ja, misschien komt je wereldbeeld op losse schroeven te staan, maar laat dat nu net de taak zijn van de filosofie en de academie. Wat heb je anders op een universiteit te zoeken?”

Is er voldoende ruimte voor verschillende perspectieven binnen uw eigen faculteit? Er wordt onderzoek gedaan naar de sociale onveiligheid bij Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen.

Van de Sande valt even stil. Waar hij eerst in vloeiende volzinnen spreekt, lijkt hij nu meer moeite te hebben om de juiste woorden te vinden. “Ik weet oprecht niet wat er in dit concrete geval aan de hand is, dus ik kan en wil daar niet veel over zeggen. Maar de signalen dat niet iedereen zich veilig voelt op de faculteit ken ik, ook als lid van de decentrale medezeggenschap. We moeten, denk ik, een discussie voeren of de faculteit voldoende gedaan heeft.”

Denkt u dan ook: had ik meer moeten doen?

“Ik denk dat iedereen zich die vraag stelt. Het is goed dat we gaan praten over hoe je een omgeving creëert die voor iedereen veilig is. Dat gaat om machtsverhoudingen, maar ook om de competitie die de academische wereld kenmerkt, en die mensen kwetsbaar maakt. Die verander je niet zomaar. Dat vergt een lange adem, zoals veel van de dingen waar we het over hadden uiteindelijk een lange adem vergen.”

Stan van Pelt

(Dit artikel verscheen een maand geleden op de website Vox.)