“… and that love comes with community.” Persoonlijke terugblik op 20 jaar conservatisme

Dorothy Day
Dorothy Day.

“Maar zonder moed, zonder bereidheid om risico’s te nemen en zonder vastberadenheid, zonder de bereidheid om afscheid te nemen van wat al is gevonden, en dat betekent ook afscheid te nemen van zekerheden, om zich in onbekend terrein te wagen, gaat het niet. Grensoverschrijdingen zijn altijd een wandeling naar het onbekende, maar nooit een willekeurige wandeling.” – Lutz Taufer

Het zijn van die berichten die je aan het denken zetten. Zoals de uitspraak van Roger Scruton, bij wie Thierry Baudet is gepromoveerd en die door de Forum voor Democratie-leider “mijn leermeester” wordt genoemd. Tijdens de uitreiking van de Edmund Burke Award aan de Vlaamse politicus Bart De Wever, afgelopen mei in Londen, zei De Wever tegen Roger Scruton dat Baudet een discipel is van de Engelse conservatief. Scruton: “Discipel? He’s over the top. Hij voelt de nuances niet. Hij is vooral populair omdat hij er goed uitziet op tv.” De tovenaarsleerling is zijn leraar kwijt.

Ooit was het Roger Scruton die ook min of meer mijn leraar was en mij – figuurlijk – de eerste stappen deed zetten richting de conservatieve wereld. In 2000 zond de VPRO het lange interview uit dat Wim Kayzer met Roger Scruton had. Iemand die het conservatieve denken welbespraakt wist te verwoorden en die ergens appelleerde aan een onbestemd gevoel, van herkenning of wensdenken? Hoe dan ook, ik was verkocht en verslond de boeken van Scruton, en in navolging van hem vele andere. Het begin van een politieke bekering, die liep via de Edmund Burkestichting en diverse katholieke clubs tot het identitaire denken van Duitse nieuw-rechtse denkers rond Götz Kubitschek en zijn tijdschrift Sezession.

Maar zo gemakkelijk afstand doen van idealen en standpunten waarin ik zoveel jaren daarvoor had geloofd? Alles op basis van een onbestemd gevoel? Want dat gevoel blijkt inderdaad een vorm van wensdenken te zijn. Een romantisch verlangen naar een wereld die nooit heeft bestaan. Een “retrotopia”, zoals de socioloog Zygmunt Bauman (1925-2017) het treffend omschrijft. Een zwelgen in een geïdealiseerd verleden, zoiets als “Het dorp” van Wim Sonneveld (maar dan veel slechter).

Want het conservatieve en nieuw-rechtse denken zingt de verkeerde wijs. Het droomt van orde, gezag en hiërarchie, zowel politiek, maatschappelijk als religieus. Overal vind je de dwarsverbanden van de “zeloten van de nieuwe orde”, die de zoveelste samenzwering ontdekken die moet leiden tot de val van het Westen (cultuurmarxisme-alert!). Het ijvert voor een gesloten “heimat”, waar voor andersdenkenden geen plaats is en waarin iedereen die afwijkt van de norm uitgesloten en uitgestoten wordt. Het is een gesloten wereld, de blik naar binnen, de vensters dicht. Het is een stilstaande poel water. En water dat stilstaat wordt troebel en giftig.

Rechts zegt dat het realistisch is. Dat het de “natuurwetten” volgt. Maar ze ontkent de werkelijkheid van de dagelijkse pijn, de verscheurdheid en de oprechte boosheid van homo’s, lesbiennes en transgenders, van slachtoffers van racisme en uitbuiting. Ze ontkent de dagelijkse strijd om te overleven van migranten, oorspronkelijke bewoners en bijvoorbeeld van bewoners van sloppenwijken en arbeiders in de industriële zones aan de rafelranden van de welvaart. Ze ontkent de strijd voor autonomie, voor vrijheid en zelfbeschikkingsrecht.

En dan is daar, na bijna 20 jaar, de vrolijke Jeffrey Tucker. De altijd met een vlinderstrik getooide anarcho-kapitalist maakt in zijn nieuwste boek “Right-Wing Collectivism” een scherpe analyse van de alt-right-beweging en het presidentschap van Donald Trump. Los van of we het eens zijn met de ideologische uitgangspunten van Tucker cs., ziet hij wel de bedreigingen voor autonomie en vrijheid van ieder mens: collectivisme en een almachtige staat. Het is de dwang die rechts voorstaat: uitsluiten en deporteren (en uiteindelijk vermoorden) van al diegenen die niet (willen) passen in het fascistische format van alt-right. Voor mij vormde Tucker het begin van een politieke “werdegang”. Zoals de boeken van Veronica Chater en Muriel Seltman dat waren voor de bevrijding uit het religieus fundamentalisme.

Maar naast het opkomen voor vrijheid staat het vormen en onderhouden van een echt menselijke en duurzame gemeenschap. Tegenover autonomie staat verbondenheid. Rechts claimt het gemeenschapsdenken, maar dat is een eng-nationalistisch, gesloten en exclusieve vorm van “heimat” (“Slegs vir blankes”). Dorothy Day (1897-1980, Catholic Worker) verwoordt het mooi: “We have all known the long loneliness and we have learned that the only solution is love and that love comes with community.” En ruim zestig jaar later schrijft Tucker: “It is all about what we love. If we can identify and describe what we love, and with a clean conscience and sincere hope for the good of ourselves and everyone, we are where we need to be to recognize and resist all threats to liberty, from whatever source, beautiful or not.”

Rechts kent geen liefde. “Opgeschoten jongens tussen de 14 en de 35, die geen ziel, geen dromen en geen hartstocht hebben”, schrijft Heidi Benneckenstein, die opgroeide in een neo-nazi-gezin en op haar twintigste brak met deze wereld. “Frustratie in de liefde is de ideale voorwaarde om een correcte fascist te zijn.” Rechts kent een eenzijdige liefde, namelijk die voor de eigen soort. En verder strijd en heldendom. Terwijl de schrijver Jack London, een inspiratiebron voor Dorothy Day, in een aantal van zijn romans laat zien “dat mensen ondanks hun dierlijke instincten aan vertrouwensrelaties kunnen bouwen die net zo krachtig, of zelfs krachtiger, kunnen zijn dan als relaties gebaseerd op strijd en vergelding” (theoloog en filosoof Stephan van Erp).

Liefde, een gewaagd en moeilijk woord tegenwoordig. Maar doen we de dingen die we doen – de acties, de petities, de bondgenootschappen, etc – niet uit “liefde voor de wereld”? Zoals Hannah Arendt het noemt: “Amor mundi — warum ist es so schwer, die Welt zu lieben?” Misschien wel omdat zowel rechts als links zo druk bezig is met de politieke realiteit en het verzet daartegen, zo druk is met woede, strijd en ideologie, dat ze vergeet dat er zoiets bestaat als liefde, spiritualiteit, bezinning. bell hooks citeert in haar prachtige boek over liefde – “All about love: new visions” – de Amerikaanse boeddhist Jack Kornfield: “In modern life we have become so busy with our daily affairs and thoughts that we have lost this essential art of taking time to converse with our heart.” Dit denken lijkt soms zo ver weg van ons te staan, maar het is deze manier van kijken die mij bevrijd heeft van het conservatieve (maar tegelijk ook van het dogmatisch linkse) denken. Het is de “bron waaruit ik dagelijks wil drinken”, om vrijdenker Anton Constandse (1899-1985) te parafraseren. Dat kan, heel simpel, zijn in het zien van een spelend konijn, in het delen van een maaltijd met een onbekende, of in de autobiografie van Peter Kropotkin. Geloof is niet vaak op deze pagina’s te vinden, maar in essentie is dat de kern. Het gaat om de menselijke waardigheid. En die gaat boven welke ideologie dan ook. Stephan van Erp: “We moeten de drenkeling oprapen, en eten en onderdak geven, jazeker, maar dat doen we niet in naam van de vrijheid of van een zichzelf toe te eigenen goedheid, maar in naam van onze wederzijdse afhankelijkheid.”

Rechtse roeptoeters als Wilders en Baudet willen geen afhankelijkheid. Zij willen een homogene en exclusieve gemeenschap. Vanuit een ideologie die vol is van natuur en volk, geschiedenis en eigenheid; kortom, van bloed- en bodemmythologie. Genoeg is genoeg.

Rutilio Grande