Anti-fascisme voorbij machismo: gender, politiek en de strijd tegen het fascisme (deel 3)

Een vertaling in drie delen van de brochure “Anti-Fascism Beyond Machismo: Gender, Politics, and the Struggle Against Fascism” (pdf) uit 2019 van Petronella Lee. “Deze brochure verkent de politiek, praktijken, en geschiedenissen van fascisme en militante verzet met met de nadruk op gender. Hij onderzoekt de gendergebonden dimensies van hedendaagse extreem-rechtse bewegingen en anti-fascistische strijd; presenteert een geschiedenis van de deelname van vrouwen aan anti-fascistisch verzet in de twintigste eeuw; en beschouwt de uitdagingen en mogelijkheden van het ontwikkelen van een expliciet feministisch anti- fascisme”, aldus de uitgever. Na deel 1, en deel 2, lees je hier het derde en laatste deel.

Deel 3 – Leren van onze voorgangers: naar een feministische antifa

“We plannen samen, we ademen samen. We delen wat ons geschonken is door hen die ons voorgingen. We proberen naast elkaar te lopen. Maar wat dragen we met ons mee voorbij de emancipatorische horizonten die we samen zullen naderen? Welke geschiedenissen zullen onze collectieve acties inspireren? Welke energieën van solidariteit en creativiteit zullen deze bewegingen bezielen?”(166)

Uit de geschiedenis van de deelname van vrouwen aan het anti-fascisme kunnen een aantal lessen worden getrokken die kunnen worden meegenomen naar ons huidige moment. Hoewel de onkritische introductie van organisatiemodellen en ideeën uit andere plaatsen en tijden problematisch is, kan het nuttig zijn om inspiratie op te doen en inzichten van elders over te nemen. De geschiedenis bevat zeker niet alle antwoorden, maar kan wel een (van de vele) plaatsen zijn om te beginnen. Akemo en Busk, die het over anarchisme hebben, benadrukken dat het opbouwen van “een anarchistisch-feministische historische traditie ons een platform zal geven om onze eigen politiek vooruit te helpen, ons werk te begrijpen in de context van wat er al gedaan is, en dan verder te gaan (…) We hebben altijd bestaan, maar we zijn niet altijd gezien”.(167) Hetzelfde kan gezegd worden van een anti-fascistische feministische historische traditie. Met dit in gedachten stel ik zeven algemene inzichten voor die kunnen worden afgeleid uit de geschiedenis van het anti-fascistisch verzet van vrouwen en die kunnen worden toegepast op de hedendaagse anti-fascistische strijd. Deze zijn niet bedoeld als universeel of voorschrijvend, maar slechts contextueel en om een idee te geven.

Ten eerste, zie anti-fascistisch verzet breed en ga een gelaagde strijd aan. Omarm een verscheidenheid aan organisatiestrategieën en tactieken, en stap af van de neiging om anti-fascistische strijd te zien in termen van een hiërarchische rangorde waarin bepaalde vormen van activiteit (bijvoorbeeld strijd/vechten, betrokkenheid bij formele politieke organisaties, enzovoorts) aan de top worden geplaatst, en alle andere vormen van activiteit als secundair en minder belangrijk worden gezien. Anti-fascistisch verzet is niet slechts één ding. Het omvat een heleboel verschillende soorten activiteiten en vereist een verscheidenheid aan dingen. Bravo beschrijft het scala aan activiteiten waar anti-fascisten zich in het verleden mee bezig hebben gehouden en merkt op dat gewapend verzet en het ideaal van een “jong, gezond, stoer en bij voorkeur mannelijk” lichaam weliswaar buitenproportioneel werden verheerlijkt, maar dat er ook ruimte was voor ongewapend verzet waar “het menselijk gestel veel minder strikt gedefinieerd was” en “men oud, zwak, lichamelijk onbekwaam, ziekelijk kon zijn en toch nuttig en niet buitengesloten”.(168) Het verzet werd dagelijks beleefd door veel verschillende personen, van degenen die de wapens opnamen en tegen de nazi’s vochten tot degenen die zich bezighielden met sabotage, tot degenen die clandestiene activiteiten ondersteunden en degenen die de verzetsstrijders voedden en aankleedden. Het ging om zowel formele als informele betrokkenheid, en om individuele en collectieve acties. Het vond zowel in de openbare als in de privé-sfeer plaats, omvatte fysieke confrontatie, openbaar onderwijs, organisatie van arbeiders en gemeenschappen, bewaking en het verzamelen van informatie, de aanleg van infrastructuur, en nog veel meer.

Voortbouwend op het eerste inzicht, houdt het tweede verband met de taak om een anti-fascistische politieke cultuur op te bouwen. Oproepen tot het ontwikkelen van een “fysieke cultuur van klassenstrijd ” (169) of tot het oprichten van “ultras” voetbalsupportersclubs (170) zijn prima, maar beperkt.(vii) Als we een sterke verzetsbeweging willen ontwikkelen, kunnen we ons niet bijna uitsluitend richten op fysieke activiteiten en/of traditioneel door mannen gedomineerde ruimten.(viii) Het is belangrijk om ruimten, rollen en activiteiten te hebben die rekening houden met de variëteit en diversiteit van het sociale leven – bijvoorbeeld door rekening te houden met zaken als capaciteiten en leeftijd. Historisch gezien bestond er een breed scala aan anti-fascistische culturele ruimten. Deze omvatten leesgroepen, sociale clubs, collectieve keukens, kinderdagverblijven, werkplaatsorganisaties en sportverenigingen.

Ten derde, het volgende inzicht betreft de neiging om bepaalde soorten activiteiten te associëren met bepaalde soorten lichamen. Tegenover de neiging om vrouwen te associëren met passiviteit en geweldloosheid, staat de erkenning dat strijdbare politiek niet uitsluitend het domein is van mannen. Door de geschiedenis van het anti-fascistisch verzet heen, en ook nu nog, zijn vrouwen, homo’s en transgenders betrokken geweest bij gewapende opstanden, zelfverdedigingsinitiatieven, fysieke confrontaties, gecoördineerde aanvallen en diverse andere vormen van gewelddadige activiteit. Het bekritiseren van dergelijke acties als zijnde inherent mannelijk en alle anderen uitsluitend, marginaliseert de diverse stemmen van degenen die betrokken zijn bij confronterende tactieken, en houdt bovendien beperkende genderstereotypen in stand. Dat gezegd hebbende, is het ook waar dat anti-fascisme problemen heeft met seksisme en patriarchaal gedrag, en “dat wanneer confrontatie deel uitmaakt van het repertoire, dit een extra zorg is”.(171)

Dit leidt tot het vierde inzicht: koppel anti-fascistische politiek aan feminisme en zie genderbevrijding als een ononderhandelbaar onderdeel van anti-fascisme. Dit betekent dat genderoverwegingen centraal moeten staan, dat transpolitiek en queerstrijd serieus moeten worden genomen, en dat deze zaken niet als bijkomstigheden moeten worden behandeld.

Het vijfde inzicht betreft de waarde van autonomie en autonoom organiseren. Het creëren van autonome ruimten en/of het streven naar organisatorische autonomie was van cruciaal belang voor veel historische anti-fascistische groepen. Veel vrouwen bevonden zich in een situatie waarin ze vochten tegen fascisme en vochten voor revolutionaire verandering, terwijl ze er tegelijkertijd bij hun bewegingen op aandrongen genderonderdrukking serieus te nemen. Om deze gelaagde strijd aan te gaan, richtten vrouwen aparte organisaties op om het werk te doen dat anders werd afgewimpeld.

Ten zesde, kijk naar en put uit andere anti-racistische en anti-koloniale verzetstradities en niet alleen uit degene die het meest met anti-fascisme worden geassocieerd. Populaire verhalen over de geschiedenis van het anti-fascisme bevoorrechten Europa en richten zich onevenredig veel op witte actoren. De prototypische anti-fascistische held wordt niet alleen voorgesteld als man, maar ook als wit, waarbij alle andere geschiedenissen worden genegeerd. Er bestaat een ongelooflijk lange erfenis van zwarte en inheemse strijd, die echter vaak over het hoofd wordt gezien en niet wordt erkend. Jegroo merkt op: “Terwijl veel mensen bij antifa denken aan witte anarchisten die nazi’s in elkaar slaan, doen zwarte mensen op het westelijk halfrond in feite al eeuwen anti-fascistisch werk. Het wordt alleen niet als zodanig erkend”.(172) Met name in Noord-Amerika – een continent dat wordt bepaald door kolonisatie, genocide op inheemse volkeren en anti-zwarte uitbuiting – zijn zwarte bevrijdings- en dekoloniale bewegingen al honderden jaren expliciet of impliciet bezig met het bestrijden van fascisme.(ix) Hoewel veel van dit werk niet werd gedaan onder de noemer anti-fascistisch, maakt dat het niet minder relevant. Deze geschiedenissen en hun voortzetting vandaag de dag zijn van cruciaal belang voor het concept en de inzet van anti-fascistische strijd.

Het laatste inzicht is om het anti-fascisme te verbinden met meer ambitieuze revolutionaire doelen. Anti-fascisme op zich is een noodzakelijkerwijs beperkte strijd. Het is een reactieve en defensieve beweging die, hoewel ongelooflijk belangrijk, veel meer een springplank is dan een gewenst einddoel. In het verleden wortelden veel groepen hun anti-fascistische werk in een streven naar revolutie en streefden ze naar een bredere visie van collectieve bevrijding en maatschappelijke transformatie. Anti-fascisme was niet één strijd, maar een overlappende reeks van gelijktijdig plaatsvindende gevechten. Het was een anti-fascistische oorlog, maar ook een burgeroorlog en een klassenstrijd voor ingrijpende sociale, politieke en economische veranderingen.

Conclusie: tegen machismo, voor militantie

“Een deel van de versterking van de anti-fascistische politiek houdt in dat men het hoofd moet bieden aan de hypermannelijkheid en de overheersende witheid van de antifa-ruimten (…). In plaats van te worden afgedaan als secundaire kwesties die achterblijven bij het hoofddoel, namelijk de confrontatie met fascisten, moeten de rechtvaardigheid voor mensen met een beperking, anti-racisme en feminisme voorop staan in elke revolutionaire analyse (…). Dit betekent ook dat men moet erkennen dat anti-fascisme een noodzakelijke maar ontoereikende politieke oplossing is voor de problemen van onze tijd”.(173)

Vrouwenhaat is een fundamentele pijler van de hedendaagse extreem-rechtse politiek; het is niet zomaar een terzijde. Met de snelle groei van extreem-rechtse bewegingen in de laatste paar jaar, en meer recentelijk met het doordringen van die bewegingen en hun weerzinwekkende ideeën in politieke partijen en heersende instellingen, is het van cruciaal belang te begrijpen waar we mee te maken hebben. Een deel van waar we mee te maken hebben, is de groei van politieke krachten die gevormd worden door variaties van intens patriarchale ideologie, en als zodanig, krachten die streven naar het vestigen (of liever nog meer vestigen, om precies te zijn) van niet alleen witte suprematie, maar witte mannelijke suprematie. Deze realiteit vraagt wanhopig om een reactie – het is een groeiende nachtmerrie die maar al te snel genormaliseerd wordt en de enige reactie is strijd. Helaas laten de kant-en-klare opties die ons worden aangereikt veel te wensen over. Aan de ene kant mist het liberale feminisme fundamenteel de tanden om ons huidige politieke klimaat aan te pakken, wat leidt tot een doodlopende weg van geoorloofde marsen, verkiezingscampagnes en “pussy hat”-politiek. Aan de andere kant wordt het anti-fascisme geteisterd door machismo, wat leidt tot een sterk gereduceerd begrip van strijd en tot de verheerlijking van hypermannelijke activiteiten boven al het andere. Anti-fascisme hoeft niet zo te zijn – we kunnen beter.

Als we kijken naar de geschiedenis van de deelname van vrouwen aan anti-fascistische bewegingen, dan zien we een glimp van een ander anti-fascisme. In tegenstelling tot de gangbare opvatting, waren vrouwen betrokken bij alle vormen en formaties van de historische strijd tegen het fascisme. Feministisch historica Ingrid Strobl schetst een levendig beeld; verwijzend naar de betrokkenheid van vrouwen bij anti-fascistische activiteiten, legt zij uit: “Ze waren activisten in stedelijke brigades, in de ondergrondse in het getto en in partizaneneenheden. Zij drukten en verspreidden de illegale pers; zij vervalsten papieren; zij vervoerden wapens en namen zelf deel aan bewapeningsacties. Zij organiseerden ondergrondse bewegingen en opstanden in het getto; zij waren politieke kaderleden en militaire commandanten van groepen. [Zij pleegden sabotage.] Zij vonden schuilplaatsen voor Joodse kinderen en jongeren, brachten hen naar deze schuilplaatsen, voorzagen hen van kleding, geld, voedsel, en van vervalste documenten en spraken hen moed in gedurende maanden en soms jaren.” (174)

Er kan veel inspiratie uit deze geschiedenis worden gehaald, en er kunnen veel lessen uit worden getrokken. Dit wil niet zeggen dat alle aspecten van die geschiedenissen van toepassing zijn op onze huidige situatie – wij worstelen in een heel andere context. Toch zijn er waardevolle lessen te trekken, zoals hierboven is uiteengezet, en deze lessen bieden een solide basis voor een anti-fascisme dat is geworteld in revolutionair feminisme. Tegenover een door machismo gevormd anti-fascisme staat een revolutionair feministisch anti-fascisme dat wordt gevormd door het concept van militantie. Alvorens dit laatste te bespreken, is het nuttig eerst naar het eerste te kijken.

Er loopt een rode draad door anti-fascistische bewegingen, en hoewel die niet exclusief het hedendaagse anti-fascisme bepaalt, is hij wel invloedrijk en het vermelden waard. De rode draad is een oriëntatie/attitude die neigt naar machismo. Deze neiging is er een van bravoure en dogmatische strijdbaarheid, en leidt tot een politiek standpunt dat voorrang geeft aan confrontatie terwijl het andere aspecten van de strijd min of meer negeert (of op zijn minst bagatelliseert). Het reproduceert enkele van de ergste kenmerken van hegemonische mannelijkheid met een zelfingenomen ijver, en beschouwt discussie over zaken als seksisme als nodeloos verdeeldheid zaaiend en een afleiding van de “belangrijke dingen”. Deze stroming houdt zich bijna uitsluitend bezig met fysieke conflicten met fascisten, waarbij je geen anti-fascist bent als je niet bereid of in staat bent om “de beuk erin te gooien”. Het is individualistisch en neigt naar een oriëntatie van doen wat men wil, ongeacht de consequenties. Het gaat meer om de daad van het gevecht zelf dan om het resultaat. Er is geen ruimte voor nuance of enige overweging van de context, en strategie valt grotendeels buiten de boot.(x) Deze kenmerken kunnen worden omschreven als machismo, en een anti-fascisme dat geworteld is in machismo is het politieke equivalent van een kroeggevecht – even lukraak en chaotisch als onsamenhangend, en vaak slordig.(xii)

Een anti-fascisme dat gericht is op militant optreden in plaats van op machismo, is daarentegen gericht op engagement, collectiviteit en doeltreffendheid. Het gaat niet om imago of ego; het gaat erom te doen wat gedaan moet worden, de methoden/tactieken te kiezen die het meest geschikt zijn voor een situatie, en te kijken naar het grotere bevrijdende plaatje. Deze benadering koppelt anti-fascistische politiek aan feminisme, en ziet genderbevrijding als een niet-onderhandelbaar onderdeel van anti-fascisme. Een dergelijke politiek gaat uit van het inzicht dat anti-fascistisch verzet niet slechts één ding is – het omvat een heleboel verschillende soorten activiteiten en een grote verscheidenheid aan rollen. Een levendige beweging zou een plaats hebben voor tweejarige kinderen tot en met hun tweeëntachtigjarige grootouder. Dat betekent niet dat we afstappen van straatpolitiek, confronterende tactieken of het gebruik van geweld; het erkent dat antagonisme en conflict inherent zijn aan anti-fascistische politiek en dat confrontatie en geweld zowel noodzakelijk als te rechtvaardigen zijn in bepaalde omstandigheden. Het erkent ook dat vrouwen, homo’s en transgenders er ook vaak “de beuk in gooien” en betrokken zijn bij fysieke twisten en andere confronterende activiteiten. Er wordt dus nadruk gelegd op het ontkrachten van de gendermythe dat alleen mannen zich met dergelijke activiteiten bezighouden.

Naast het erkennen van de rol van strijdbare politiek wordt ook de nadruk gelegd op het uitbreiden van het aantal mensen dat deelneemt aan confronterende momenten, en dus wordt er moeite gedaan om meer vrouwen en queers het comfort en de capaciteit te bieden om deel te nemen aan activiteiten die gewoonlijk als hypermannelijk worden gecodeerd. Hoewel het deze activiteiten op waarde schat, weet een anti-fascisme dat geworteld is in militant gedrag in plaats van machismo dat geweld niet in alle situaties gepast is, en dat de gewoonte om ons uitsluitend te richten op fysieke confrontaties schadelijk is voor onze bewegingen. Vechten is niet winnen; er komt veel meer bij kijken dan dat. Zelfs in het voorbeeld van straatgeweld komt er meer bij kijken dan alleen vechten. Er komt veel achtergrondwerk bij kijken, zoals het verzamelen van inlichtingen, het organiseren van buurten, logistieke planning, en juridische/gevangenis-ondersteuning. Dit werk, dat meestal wordt vervrouwelijkt, is even waardevol als de confronterende activiteiten die het ondersteunt. Het is alleen zo dat het ene soort werk niet erg sexy is en voortdurend wordt ondergewaardeerd, terwijl het andere opwindend is en gemakkelijk wordt verheerlijkt. Een feministisch anti-fascisme doet het allemaal en waardeert het allemaal; het weet dat het weinig glamoureuze en saaie werk een essentiële rol speelt in de strijd. Even belangrijk is dat een anti-fascisme dat geworteld is in strijdbaarheid zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve kanten van de strijd in aanmerking neemt. Dit betekent dat het niet alleen gaat om het aantal fascistische bijeenkomsten dat wordt neergeslagen, maar ook om de subjectieve ervaring en de persoonlijke ontwikkeling van de betrokkenen. In het ideale geval leren mensen vaardigheden, ontwikkelen ze zelfvertrouwen, en worden ze een bekwamere revolutionair. Afgezien van de onmiddellijke voordelen, zullen deze ontwikkelingen nuttig zijn voor de andere gevechten in de toekomst. De infrastructuur en vaardigheden die we opbouwen, en de middelen die we ontwikkelen, moeten deel uitmaken van en gebruikt worden door bredere strijd. Onze anti-fascistische organisatie moet gegrondvest zijn op revolutionaire politiek, op het streven naar een visie van collectieve bevrijding, betekenisvolle autonomie en eindeloze mogelijkheden. De problemen waar we voor staan, zijn zoveel groter dan de kwestie van het fascisme, en onze aspiraties zouden zoveel meer moeten zijn dan deze beperkte strijd.

Petronella Lee

Noten:

VII. Als onderdeel hiervan zou ik ook de verheerlijking van bepaalde esthetica willen noemen. Het is prima om een bepaalde stijl of subcultuur aan te hangen, maar er kunnen grenzen aan zijn. Een strak Adidas sportjack, een strak Fred Perry poloshirt, enzovoorts. Anti-fascisme heeft, althans in sommige kringen, een bepaalde door Europa beïnvloede esthetiek. Geërfd van de door witte mensen gedomineerde punksubculturen waaruit de moderne antifa is voortgekomen, kan deze esthetiek de strijd belemmeren als anti-fascisme uitsluitend wordt gedacht aan of geassocieerd met een specifieke dresscode. Esthetiek mag geen vervanging zijn voor, noch prioriteit krijgen boven politiek.

VIII. Anti-fascistische sportscholen zijn geweldig, en anti-fascistische voetbalclubs kunnen nuttig zijn. Maar wat te denken van een anti-fascistische buurtvereniging? Of anti-fascistische verhalenvertellers voor kinderen, of een anti-fascistisch voedselprogramma? Of misschien een anti-fascistische dag bij de nagelsalon of een anti-fascistische rolschaatscompetitie? De lijst kan nog wel even doorgaan.

IX. Er zijn talloze voorbeelden. Voor het hoogtepunt van de burgerrechtenbeweging werkten zwarte activisten als Mabel en Robert Williams aan de bewapening van zwarte mensen en leerden hen hoe zij zich tegen de Ku Klux Klan konden verdedigen. De Black Panthers hielden in 1969 een nationale conferentie over anti-fascisme (de Nationale Revolutionaire Conferentie voor een Verenigd Front tegen het Fascisme). Veel zwarte intellectuelen hebben getheoretiseerd over de rol van het fascisme in Amerika, en hebben ook veel gedaan om de aandacht te vestigen op (en zich te organiseren tegen) de politie als belangrijkste daders van fascistisch geweld.

X. Er wordt bijvoorbeeld geen onderscheid gemaakt tussen verschillende stromingen op rechts, iedereen van een zelf geïdentificeerde neo-nazi tot christelijke conservatieven is een fascist en moet op dezelfde manier worden aangepakt.

XI. Ik bedoel dit meestal figuurlijk, maar ik ken ook veel voorbeelden van kerels die uit gaan drinken in de kroeg en doelbewust fascisten zoeken om mee te vechten. In dit geval is er letterlijk sprake van een “anti-fascistisch cafégevecht”. Meestal ziet dit eruit als mannen die zich identificeren als anti-fascisten die een bargevecht aangaan met diegenen die als fascisten worden beschouwd, hoewel dit soms verward wordt (bijvoorbeeld is die vent met dat t-shirt van een fascistische metalband eigenlijk wel een fascist, of vindt hij de band gewoon leuk en weet hij niets van de politiek af?)

Bronnen:

166. Jackson, Rob. (2019). “There is No Such Thing as Revolutionary Inheritance”. Louise Michel Library Project.

167. Akemi, Romina & Busk, Bree. (2016). “Breaking the Waves: Challenging the Liberal Tendency within Anarchism”. Perspectives in Anarchist Theory..

168. Bravo, Anna. (2005). “Armed and unarmed: struggle without weapons in Europe and in Italy”. Journal of Modern Italian Studies, 10 (4): 468-484.

169. Seattle Ultras. (2017). “Class Combat”. Ultra.

170. Anonymous. (2017). “On Ultras and Militant Structures”. It’s Going Down..

171. Bray, Mark. (2017). “The Long History of Antifa”. Progressive.

172. Jegroo, Ashoka. (2017). “Fighting Cops and the Klan: The History and Future of Black Antifascism”. Truthout.

173. Editorial Committee. (2017). “Building Everyday Antifascism”. Upping the Anti.

174. Strobl, Ingrid. (2018). “Partisanas: Women in the Armed Resistance to Fascism and Germany Occupation (1936- 1945)”. AK Press: Oakland.