Antwoord aan Doorbraak en Internationale Socialisten: Decolonizing The Mind en socialisme (anti-racisme discussie deel 7)

Sandew Hira.
Sandew Hira.

Inleiding (1)

Twee organisaties die midden in de strijd tegen racisme staan – Doorbraak en Internationale Socialisten – hebben bijdragen geleverd aan een discussie over socialisme en racisme die ik ben begonnen. De bijdrage van Ilija Andrić en Eric Krebbers van Doorbraak is hier te vinden. De bijdrage van Ewout van den Berg van de Internationale Socialisten hier. Ik behandel beide bijdragen in één artikel omdat de onderwerpen enigszins overeenkomen. Dit stuk is erg lang geworden omdat ik me niet wilde beperken tot een repliek van de punten waar ik het wel of niet mee eens ben. Ik gebruik de discussie om inzicht te geven in het discourse van Decolonizing The Mind (DTM) dat zich nu in de wereld ontwikkelt als nieuw discourse van bevrijding soms tegenover en soms naast het discourse van socialisme.

Houding naar witte activisten

Alvorens in te gaan op de artikelen wil ik beide organisatie hartelijk danken voor hun bijdragen. Onze meningsverschillen hebben geen invloed op mijn waardering voor hun bijdrage in de strijd tegen racisme. Ze hebben de afgelopen tijd bewezen dat ze met ons op de barricaden staan.

De andere bijdragen aan dit debat vind je hier.Daarnaast refereert het artikel “Naar een intersectioneler Zwart activisme” van Hodan Warsame en Ramona Sno ook deels naar dit debat.Meedoen aan deze discussie over de ideeën en de toekomst van de anti-racismebeweging? Een korte reactie kun je hieronder plaatsen. Een langere bijdrage kun je aan de redactie mailen, zodat we die kunnen plaatsen als zelfstandig artikel.

Daarom wil ik ook beginnen met een correctie. In mijn weerwoord op een reactie van Willem Bos van Grenzeloos schreef ik: “De strijd tegen Zwarte Piet is niet door witte mensen geïnitieerd. De strijd voor positieve actie wordt niet door witte mensen geïnitieerd. De strijd voor Decolonizing The Mind is niet door witte mensen geïnitieerd. De strijd voor herschrijving van de geschiedenis (inclusief de herschrijving van de geschiedenis van de Holocaust) en hervorming van het educatief systeem is niet door witte mensen geïnitieerd. De witte mensen, inclusief de socialisten, springen pas op de bandwagon als de beweging op gang komt.”

Ewout schrijft: “Hira beweert dat ‘witte mensen, inclusief de socialisten, pas op de bandwagon springen als de beweging op gang komt’. Daarmee scheert hij alle socialisten over een kam, en negeert hij dat sommigen een lange en trotse traditie hebben van anti-racisme.”

Ilija en Eric schrijven: “Gelukkig zijn er wel socialistische bewegingen en organisaties die dat inzien, en die anti-racisme inmiddels een centrale plek geven in hun ideeëngoed en praktijk.”

Ze hebben gelijk. De laatste zin uit mijn citaat doet geen recht aan witte mensen, inclusief socialisten, die al langer een bijdrage leveren aan de strijd tegen racisme. Daarom trek ik bij deze die zin terug. Ik ben in mijn speech op 5 december 2014 tijdens de Tribute to Nelson Mandela (dia 12) ingegaan op hoe ik kijk naar de relatie tussen witte en zwarte activisten in onze strijd. Deze correctie ligt in het verlengde van de opvattingen in die speech.

De bijdrage van Ilija en Eric volgt op een uitermate prettig gesprek dat ik had met Doorbraak. Het gesprek is een voorbeeld van hoe we met elkaar zouden moeten omgaan in de beweging.

In Gouda zaten zwarte en witte activisten in dezelfde politiecel. Bij de Bijlmerbajes waren we samen in een solidariteitsactie om de vrijlating van Abulkasim Al-Jaberi te eisen na de demonstratie tegen Zwarte Piet op het Beursplein in Amsterdam. Tijdens het wachten in de kou hebben activisten van Doorbraak en ik de tijd genomen om met elkaar te spreken over hoe we omgaan met elkaar. We concludeerden dat we in de beweging elkaar alleen tijdens de acties ontmoeten, ieder met de eigen agenda en eigen beslommeringen. Het is nodig dat we de tijd nemen om een eerlijk en open gesprek met elkaar aan te gaan niet alleen over wat ons bindt, maar ook wat ons scheidt. Dat laatste is nodig omdat we een beweging opbouwen met een verscheidenheid aan opvattingen en ervan overtuigd zijn dat eenheid in verscheidenheid een kracht kan zijn in plaats van een zwakte.

Ilija en Eric schrijven in hun bijdrage: “Onze kritieken hieronder zijn dan ook zeker niet bedoeld als aanval. Zoals vrienden elkaar echt de waarheid durven te zeggen, zo hopen we dat een stevige discussie ons onderlinge begrip alleen maar zal vergroten en de beweging sterker zal maken.”

Zo zou ik het ook graag willen zien en bevorderen dat we op deze wijze met elkaar omgaan. De discussie is één stap in een serie van stappen waarin we elkaar niet alleen opzoeken voor een demonstratie of actie, maar de tijd nemen om in een face-to-face omgeving meningsverschillen te kunnen bespreken om verder met elkaar op te trekken in de strijd.

De onderwerpen in hun bijdragen hebben betrekking op de volgende thema’s:

  • 1. De gang van zaken rond de demonstratie op het Malieveld waarbij rapper en activist Darryl Danchelo, alias Insayno, op het laatst werd afgevoerd van de lijst van sprekers.
  • 2. De vrijheid van meningsuiting.
  • 3. De beoordeling van de Joodse Holocaust en koloniale geschiedenis.
  • 4. De relatie tussen de strijd tegen racisme en de strijd voor socialisme.
  • 5. De relatie tussen de verschillende sociale bewegingen.
  • 6. Het vraagstuk van eenheid in de antiracistische strijd.
  • 7. Hoe verder te gaan met deze discussie.

1. De kwestie Insayno

Ewout gaat hier niet op in. Ilija en Eric schrijven: “Doorbraak is het eens met het besluit van de organisatoren om Insayno niet uit te nodigen. Het geeft geen pas om op een anti-racisme manifestatie iemand het woord te geven die het vermoorden van zes miljoen mensen vanwege hun “ras” als een “lachertje” afdoet. Zo’n uitspraak is niet alleen volkomen harteloos, maar via het bagatelliseren van de ernst van die massamoord geeft men Joden als het ware ook nog eens een trap na. Wetenschapper Hira geeft Insayno echter gelijk. “Hitler was een lachertje vergeleken bij wat de Nederlanders in Suriname hebben gedaan”, schrijft hij. En hij komt ook met een bewijs daarvoor: een lijstje met vijf “misdaden tegen de menselijkheid” waarin de slavernij op de eerste plaats staat en de Shoah pas op de vijfde.”

We kunnen op twee manieren naar deze kwestie kijken.

Tactiek

De eerste manier is vanuit tactiek in plaats van strategie. Sommige organisatoren en een deel van het publiek voelen zich beledigd door de tekst van Insayno. Als je onderling goede relaties met elkaar hebt, dan kun je het als een tactische kwestie benaderen. Het gaat dan niet om de vrijheid van meningsuiting, maar om gevoeligheden bij een gezamenlijke actie. Het is dan heel goed mogelijk dat je met elkaar afspreekt dat dat liedje bij dit publiek achterwege gelaten wordt. Insayno kennende denk ik dat het een normaal bespreekpunt had kunnen zijn vanuit de erkenning dat we verschillende opvattingen hebben op dit punt. Als de andere organisatoren dat zo brengen, dan zouden we het beschouwen als een verzoek van vrienden die erkennen dat we meningsverschillen hebben en zou het geen probleem moeten zijn om daaraan te voldoen. Zo is het niet gegaan.

Strategie

De kwestie is als een strategisch probleem op tafel gelegd. Op strategisch niveau gaat de discussie over de vraag hoe je omgaat met de vrijheid van meningsuiting . Breng je het vraagstuk op dit niveau, dan kom je direct op een breekpunt.

Ik stel dat Insayno op artistieke wijze verkondigt wat ik op wetenschappelijke wijze betoog. Insayno gebruikt het woord “lachertje”. Dat is het taalgebruik van een artiest. Ik stel dat de Holocaust in vergelijking met het kolonialisme een misdaad was van geringe betekenis, maar dat dat in de eurocentrische visie anders gepresenteerd wordt. Natuurlijk is iedere misdaad heel erg en voor de direct betrokkenen altijd belangrijker dan voor de mensen die daar niet direct bij betrokken zijn geweest. Het is ook logisch en begrijpelijk dat Joden en Europeanen in het algemeen de Holocaust zien als de ergste misdaad in de wereldgeschiedenis. Maar als ik de feiten op een rijtje zet en die analyseer, dan klopt die eurocentrische opvatting niet. Ik kom daar straks weer op terug.

Waar het hier om gaat, is dat we in de beweging grote meningsverschillen hebben op dit punt en de vraag is: hoe ga je hiermee om? Concreet: hoe ga je om met de vrijheid van meningsuiting van Insayno (en mij) bij deze demonstratie?

Onze les

Als we in de toekomst met elkaar willen samenwerken, dan moeten we ons ook realiseren dat het ertoe doet of je een beslissing als een tactische of strategische beslissing wil brengen. Over het algemeen zijn tactische beslissingen gemakkelijk er op te lossen dan strategische. Had Doorbraak c.s. de zaak als volgt gebracht: kameraden, we erkennen dat we strategische meningsverschillen hebben over de Holocaust, maar we verzoeken om dit lied niet ten gehore te brengen om tactische redenen, dan zou Insayno c.s. wijs en verstandig reageren door een tactisch probleem niet als een strategisch probleem te beschouwen. Dit publiek is er nog niet rijp voor, dus laten we het voor dit moment. De eenheid is bewaard. De relaties zijn intact gebleven. En we gaan gewoon verder met het opbouwen van de sociale beweging en het voeren van de strijd. Door het strategisch te brengen – je opvatting over de Holocaust is fout en zulke mensen krijgen bij ons geen podium – treedt een ander proces in werking. De fundamentele relaties tussen de organisaties worden op de proef gesteld. Het vraagstuk van de vrijheid van meningsuiting wordt op een principiële manier ter discussie gesteld.

2. De vrijheid van meningsuiting

De principes

Ilija en Eric gaan door op dit punt. Ze schrijven: “Van Hira had Insayno gewoon een podium geboden moeten worden. Hij lijkt een absolute vrijheid van meningsuiting toegedaan te zijn. “Het beginsel van de vrijheid van meningsuiting houdt in onze optiek in dat iedereen het recht heeft om zijn of haar mening te uiten, ongeacht de inhoud van die mening. Anderen vinden dat de vrijheid van meningsuiting afhankelijk is van de inhoud van de mening”, aldus Hira. Het is moeilijk voorstelbaar dat hij dat echt meent. Want dat zou bijvoorbeeld betekenen dat Wilders en zijn vrienden van Identitair Verzet, tegen wier racisme de manifestatie van 20 september was gericht, ook een podium geboden had kunnen worden. Maar dat zou natuurlijk volkomen ingaan tegen de doelstelling van het protest waar Hira zelf voor had getekend: proberen te voorkomen dat Wilders zijn racisme kon komen spuien in de Schilderswijk. Want Wilders’ woorden zijn vanzelfsprekend bedoeld als bedreiging en intimidatie richting hele bevolkingsgroepen, en niet als louter ‘een mening’.”

Het gaat hier niet alleen om de vrijheid van meningsuiting van Insayno, maar ook die van mij en alle andere DTM-denkers en activisten die dezelfde mening zijn toegedaan. Voor mij is vrijheid van meningsuiting inderdaad: iedereen heeft het recht om zijn of haar mening te uiten, ongeacht de inhoud van die mening.

Vervolgens kan ik de mening moreel verwerpelijk vinden en daarom protesteren tegen die mening. Ik protesteer dan niet tegen het recht van vrijheid van meningsuiting, maar spreek mijn afschuw uit over de mening zonder het recht van meningsuiting ter discussie te stellen. Daar teken ik voor. De oproep die aan ons werd voorgelegd, was een protest tegen de mening van Wilders, niet tegen zijn vrijheid van meningsuiting. Als je voor een bepaald recht ben, betekent dat niet dat je er voorstander van bent dat iedereen dat recht ook daadwerkelijk gebruikt. Zo ben ik voor het recht op echtscheiding bij een huwelijk, maar dat betekent niet dat ik iedere echtscheiding een goede zaak vind. Ik ga nog een stap verder dan mijn afschuw uitspreken via een demonstratie.

Vrijheid van meningsuiting is niet de enige regel die is vastgelegd in de wet. De wet heeft
ook een verbod op racisme via artikel 1 van de grondwet: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”

Als discriminatie wordt gepredikt en verdedigd op basis van de vrijheid van meningsuiting, is mijn response niet dat we de vrijheid van meningsuiting moeten inperken, maar dat we artikel 1 inroepen en op grond daarvan activiteiten organiseren (rechtszaken, demonstraties, discussies, etc).

Er kan dus een spanningsveld bestaan in de wet- en regelgeving tussen verschillende rechten en verboden. Dat spanningsveld moet blijven bestaan en niet opgeheven worden door de ene regel of het andere verbod weg te halen. Dat is de kern van een vrije samenleving. Het is dan een kwestie van sociale mobilisatie in plaats van wet- en regelgeving die bepaalt hoe de maatschappelijke balans uitvalt. Laten we deze principes toepassen op de uitspraak van Wilders over “minder Marokkanen”. Volgens deze principes roepen we niet het artikel van vrijheid van meningsuiting in om te mobiliseren, maar artikel 1. Het is niet onze taak om specifiek de vrijheid van meningsuiting van Wilders te verdedigen. Dat moet hij zelf maar doen. Wij roepen artikel 1 in om hem aan te vallen en organiseren de sociale strijd op die basis. Wij maken een andere afweging in de rechten en verboden dan hij. Hij zal zeggen dat het om vrijheid van meningsuiting gaat. Wij zeggen dat het om racisme gaat.

De toepassing

Wat zijn de gevolgen als we Wilders aanvallen op basis van de vrijheid van meningsuiting in plaats van op basis van artikel 1? Dan komen we in een situatie terecht waarbij Wilders de meetlat wordt voor de vrijheid van meningsuiting van anti-racisten. Met verwijzing naar Wilders worden anti-racisten de mond gesnoerd. Dat is precies wat Doorbraak ook doet. Insayno’s vrijheid van meningsuiting wordt beperkt met een verwijzing naar Wilders. Ilija en Eric schrijven letterlijk: “Want dat zou bijvoorbeeld betekenen dat Wilders en zijn vrienden van Identitair Verzet, tegen wier racisme de manifestatie van 20 september was gericht, ook een podium geboden had kunnen worden.”

Nee, want het podium was opgezet als een protest tegen racisme, niet als een verdediging van de vrijheid van meningsuiting van Wilders. Insayno is niet bezig om racisme te promoten. Dat doet Wilders. Daarom hoorde Insayno op dat podium thuis en Wilders niet. De demonstratie was deel van een sociale mobilisatie tegen racisme en niet een verdediging van de vrijheid van meningsuiting . Daarom kan Insayno wel en Wilders niet worden uitgenodigd. Als je geen scherpe analyse hebt van de vrijheid van meningsuiting, dan val je in een poel van tegenstrijdige besluiten. Je wilt een eenheid tegen racisme. Vervolgens sluit je een anti-racist uit met verwijzing naar de vrijheid van meningsuiting van Wilders. Zo bouw je geen eenheid op, maar breek je die af.

Antisemitisme

Ilija en Eric brengen een discussie naar voren waar ik nu pas over hoor en die niet eerder aan mij was voorgelegd. Ik nam niet deel aan de vergaderingen, maar werd telefonisch en per email door Ewout en Insayno op de hoogte gebracht van de discussie rond Insayno. Doobraak meldt het volgende: “We waren overigens wel enigszins verbaasd toen we kennis namen van Hira’s kennelijk absolute opvatting van de vrijheid van meningsuiting. Een week voor die interne discussie rond Insayno werd ónze spreker voor de manifestatie namelijk eveneens afgewezen, en toen schoot Hira óns niet te hulp. Dat zat zo. Doorbraak was samen met AFA en de Internationale Socialisten een van de belangrijkste initiatiefnemers van de manifestatie. Tijdens de voorbereiding namen de organisatoren samen globaal de speeches door die de sprekers zouden houden. Onze spreker zou het gaan hebben over racisme, en daarbij onder meer iets vertellen over antisemitisme en waar het allemaal nog voorkomt, zoals bij nazi’s en andere extreemrechtsen, in conspiracy-kringen en bij christelijke en islamitische fundamentalisten. Maar dat laatste mocht van sommige andere organisatoren niet worden benoemd. Een deelnemer beweerde dat antisemitisme in Nederland geen racisme is omdat het niet geïnstitutionaliseerd zou zijn, en volgens anderen zou het Wilders maar in de kaart spelen wanneer moslims en antisemitisme in één adem genoemd worden. Doorbraak vindt dat antisemitisme juist wel benoemd moet worden, ook bij fundamentalistische bewegingen, en met name onze leden met een achtergrond in landen als Turkije, Irak en Iran maken zich daar sterk voor. Na een fikse discussie hebben we besloten om ons terug te trekken uit de organisatie. Anders dan Insayno hebben we daarna niet opgeroepen om de manifestatie te boycotten, maar zijn we er juist actief voor blijven oproepen in het belang van de Schilderswijk en de bredere antiracisme beweging. Het bevreemdt ons nog steeds: wel opkomen voor de vrijheid van meningsuiting van wie de Shoah een “lachertje” noemt, maar niet voor wie antisemitisme wil benoemen?”

Was deze casus aan mij voorgelegd, dan had ik dezelfde principes toegepast als ik hier doe, namelijk Doorbraak heeft het recht op vrijheid van meningsuiting en moet net als Insayno een podium krijgen. Dat recht wordt niet bepaald door de inhoud van je mening.

Nu deel ik de analyse van Doorbraak met betrekking tot antisemitisme niet. Ik stel ook dat antisemitisme geen institutioneel racisme is. De uitleg hiervoor heb ik gepubliceerd op Starnieuws. Abulkasim Al-Jaberi was namens Back to Palestine aanwezig op de vergaderingen en heeft niet met mij overlegd over wat daar gebeurde. Ik hoorde veel later van hem over hoe de discussies zijn verlopen. Ik deel zijn mening met betrekking tot antisemitisme en racisme.

Als je de logica van Doorbraak accepteert, dan krijg je inderdaad de situatie dat wat voor Insayno geldt ook voor Doorbraak moet gelden. Als je vindt dat Insayno’s recht van vrijheid van meningsuiting afhankelijk is van de inhoud van zijn mening, waarom zou die regel beperkt moeten blijven tot Insayno? Waarom zou je die regel niet moeten toepassen op Doorbraak?

Ik en Abulkasim stellen dat antisemitisme geen institutioneel racisme is. Uitgerekend op een bijeenkomst over racisme wordt beweerd dat dat wel zo is. Als je de kwestie maakt tot een zaak van strategie in plaats van tactiek, dan kom je inderdaad terecht in de discussie over vrijheid van meningsuiting en moet je je de vraag stellen waarom voor de ene mening over de Holocaust wel een spreekverbod is en voor de andere (antisemitisme) niet.

De kwestie van vrijheid van meningsuiting zal de komende jaren cruciaal worden. We
zitten in de fase van een groeiende sociale beweging rond racisme en islamofobie. De geschiedenis leert ons dat deze window of opportunity 5 tot 10 jaar duurt en niet decennia. Eén van de eisen in de komende tijd in onze strijd zal zijn: meervoudige perspectieven in het onderwijs. Anders gezegd: ethnic studies departments of hoe je ze ook wilt noemen. De centra van kennisproductie (hoger onderwijs) zullen een doelwit worden van acties om deze instellingen open te breken voor meervoudige perspectieven. Wat zal het standpunt van Doorbraak zijn bij deze acties? Als de vrijheid van meningsuiting afhankelijk wordt gesteld van de inhoud van de mening, dan krijg je de volgende situatie. Universiteitsbesturen zullen politieke criteria hanteren om te bepalen of iemand kan worden aangesteld of ontslagen. De casus van Tariq Ramadan en de Erasmus Universiteit Rotterdam spreekt boekdelen. Ramadan is ontslagen niet vanwege zijn prestaties als hoogleraar, maar vanwege zijn politieke opvattingen. Waar zal Doorbraak staan als de universiteit besluit om DTM-intellectuelen te weren op grond van hun opvattingen over de Holocaust? Waarom zou je voorstander zijn om Insayno een podium te weigeren en geen voorstander om DTM-intellectuelen te weigeren in de centra van kennisproductie? Sterker nog, als je vindt dat DTM-intellectuelen niet mogen worden aangesteld op de universiteiten en hogescholen vanwege hun opvattingen over de Holocaust, waarom voer je dan geen actie voor ontslag van alle andere academici die de meest rechtse verhalen verkondigen. Pleit je voor ontslag van Gert Oostindie en Alex van Stipriaan vanwege hun opvattingen over slavernij?

Als we een stap verder gaan, dan wordt het helemaal een probleem. Het doel van sociale bewegingen is niet protest op zichzelf, maar politieke macht. Als Doorbraak politieke macht zou hebben in dit land, wat gaat dit betekenen voor de vrijheid van meningsuiting? Als Doorbraak de macht heeft in theaters en universiteiten, zal dat betekenen dat Insayno nergens zou kunnen optreden en DTM-intellectuelen nergens aan de bak zouden komen in het onderwijs?

3. De beoordeling van de Joodse Holocaust en koloniale geschiedenis

Hiërarchie

Ewout en Ilija/Eric komen terug op de opvattingen die ik heb verkondigd over de Joodse Holocaust. Ewout bespreekt het concept van de hiërarchie. Hij stelt: “Het [is] niet nodig om de ene hiërarchie (de Holocaust als het absolute kwaad) te vervangen door een andere.”

Het lijkt me dan voor de hand liggen om deze stelling te presenteren aan de mensen die de Joodse Holocaust als het absolute kwaad beschouwen in plaats van aan ons. Tenslotte is dát het dominante verhaal in de samenleving. Wanneer gaan Doorbraak en IS artikelen opsturen naar Joop.nl, de Volkskrant, Joodse organisaties en historici aan de universiteiten met een pleidooi dat het niet nodig is om de Joodse Holocaust te zien als het absolute kwaad? Ik ben dan vooral geïnteresseerd in de argumenten die ze zullen aanvoeren om aan te tonen dat de Joodse Holocaust niet het absolute kwaad was in tegenstelling tot wat veel Europeanen denken.

Zolang ik deze acties niet zie, blijf ik geloven dat het verhaal van de hiërarchie alleen tegen ons wordt gebruikt. Het is een antwoord op onze visie op de misdaden tegen de menselijkheid en niet een aanval op de mensen die beweren dat de Holocaust het absolute kwaad is (en daarvan zijn er miljoenen in Nederland, veel meer dan de voorstanders van Zwarte Piet).

Ranglijsten

Ilija en Eric gaan dieper in op de vergelijkingen die ik maak: “Vergelijken heeft inderdaad zijn plaats in de wetenschap, maar wij denken dat een inhoudelijke analyse van de massamoorden in hun politieke en economische context, rekening houdend met hun onderlinge historische samenhang en de ideologische motieven van de daders, ook voor ons als activisten veel zinvoller is dan dit type kwantitatieve ranglijstjes. Ranglijstjes dwingen ons denken in de richting van onderlinge concurrentie van nabestaanden van slachtoffers.”

Dat is één mogelijkheid. Maar ik ben niet geïnteresseerd in concurrentie van nabestaanden van slachtoffers. De andere mogelijkheid is dat het inzicht biedt in de wijze waarop het verhaal van menselijk leed in de wereldgeschiedenis ingekleurd wordt met een eurocentrische bril. Dat is het doel van de ranglijst.

Ilija en Eric voeren zelf ook criteria aan om ranglijsten samen te stellen, terwijl ze aangeven dat je geen ranglijsten zou moeten samenstellen. Ze noemen criteria als het aantal slachtoffers als percentage van de totale bevolking, de vaststelling van de begin- en einddata van de misdaden tegen de menselijkheid, de definitie van een misdaad tegen de menselijkheid, etc. Uiteraard kan je verschillende criteria hebben om ranglijsten samen te stellen. De lijsten zullen er dan ook anders uitzien. De criteria die ik heb gebruikt zijn omvang en duur. Ilija en Eric stellen de kwestie van ranglijsten tegenover een inhoudelijke analyse van wat de misdaden inhouden. Ik zie het als onderdeel van de inhoudelijke analyse. De ranglijsten zijn kwantitatieve indicatoren van de misdaad. Als we de kwalitatieve indicatoren ter tafel brengen om de vergelijking te maken tussen kolonialisme en de Joodse Holocaust dan wordt onmiddellijk duidelijk waarom we stellen dat de Joodse Holocaust in vergelijking met het kolonialisme een misdaad van een totaal andere, mindere, orde was. Insayno noemt het in artistieke taal een “lachertje”.

Inhoudelijke analyse

Laat mij de hoofdpunten van onze DTM-analyse op een rijtje zetten. Het Westers kolonialisme heeft in de afgelopen 500 jaar een wereldwijd systeem van onderdrukking en uitbuiting opgezet in vijf samenhangende dimensies.

1. Geografische dimensie: het ontstaan en de ontwikkeling van een wereldwijd systeem waarbij volkeren, naties en staten zijn ontstaan of opnieuw zijn ingedeeld, wereldwijde migratiestromen in gang zijn gezet en een globaal systeem van onderdrukking en uitbuiting heeft opgezet om één geografisch deel de wereld te verrijken ten koste van een ander geografisch deel. De impact van gedwongen verplaatsingen van miljoenen mensen naar verschillende delen van de wereld is gigantisch geweest: ontvolking van Amerika door genocide, massale gedwongen migratie van Afrikanen en Aziaten naar Amerika, vrijwillige migratie van witte mensen als kolonisator, etc.. In de Amerika’s zijn compleet nieuwe samenlevingen ingericht na de bijna algehele vernietiging van de Inheemse maatschappijen. Ook ontstonden er nieuwe globale economische structuren (internationale bedrijfstakken) die zich geografisch op verschillende manieren ontwikkelden.

Bij de Joodse Holocaust zijn uit een paar Europese landen Joden ontvoerd voor de werk- en vernietigingskampen. De Joodse Holocaust heeft niet geleid tot een herindeling van grenzen en landen en de gedwongen verplaatsingen van bevolkingen van het ene werelddeel naar het andere op wereldschaal. Ook in dit opzicht is de vergelijking dat het om marginale invloeden ging.

2. Economische dimensie: het ontstaan van een kapitalistische wereldeconomie met nieuwe internationale bedrijfstakken die gebaseerd zijn op een combinatie van “vrije” loonarbeid en dwangarbeid in diverse varianten, het creëren van nieuwe economieën en het integreren van bestaande economieën in de nieuwe wereld economie. Er zijn uitgebreide dekoloniale analyses van hoe het gebeurt (de mechanismen) en wat het heeft opgeleverd. In mijn boek over herstelbetalingen (2) heb ik de resultaten van een wiskundig model gepresenteerd die aantoont dat de winst voor het westen in triljoenen dollars loopt.

De Holocaust heeft vijf jaar geduurd. De Jodenhaat vanuit het katholicisme heeft langer geduurd. De economische impact op de wereld van de Joodse Holocaust en de Joodse pogroms is marginaal geweest in vergelijking met het kolonialisme.

3. Sociale dimensie: het inrichten van sociale verhoudingen op basis van ras, kleur en etniciteit waarbij de witte Europese cultuur in sociaal opzicht domineerde boven de andere culturen. Een essentieel onderdeel was het ontwikkelen en in standhouden van een sociale laag van collaborateurs met de kapitalistische macht.

Bij de Holocaust was de inrichting van sociale verhoudingen alleen beperkt tot Duitsland in de nazi-periode en verder in Spanje tijdens de Spaanse inquisitie. Het is goed om te vermelden dat tijdens het moslimbestuur in Spanje de Joden meer vrijheid hadden dan onder christelijk Spanje. Dus de impact van de Holocaust op de sociale verhoudingen in de wereld is verwaarloosbaar geweest in vergelijking met de impact van het kolonialisme.

4. Politieke dimensie: het opzetten en onderhouden van politieke, militaire en juridische structuren en instituties om verzet tegen koloniale overheersing en haar erfenis tegen te gaan en te breken. Het kolonialisme heeft een wereldwijd systeem ingericht van militaire interventies, collaborerende inheemse legers en militaire infrastructuur (imperialistische legers, forten, militaire aanvoerroutes, militaire opslagplaatsen, trainingen, inlichtingendiensten, etc.).

Het nazi-regime heeft dit systeem in Duitsland opgezet tussen 1933 en 1945 (12 jaar) en in de landen die door de nazi’s werden bezet (1940-1945). In vergelijking met het wereldwijde systeem van het kolonialisme is de impact van de Holocaust op het politieke wereldsysteem marginaal geweest.

5. Culturele dimensie: het ontwikkelen van mechanismen om de geest van mensen te beheersen en de legitimiteit van het kolonialisme en haar erfenis te propageren. Een belangrijk onderdeel is de productie en distributie van kennis via educatieve en culturele instituties inclusief de media. Het systeem van kennisproductie koppelt superioriteit/inferioriteit aan ras, geloof en etniciteit.

Wetenschap en kennisproductie in de wereld zijn amper beïnvloed door de Holocaust. Die invloed is beperkt gebleven tot het nazisme. In alle takken van wetenschap en kennisproductie heeft kolonialisme een ingrijpende invloed gehad en is racisme diep geworteld in de eurocentrische wetenschappen. En haar erfenis bestaat vandaag de dag nog in alle hevigheid. Dus cultureel gezien is de culturele impact van het nazisme die ten grondslag lag aan de Holocaust verwaarloosbaar vergeleken met de impact van het kolonialisme.

Ik geef hier de inhoudelijke analyse waar Doorbraak om vraagt. De conclusie is dat het kwalitatieve verhaal meer nog dan het kwantitatieve beeld (de ranglijst) bevestigt dat de Holocaust in vergelijking met het kolonialisme een misdaad was van een volstrekt andere, marginale, orde.

4. De relatie tussen de strijd tegen racisme en de strijd voor het socialisme

Zowel Ewout als Ilija en Eric pleiten voor een verbinding tussen de strijd tegen racisme en de strijd voor socialisme. Ik leg die verbinding niet. Fijn als we een socialistische maatschappij realiseren, maar dat betekent allerminst dat racisme dan verdwenen zal zijn. Dat automatisme accepteer ik niet. Waarom niet? Ik kom uit de socialistische beweging en ben lange tijd getraind als marxist. Ik was lid van de trotskistische Vierde Internationale. Toch pleit ik voor een andere discourse voor bevrijding dan socialisme. Wat is dan dat discourse en waarom leg ik de verbinding niet met de strijd voor het socialisme? Dat heeft alles te maken met de evaluatie van de ervaringen van het socialisme en de ontwikkeling van een nieuwe discourse van bevrijding.

De mislukte socialistische revoluties

Het is gemakkelijker om te zeggen waar je tegen bent (kapitalisme), dan waar je voor bent. Maar in het leven gaat het uiteindelijk om de vraag waar je voor bent. Als we pleiten voor een socialistische revolutie, waar pleiten we dan voor? Nationalisatie van alle productiemiddelen? Afschaffing van de markteconomie en vervangen door een planeconomie? Dictatuur van het proletariaat? Afschaffing van het meerpartijensysteem? Sluiting van alle kerken, moskeeën en mandirs omdat het socialisme atheïsme predikt?

Ik maak samen met andere DTM-intellectuelen evaluaties en analyses van de ervaringen van socialistische revoluties. Die verwerken we in het theoretische raamwerk van DTM.

De Russische revolutie van 1917 is de basis geweest van de praktijk van de socialistische revolutie. Het Sovjet-experiment heeft bestaan tot 1991. Als we pleiten voor een socialistische samenleving, welke lessen trekken we dan uit de opkomst en neergang van het socialistische blok? Binnen de socialistische beweging hebben vooral de trotskisten geprobeerd binnen een marxistisch kader een verklaring te geven voor de degeneratie van het socialisme met het concept van Stalinisme en de gedeformeerde arbeidersstaat. Voor hen zijn de socialistische revoluties misvormingen van het socialisme die ontstonden omdat het juiste concept niet is gevolgd die Lenin en Trotsky hebben opgesteld: wereldrevolutie, dictatuur van het proletariaat, theorie over de nationale kwesties (omgaan met etnische groepen) etc. Deze concepten zijn dan weer gebaseerd op theorieën op andere terreinen (economie, politiek, filosofie etc.).

Ik heb – samen met andere DTM-intellectuelen – fundamentele kritiek op een aantal van deze basisconcepten. Er is een andere discourse van bevrijding (DTM) dan het discourse van het socialisme. Dat discourse is volop in ontwikkeling. Ik noem enkele kernpunten hiervan.

Economische theorie

In het kapitalisme is volgens de marxistische economische theorie (3) alles een waar geworden, een product of dienst die voor een markt wordt geproduceerd. Arbeid wordt een waar dat op de arbeidsmarkt verhandeld wordt. Huizen worden waren die op de huizenmarkt verhandeld worden, etc. Het mechanisme dat productie en distributie van goederen en diensten reguleert, is de markt. Dat mechanisme bepaalt de manier waarop arbeid wordt uitgebuit. Particulier eigendom van productiemiddelen zorgt ervoor dat de kapitalist profiteert van deze uitbuiting. De oplossing van het socialisme voor uitbuiting is de onteigening van particulier eigendom van productiemiddelen door de staat en afschaffing van de markt die vervangen wordt door een planeconomie. In een planeconomie stelt een centraal planbureau plannen op waarmee staatsbedrijven worden aangestuurd in hun investeringen, productie en distributie. Het lijkt zo mooi in theorie. Waar ging het zodanig fout dat het systeem niet meer bestaat, althans niet in de bakermat van het systeem, het Oostblok?

De ervaringen met de socialistische planeconomie is heel divers. In eerste instantie heeft het de massa’s economische voordelen opgeleverd in termen van gratis onderwijs, betere sociale voorzieningen, huisvesting, betere verdeling van land in landen met een grote boerenbevolking etc. Maar op den duur gaat het om de vraag hoe je economische groei genereert waarmee je deze voorzieningen betaalt. In sommige landen zoals Cuba wordt geëxperimenteerd met de combinatie van planeconomie met het marktmechanisme. In Aziatische landen zoals Vietnam en China wordt spectaculaire economische groei bereikt door de introductie van de vrije markt in combinatie met de toezicht van de staat (niet persé in de vorm van planning, maar eerder in de vorm van controle). De Sovjet Unie is opgeheven. Deze ervaringen en het feit dat de planeconomie van de Oostblok landen niet meer bestaat brengt de vraag naar voren: waar ging en gaat het fout met de planeconomie? Daarachter komt de vraag: wat is het economische antwoord op het vraagstuk van sociale rechtvaardigheid als de ouderwetse planeconomie niet het antwoord is?

Dus gaan we op zoek naar inspiratie buiten het socialisme voor antwoorden op de vraag naar rechtvaardige economische systemen. Die antwoorden zijn niet simpel, maar er zijn een paar hoofdlijnen te zien in het DTM denken over dit soort vraagstukken:

1. De analyse van de economie in termen van strategische bedrijfstakken waar gemeenschapscontrole nodig is en bedrijfstakken waar innovatie bevorderd wordt door inschakeling van het marktmechanisme met elementen als concurrentie. Dat is een combinatie van het gebruik van de markt met elementen van gemeenschapssturing. Gemeenschapssturing kan betekenen nationalisatie, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn.

2. De rol van morele concepten en morele instituties in de sturing van de economie . In de islam is het concept van islamic banking gebaseerd op een morele controle op investeringen door de bank. In de Latijns-Amerikaanse Buen Vivir-filosofie van de Inheemse gemeenschappen is morele sturing bepalend voor investeringen in milieu. In de Boeddhistische filosofie is morele sturing van invloed op de wijze waarop lokale economieën worden ingericht.

3. De verhouding tussen planning en controle van bedrijven. Staatseigendom hoeft niet altijd gepaard te gaan met planeconomie. In Suriname is het oliebedrijf Staatsolie de pijler van de economie. Het is handen van de staat, maar er is geen planeconomie. Het gaat om een strategische bedrijfstak (olie) met enorme inkomsten. Het opereert in een (internationale) markt. De inkomsten vloeien terug naar de staat.

Er zijn dus economische theorieën in ontwikkeling onder DTM-denkers die niet uitgaan van de socialistische planeconomie als middel om sociale rechtvaardigheid te bereiken. Ze grijpen terug op concepten die reeds geformuleerd zijn in oude niet-westerse filosofieën over morele instituties in het economisch leven. De kunst is om vanuit deze bijdragen een algemene en samenhangende economische theorie te bouwen die zowel de analyse geeft van de werking van de huidige kapitalistische economie als een richting voor economische systemen die sociale rechtvaardigheid kunnen bereiken.

Het DTM-denken over nieuwe economische theorieën van sociale rechtvaardigheid deelt één centrale gedachte met de socialistische theorieën, en dat is dat het kapitalisme een failliet systeem is. Dit systeem is niet in staat om sociale rechtvaardigheid te brengen en zorgt dat een minuscuul deel van de mensheid in extreme weelde kan leven terwijl een grote meerderheid in bittere armoede door het leven gaat.

Politieke theorie

Wat voor politiek systeem willen we? In de leninistische theorie is het concept van de voorhoedepartij verbonden met het concept van de dictatuur van het proletariaat. Het doel van de socialistische revolutie is de vestiging van een staat die onder controle staat van het proletariaat. De partij van het proletariaat is de leninistische voorhoedepartij, die gebaseerd is op het principe van democratisch centralisme (na democratische discussie verkondigt iedereen hetzelfde partijstandpunt). Rosa Luxemburg, een van mijn favoriete marxisten met een tragisch en heroïsch levensverhaal, waarschuwde al voor het gevaar dat de leninistische voorhoedepartij zou verworden tot een bureaucratische organisatie die tot dictatuur zou leiden. Ze heeft gelijk gekregen. We kennen intussen de resultaten van de experimenten met de Sovjet-stijl democratie. De dictatuur van het proletariaat is verworden tot de dictatuur van partijleiders. Hugo Chavez en Evo Morales hebben geëxperimenteerd met politieke systemen gebaseerd op meerdere politieke partijen die echter zijn ingebed in sociale bewegingen die via mobilisatie en organisatie (en niet alleen via het parlement) sturing geven aan het politieke proces.

In de politieke theorie van DTM analyseren we de historische ervaringen van sociale strijd en concluderen dat de socialistische politieke theorie een fiasco is geworden die geleid heeft tot onnoemelijk veel leed (Doorbraak noemt de miljoenen doden in China onder Mao, maar we kunnen dit uitbreiden naar Stalin en Pol Pot). Vervolgens ontwikkelen we ideeën over nieuwe politieke instituties die het mogelijk maken dat sociale bewegingen via democratische middelen bepalende invloed kunnen uitoefenen op de inrichting van de samenleving. De discussie over vrijheid van meningsuiting is hiervan een voorbeeld. Een ander voorbeeld van zo’n instituut is omgangsvormen. Hoe gaan mensen in politiek opzicht met elkaar om? Welke normen en waarden promoten we in het politieke discourse?

In de leninistische politieke theorie staat het verlies van politieke macht door de voorhoedepartij gelijk aan een contrarevolutie. Daarom moet die macht verdedigd worden en is een éénpartijenstaat de beste garantie hiervoor. In ons DTM concept kan de arbeidersklasse meerdere partijen hebben gebaseerd op verschillen in analyse hoewel iedereen sociale rechtvaardigheid hoog op de agenda heeft staan. Verlies van de eigen partij bij de verkiezingen kan het gevolg zijn van eigen falen en niet alleen van contrarevolutionaire activiteiten. Daarom is het belangrijk dat de staat niet gebaseerd is op één partij.

Sociale theorie

Een belangrijk onderdeel van de marxistische sociale theorie is de theorie over klassen. In het kapitalisme heb je grofweg drie klassen. De kapitalisten zijn de eigenaren van de productiemiddelen en exploiteren arbeid van de arbeidersklasse. De petit bourgeoisie bestaat uit eigenaren van productiemiddelen maar exploiteren voornamelijk de eigen arbeid (boeren, kleine winkeliers, ambachtslieden). Het proletariaat heeft geen productiemiddelen in eigendom en verkoopt haar arbeid aan kapitalisten om te kunnen leven. De strijd in het kapitalisme gaat tussen de arbeidersklasse en de kapitalistenklasse om de vraag hoe een einde te maken aan klassenonderdrukking.

Hoe zit het dan met etnische groepen? Die is in het marxisme uitgewerkt onder de noemer van de “Nationale Kwestie”. Eén van de meest invloedrijke uitwerkingen was gemaakt door Joseph Stalin in 1913 met steun van Lenin vóór de Russische revolutie. Hij definieert een natie als een “historisch gevestigde stabiele gemeenschap van mensen die gevormd is op basis van een gemeenschappelijke taal, grondgebied, economisch leven en psychologische structuur die zich manifesteert in een gemeenschappelijke cultuur.” Binnen een staat (een politieke eenheid in een bepaald grondgebied) kunnen meerdere naties leven. De relaties tussen de naties moet worden bepaald op grond van het principe van het recht op zelfbeschikking inclusief het recht om je af te scheiden van de eenheidsstaat. Maar de afscheiding is een tijdelijk verschijnsel, want als het kapitalisme goed ontwikkeld is in die staten zal het klassebewustzijn zich ontwikkelen. En klassebewustzijn – het vermogen om te doorgronden dat de basistegenstelling in het kapitalisme die tussen arbeid en kapitaal is – is een hogere vorm van bewustzijn dan een etnisch bewustzijn (het waarderen van de eigen etnische identiteit als belangrijker dan het klassebewustzijn). Toen hij aan de macht was, heeft Stalin zijn eigen beginselen aan zijn laars gelapt. De nationale minderheden werden onderdrukt. Na de val van de Sovjet-Unie heeft iedere groep weer een eigen staat gevormd.

In DTM ontwikkelen we een theorie over etnische identiteit als basis voor sociale organisatie. Het basisconcept is niet het marxistische concept van klasse (relatie tot productiemiddelen) maar van sociale institutie. Een sociale institutie is een entiteit die waarden en normen (re)produceert en overdraagt en daardoor gedrag en handelingen van mensen in belangrijke mate bepalen. Religie, kleding, voeding, taal, muziek, historische ervaringen etc. zijn voorbeelden van sociale instituties. Daarbinnen heb je ook verschillen in sociale klassen (inkomensklassen). Deze instituties bepalen het bewustzijn en identiteit van mensen. Het klassebewustzijn is in mijn optiek geen hogere vorm van menselijk bewustzijn.

Met betrekking tot etnische identiteit concentreert de sociale strijd zich op de vraag hoe sociale instituties te ontwikkelen en uit te bouwen en een respectvolle plaats te geven in de samenleving ongeacht of deze een kapitalistische of socialistische is. Sommige socialisten stellen dat dat alleen mogelijk is in een socialistische samenleving. De historische ervaringen spreken dat tegen. Daarom verbind ik deze strijd niet met de strijd voor het socialisme en zie het onafhankelijk daarvan.

Filosofische theorie

We nemen een laatste onderwerp – er zijn er nog vele – waar DTM een andere discourse ontwikkelt dan het socialisme, en dat is filosofie. Er zijn veel onderwerpen waar er verschillen zijn zoals epistemologie (kennisleer) en ethiek (moraalfilosofie). Er zijn ook onderwerpen waar er overeenkomsten zijn, zoals logica, en met name dialectiek.

Ik behandel één onderwerp: de relatie tot godsdienst. In het marxisme wordt godsdienst gezien als “opium voor het volk”, een middel om mensen te houden in een situatie van nederigheid en acceptatie van de heersende macht. Daarom is godsdienst een instrument van klassenonderdrukking en zou bestreden moeten worden in een socialistische samenleving. Bovendien opereert het marxisme vanuit een atheïstische benadering van de werkelijkheid. God of metafysische (bovennatuurlijke) krachten hebben geen invloed op de werkelijkheid.

In DTM voeren we geen discussie over de validiteit van geloof. Dus als iemand stelt dat een bovennatuurlijke kracht de Big Bang heeft veroorzaakt, dan beschouwen wij dat als geloof die we niet ter discussie stellen omdat het geen bewijsbare stelling is. We kunnen geen argumenten aanvoeren om aan te geven dat dat NIET zo is, net zo min als we argumenten kunnen aanvoeren dat dat WEL het geval is. Daarom maken we ons niet druk om bewijsvoering van opvattingen die geen bewijzen vergen, maar een kwestie van geloof zijn.

Als iemand stelt dat bliksem het werk is van bovennatuurlijke machten, dan kunnen we wel argumenten aandragen om een verklaring te geven van bliksem vanuit natuurlijke factoren in plaats van bovennatuurlijke. We erkennen in DTM dat het geloof een belangrijke sociale institutie is die ongelooflijk veel invloed heeft op etnische identiteit. Die invloed heeft positieve en negatieve aspecten in relatie tot de emancipatie en bevrijding van de mens. Enerzijds zijn er waarden en normen die leiden tot onderdrukking van mensen. Anderzijds zijn er waarden en normen die de sociale cohesie versterken en sociale rechtvaardigheid bevorderen. Wij richten ons op het versterken van het geloof als sociale institutie en met name die elementen die de mens emanciperen.

Twee verhalen over bevrijding: DTM en socialisme

Voor mij is socialisme niet de oplossing van de problemen van onderdrukking en uitbuiting. De historische ervaringen met socialisme hebben me ertoe gebracht – samen met duizenden andere intellectuelen in de hele wereld – om de grondslagen van haar theorie kritisch onder de loep te nemen. Kapitalisme is ook niet de oplossing. Een DTM-raamwerk als alternatieve discourse van bevrijding is nog in ontwikkeling, maar ik heb hier aangegeven welke elementen daarin een belangrijke rol spelen.

Het automatisme waarmee Internationale socialisten en Doorbraak socialisme als het bevrijdende alternatief presenteren in de strijd tegen racisme wordt inderdaad door mij ter discussie gesteld.

Mijn goede vriend Ramon Grosfoguel van de University of California Berkeley en mijn goede vriendin Houria Bouteldja van Les Indigènes de la République in Frankrijk zijn samen met mij en talloze mensen over de hele wereld bezig om een algemeen en samenhangend theoretisch raamwerk te ontwikkelen van DTM als een wetenschappelijke discourse van bevrijding. Elementen daarvan komen terug in onze discussies over sociale strijd.

Onze ideale samenleving: moraal en structuur

Hoe ziet onze ideale samenleving eruit? Ik weet het niet. Ik weet wel welke bouwstenen we nu ontwikkelen in de strijd voor een rechtvaardige en menswaardige samenleving. We hoeven ze niet te verzinnen. Ze zijn aanwezig in het denkwerk van beschavingen die langer bestaan dan de Europese. Twee elementen wil ik uit dat denkwerk uitlichten: 1. De rol van moraal versus structuren in de inrichting van de samenleving, 2. De verhouding tussen individu en gemeenschap.

In de marxistische theorie wordt het concept gehanteerd van de productiewijze waarbij de basis (technologie, productieverhoudingen, natuurlijke omstandigheden) de bovenbouw (cultuur, politieke structuren) bepaalt. Door de structuren te veranderen (bijv. eigendomsverhoudingen) breng je een verandering teweeg in de cultuur. In de DTM-theorie kennen we een veel groter gewicht toe aan cultuur boven structuur, en met name de kwestie van moraal. We denken dat een moraal van respect, tolerantie, liefde en opoffering van bepalende invloed kunnen zijn in een samenleving. Daarom hechten we veel waarde aan stromingen die dit soort waarden onderbouwen ook al vinden ze hun inspiratie in religie en spiritualiteit. De geschiedenis van de socialistische beweging bevat talloze voorbeelden van mensen die elkaar aanspreken met “kameraad” en vervolgens zonder enige wroeging elkaar de hersenen inslaan. Wij vragen ons af hoe dat kan en komen op het vraagstuk van het ontwikkelen van cultuur, beschaving en omgangsvormen die doordrongen zijn van de waarden die ik hierboven noemde. De Chinese filosofie (Confucius) kent het begrip LI dat een concept is dat dicht in de buurt komt van wat ik hier beschrijf. We erkennen dat economie en samenleving gekenmerkt worden door structuren en dat die structuren invloed hebben op ons leven. Maar we denken dat verandering van cultuur van grotere betekenis is dan verandering van structuren. Cultuur zal structuren moeten veranderen en inprenten met beschaving en moraal. Voor veel socialisten en liberalen die in structuren denken zijn dit zweverige begrippen. Maar als we het toepassen in onze strijd, dan betekent het dat we minder waarde hechten aan vergaderingen voor periodieke demonstraties die we samen organiseren dan aan het gesprek waarbij we elkaar in de ogen kunnen aankijken, proberen in te leven in wat ons drijft en wat onze passie is, en aanvoelen of het goed zit tussen ons.

Onze ideale samenleving: individu en gemeenschap

De Witte Verlichting, waartoe het marxisme behoort, heeft het individu tegenover de gemeenschap geplaatst. In de kapitalistische ideologie is de kapitalist die zich weet te verrijken het grote rolmodel. In de socialistische ideologie staan de arbeidersklasse, de petit bourgeoisie en de kapitalistenklasse als drie individuele eenheden in een sociale strijd met elkaar.

In het DTM-raamwerk staan gemeenschappen centraal. Een gemeenschap bestaat uit mensen die een aantal sociale instituties gemeen hebben: taal, godsdienst, cultuur, geschiedenis, etc. Binnen een staat (een politieke eenheid ineen geografisch gebied) heb je tal van gemeenschappen. Een individu functioneert in meerdere gemeenschappen. Er is overlap tussen gemeenschappen. Binnen een gemeenschap heb je sociale differentiatie. En soms bestaan gemeenschappen op basis van sociale instituties die gekoppeld zijn aan economische positie (aandeelhouders, managers). Sociale onrechtvaardigheid en de aantasting van menswaardigheid (uitbuiting en onderdrukking) kan langs gemeenschapslijnen lopen. Daarom is sociale strijd niet alleen een aangelegenheid van klassen die tegenover elkaar staan, maar soms ook van gemeenschappen. Dat blijkt in de kwestie van Zwarte Piet. Daar hebben de Nederlandse arbeiders met de kapitalisten en petitbourgeoisie zich eensgezinds verenigd als gemeenschap voor het behoud van de racistische karikatuur van Zwarte Piet. Ze voelden zich verenigd als één witte gemeenschap tegen de zwarte.

Onze ideale samenleving is er een waarbij gemeenschappen leven op basis van sociale rechtvaardigheid en menswaardigheid en dus op basis van de waarden die ik hierboven genoemd heb (respect, tolerantie, liefde en opoffering). Individuen hebben een rol te spelen in de versterking van de gemeenschappen. In verschillende niet-materialistische filosofieën is dit concept uitgewerkt.

In de Afrikaanse Ubuntu filosofie is het idee opgesomd in de slogan: “Ik ben, omdat wij er zijn” als parafrase op de slogan van de grondlegger van de eurocentrische filosofie René Descrates “Ik denk, dus ik ben”. In sommige Canadese Inheemse gemeenschappen hadden ze het zogenaamde Potlatch-ritueel, waarbij de status van mensen met veel materiële rijkdom werd bepaald door de mate waarin ze hun individuele rijkdom deelden met de gemeenschap. In de islam bestaat het concept van “zakaat” (niet zozeer een belasting als wel een morele verplichting om rijkdom te delen met armen en behoeftigen) als een manier om “de uumah” (de gemeenschap van gelovigen) te versterken. In het hindoeïsme bestaat het concept van “sewa”, het belangeloos verrichten van diensten ten behoeve van de gemeenschap. En in het christendom bestaat het concept van naastenliefde als een manier van mensen om voor elkaar te zorgen.

Ook in de socialistische beweging is er veel nagedacht over de verhouding tussen individu en samenleving. In de Russische revolutie zijn de artikelen en verhalen van de feministische socialist Alexandra Kollontai een mooi voorbeeld van ideeën over hoe menselijke relaties veranderen als gevolg van een socialistische revolutie. De Cubaanse revolutie is voor mij een van de belangrijke bronnen van denken over dit vraagstuk. Che Guevara schreef over “de nieuwe mens” in een discussie over hoe een socialistische samenleving er uit zou moeten zien. In het Westen wordt de Cubaanse revolutie op één lijn gesteld met ouderwetse Oostblok landen, maar Cuba wijkt op cruciale punten af. De persoonlijkheidscultus is bij wet verboden en de leiders van de revolutie hebben geen persoonlijke verrijking die enigszins vergelijkbaar is met de verrijking van partijbureaucraten in stalinistische landen. Bovendien is veel van hun beleid beargumenteerd vanuit morele overwegingen en niet steeds vanuit de marxistische leer. Kortom, is er een rijke traditie buiten de socialistische beweging, maar ook daarbinnen , die ons denken op dit terrein kan bevruchten. In DTM gebruiken we deze concepten om ideeën te ontwikkelen over hoe een rechtvaardige en menswaardige samenleving eruit zou moeten zien.

Onze ideale samenleving: practice what you preach

Wie sarcastisch wil zijn, zal gauw negatieve labels verzinnen om deze benadering belachelijk te maken (new age, zweverig, etc). Het zij zo. Maar de DTM-idealen zijn niet iets voor een toekomstige samenleving, maar een kwestie van hoe we nu opereren in de dagelijkse strijd. We strijden voor de versterking van de etnische identiteit van de verschillende gemeenschappen en dus voor de vereniging van verschillende sociale lagen in de verdediging van de gemeenschappen. Het Nederlandse beleid van assimilatie is erop gericht om de etnische gemeenschappen te desintegreren en te breken. Het DTM-raamwerk geeft een theoretische fundering van de redenen om daartegen te strijden. Ook in de wijze waarop we de strijd voeren heeft de DTM-filosofie grote gevolgen. Voorbeeld: tijdens de demonstratie tegen politiegeweld in Den Haag waren er sommige activisten die de individuele politie-agenten zagen als representanten van de staatsstructuur. Ze riepen beledigende leuzen naar de individuele agenten en vielen ze als persoon aan. Wij hebben een andere kijk. De individuele agent is voor een deel een vertegenwoordiger van de staatsstructuur en voor een deel een mens in uniform die behoort tot een gemeenschap. Wij zouden nooit de individuele mens bewust beledigen omdat we dat zien als daad van dehumanisering.

Het gesprek dat ik met Doorbraak had, was niet bedoeld als een gesprek van organisatie tot organisatie waar je elkaar aanspreekt vanuit structuren. De organisaties zijn middelen. Het was een gesprek van mens tot mens die gaat over wat ons beweegt, waar we naar toe willen, wat ons scheidt en wat ons bindt. De organisatie komt op de tweede plaats. Dat is een verschil tussen socialisme en DTM.

5. De relatie tussen sociale bewegingen

Ewout schrijft: “Met de Internationale Socialisten staan we voor een consequent anti-racisme dat alle onderdrukte groepen verenigt. Dit betekent niet dat we in onze zoektocht naar samenwerking blind zijn voor discriminatie en racisme van individuen binnen onderdrukte groepen. We proberen een bredere beweging op te bouwen die sterk genoeg is om deze personen te overtuigen dat de weg naar de eigen emancipatie niet loopt via de onderdrukking van andere groepen.”

Ilija en Eric schrijven: “Wij plaatsen onszelf in de wereldwijde autonoom marxistische, anarchistische en revolutionaire tradities, de anti-autoritaire van onderop actiebeweging die de staat wil bestrijden maar niet wil overnemen, en waarin zeker vanaf de jaren zeventig veel felle discussies zijn gevoerd over niet alleen racisme, patriarchaat, homofobie en ecologie, maar ook over (bevrijdings)nationalisme, anti-imperialisme en antisemitisme en anti-zionisme. Die discussies werden en worden vaak ingezet en aangedreven door linkse feministes, bruine en zwarte activisten, migranten en vluchtelingen, Joden, homo’s en lesbo’s, enzovoorts, kortom de mensen die zelf onderdrukt worden. Doorbraak en andere linkse organisaties proberen praktisch en ideologisch voort te bouwen op de ideeën die in die discussies zijn ontwikkeld.”

Hoe zien we vanuit DTM de relatie tussen de strijd tegen racisme en de strijd voor sociale rechtvaardigheid (voor socialisten is dat de strijd voor socialisme), de strijd voor vrouwenbevrijding en de strijd van de LGBT-groepen voor emancipatie? Ik geloof niet dat het socialisme al deze problemen zal oplossen. En het is inderdaad zo langzamerhand een kwestie van geloof geworden in plaats van wetenschappelijke analyse. We kijken daarom per deelstrijd hoe die relatie precies is.

Ewout stelt dat discriminatie en racisme in de vrouwenbeweging en LGBT-beweging iets is van individuen. Wij zien racisme in het discourse van deze bewegingen.

De LGBT-strijd

In de westerse wereld is er een discourse bij rechts en links die de LGBT-strijd gebruikt om te bewijzen hoe achterlijk niet-westerse culturen zijn. Het is geen kwestie van individuen met racistische opvattingen binnen de vrouwen- of LGBT-beweging, zoals Ewout stelt. Het gaat om een discourse. Dat discourse bestrijden wij. We beschouwen een dergelijke discourse van “bevrijding” als een racistisch instrument om de superioriteit van het westen te bevestigen en de inferioriteit van niet-westerse culturen aan te tonen. Ik heb die opvatting verder uitgewerkt in “Homostrijd, anti-racisme, eenheid en verdeeldheid”. We zien ook twee strategieën in de LGBT-strijd. De eurocentrische strategie is die van de coming out. Een individu wordt gestimuleerd om zichzelf te bevrijden uit de knellende banden van de gemeenschap waartoe hij of zij behoort. Dat kan neerkomen uit het verbreken van de banden met die gemeenschap (gezin, familie, vrienden, etc).

De andere strategie – die ik voorsta en ook gedeeld wordt door de activisten van de LGBT-gemeenschap waarmee ik werk – is gebaseerd op het veranderen van de sociale omgeving van de homo of lesbiènne en het behoud van de banden met de gemeenschap. De activiteiten die daarin passen hoeven niet de coming out te zijn (het kán, maar hoeft niet), maar zijn educatieve activiteiten, voorlichting, gesprekken met sleutelfiguren, discussie en debat. Mijn boek “Verboden liefde” (4) is een voorbeeld van de educatieve en voorlichtende kant van ons werk. Die activiteiten zullen uiteindelijk ook leiden tot verandering van regelgeving (huwelijk). We erkennen dat er een racistische stroming is binnen de LGBT-beweging en die bestrijden we. Socialisten als Ewout zien die stroming niet. Ze zien alleen individuen met racistische opvattingen.

Vrouwenstrijd

Een soortgelijke benadering hebben we ten aanzien van vrouwenstrijd. In de westerse benadering zit ook een racistische stroming binnen de vrouwenstrijd. We erkennen dat die bestaat en bestrijden die stroming. Die stroming pleit voor een verbod op hoofddoeken en beschouwt een hoofddoek als een uiting van achterlijkheid en die wordt gelijk gesteld met symbolen als het hakenkruis en het Ku Klux Klan-tenue. We zien dit als een uiting van racisme die westerse superioriteit en niet-westerse inferioriteit proclameert.

Een belangrijk verschil in analyse met het eurocentrische feminisme is de analyse van het gezin. Sommige feministen beschouwen het gezin als de sociale eenheid van onderdrukking. Ik niet. Soms is dat het geval, soms niet. Het probleem is niet primair de structuur van het gezin (man, vrouw, kinderen), zoals deze feministen denken, maar de morele basis waarop relaties tot stand komen (liefde, macht, economie, etc.).

De verschillen in analyse leveren ook verschillen in strategie op. Als je het kerngezin als een probleem ziet, dan zul je gemakkelijk de slogan hanteren van de Amerikaanse feministe Linda Gordon: “Vernietig het kerngezin ” (de hoeksteen van de samenleving). Als je analyse stelt dat het probleem niet de structuur is maar de morele basis, dan is je strategie gericht op het versterken van de morele basis (liefde). En vervolgens kan iedereen zelf bepalen welke structuur je aanspreekt met die morele basis: kerngezin (M/V/K, M/M/K, V/V/K), LAT-relatie, geen relatie, extended family etc. Buiten de persoonlijke sfeer gaat het om een omgeving scheppen waarin alle beperkingen voor vrouwen om zich te ontwikkelen worden opgeheven. Dat kan gaan om wet- en regelgeving, omgangsvormen, etc. We verbinden dus niet automatisch alle sociale bewegingen aan elkaar en kijken iedere keer weer hoe racisme wel of niet is ingebouwd in een sociale beweging.

Intersectionaliteit

Het concept van intersectionaliteit komt oorspronkelijk uit het feminisme waar de beeldspraak van het kruispunt (intersection) wordt gebruikt om uit te leggen dat je discriminatie kan ondervinden op een kruispunt, maar de oorsprong hiervan vanuit verschillende hoeken kan komen (ras, sekse). Een zwarte vrouw kan gediscrimineerd worden wegens racisme of seksisme. Het grote probleem met deze benadering is de gelijkstelling van vormen van discriminatie van verschillende oorsprong. Tijdens de slavernij werd de witte vrouw onderdrukt door de witte man. De zwarte vrouw werd onderdrukt door de zwarte man, de witte man en de witte vrouw. Maar deze vormen kunnen absoluut niet op één lijn met elkaar gesteld worden (alle onderdrukking is gelijk op het kruispunt). De zwarte man en zwarte vrouw waren eigendom van de witte man én de witte vrouw. De zwarte vrouw was geen eigendom van de zwarte man. De witte vrouw was heer en meester over de zwarte man die in haar boekhouden gelijk gesteld was met de kippen en de varkens. Omgekeerd was dat nooit het geval.

Een gelijk gewicht toekennen aan de oorsprong van discriminatie op het kruispunt wordt nog problematischer als we kijken naar de aard van de discriminatie. Bij racisme hebben we te maken met een gemeenschap met een taal, een geschiedenis, sociale instituties die identiteit vorm en inhoud geven (voeding, muziek, begrafenisrituelen, etc). Vrouwen vormen geen gemeenschap apart van de man. Vrouwen wonen niet in aparte wijken gescheiden van mannen. De aard en oorsprong van discriminatie van vrouwen verschilt fundamenteel met die van racisme. Natuurlijk is het goed om te strijden tegen beide vormen van discriminatie, maar als je niet weet wat ze precies inhouden, dan kom je met oplossingen die niet adequaat zijn. Zo heeft de strijd tegen kolonialisme de eis gehad: politieke onafhankelijkheid van de kolonisator. Politieke onafhankelijkheid voor vrouwen (een eigen staat voor alleen maar vrouwen) is een onzinnige eis die door niemand gesteld wordt. Vanuit DTM accepteren we niet zonder meer het concept van intersectionaliteit, ook al erkennen we dat een individu meerdere vormen van discriminatie kan ondervinden.

Migranten in witte sociale bewegingen

Zowel IS als Doorbraak maken een punt van hun migrantenleden. Ilija en Eric: “Doorbraak vindt dat antisemitisme juist wel benoemd moet worden, ook bij fundamentalistische bewegingen, en met name onze leden met een achtergrond in landen als Turkije, Irak en Iran maken zich daar sterk voor…. Waarmee we vanzelfsprekend geenszins willen beweren dat wij geen racisme meer kennen (we zijn immers allemaal opgevoed in racistische maatschappijen) of dat onze witte leden geen “white privilege” zouden hebben. Integendeel: we moeten ons er voortdurend van bewust zijn dat dat structurele gegevens zijn.” Ewout: “Als Internationale Socialisten hebben we de strijd tegen racisme altijd zeer serieus genomen. Niet zozeer uit medelijden of uit een theoretische verplichting, maar ook omdat een deel van de leden zelf zwart, moslim, Jood en of ongedocumenteerd zijn.”

Deze redenatie is wat in de anti-racistische beweging genoemd wordt: “tokenism”. Zelfs als marxist wil je niet die kant uitgaan. Waarom? Het is een belediging naar die leden, want hun etniciteit wordt als legitimatie gebruikt voor een politiek standpunt. Het zit in de sfeer van racisten die zeggen “mijn beste vrienden zijn zwart” ter legitimering van hun standpunten. Ik zeg niet dat IS en Doorbraak racisten zijn. Ik ken ze anders en stel daarom dat ze niet die kant uit zouden moeten gaan. Hun standpunten moeten beoordeeld worden op grond van de inhoud van de argumenten en niet op grond van de etniciteit van sommige van hun leden. Bovendien trekken ze de hele discussie voor zichzelf in een dubieuze hoek. Want de vraag die het oproept is: waarom laat je deze leden dan niet de discussie met mij aangaan als ze niet meer dan een “token” zijn? Waar zijn zij en de organisatie bang voor? Het is alsof IS en Doorbraak een hele polemiek aangaan met de vrouwenbeweging en hun mannen leidend zijn in de polemiek in plaats van hun vrouwen. Dat zou hun geloofwaardigheid in de vrouwenbeweging ondergraven. Misschien vergroot dit soort redeneringen de legitimiteit bij witte mensen, maar in de zwarte en migrantengemeenschap ondergraaft het die legitimiteit vanwege de associatie met “mijn beste vrienden zijn zwart”.

6. Het vraagstuk van eenheid in de anti-racistische strijd

Ewout schrijft: “De conclusie is nu niet dat ‘de socialisten’ alles reduceren tot klasse, maar dat sommige dekolonialen alles lijken te reduceren tot antiracisme. Dit werd ook duidelijk op het moment dat Kuzu en Öztürk uit de PvdA stapten, twee rechts-conservatieve Turkse Nederlanders. Hira riep beide politici direct op tot samenwerking in de strijd tegen racisme. Dit omdat zij als reden voor hun breuk het integratiebeleid van Asscher opgaven. Maar waar een partij als Nida vanuit Rotterdam een rol heeft kunnen spelen in het publieke debat waren beide landelijke politici de afgelopen jaren totaal onzichtbaar. De leegte van hun politiek wordt geïllustreerd door hun oproep voor hun politieke programma nu de ‘reacties te inventariseren’ uit het land. Dezelfde politici moedigden Erdogan aan toen hij met veel geweld optrad tegen de protesten rond Gezi-park. Het is de vraag hoe het opbouwen van een brede anti-racismebeweging waarbinnen ook Koerdische Nederlanders welkom zijn, zich verhoudt tot de samenwerking met Kuzu en Öztürk. Betekent dit dat er ook ruimte zou moeten zijn voor de zionistische lobbyclub van het CIDI omdat het zegt de joden te vertegenwoordigen?”

Ik zal de verschillen in benadering tussen Ewout en mij nader uitwerken. Het is ook een illustratie van de verschillen in filosofie van marxisme en DTM.

Waarom eenheid?

Ik begin met een analyse van waarom eenheid nodig is. In Nederland opereert de beweging tegen racisme en islamofobie niet in het luchtledige, maar in een krachtenveld waarbij twee grote krachten tegenover elkaar staan. De eerste kracht bestaat uit een geheel van machtige instituties (politieke partijen, media, onderwijs, overheidsinstituten) die racisme en islamofobie bevorderen. Zij zetten een hele infrastructuur op (wet- en regelgeving, militair apparaat, inlichtingendiensten, etc.) tegen de sociale beweging die strijd voeren tegen racisme en islamofobie. Onder leiding van PvdA-minister van Uitsluiting Lodewijk Asscher is de staat het zoveelste offensief begonnen tegen de moslimgemeenschap door extra repressie en controle van moskeeën aan te kondigen. Het verschil tussen Ewout en mij is dat Ewout de standpunten van Kuzu en Öztürk ten aanzien van Erdogan als leidraad neemt in zijn standpunt over eenheid tegen islamofobie in Nederland. Ik neem de repressie tegen moslims in Nederland als leidraad voor eenheid tegen islamofobie in Nederland. Die repressie is niet selectief. Het is niet uitsluitend gericht tegen de aanhangers van Erdogan in Nederland. Het is niet uitsluitend tegen de Koerden gericht. Het is tegen aanhangers van Erdogan, tegen de Koerden, tegen de Marokkanen, tegen de Turken, tegen alle moslims gericht. Daarom is het in het belang van iedere moslim om zich te bundelen tegen deze aanval. Als je erkent dat repressie en controle niet selectief is (ik denk dat zelfs Ewout dit zal erkennen), wat is er dan fout om alle slachtoffers hiervan te bundelen in plaats van slechts een deel die het politiek met je eens is op allerlei andere zaken dan racisme en islamofobie in Nederland?

De aanval is onderdeel van een bredere politiek van repressie en controle van sommige sociale bewegingen, met name de Zwarte beweging. Opvallend genoeg strekt dat systeem van repressie en controle zich niet uit tot vrouwengroepen en LGBT-groepen. LGBT-groepen en vrouwengroepen worden niet gemonitord en onderdrukt. Ze worden juist gefaciliteerd door de staat.

Daarom is het van belang dat er een brede beweging komt tegen repressie en controle. En als het CIDI zich uitspreekt tegen islamofobie en het systeem van repressie en controle dat Asscher invoert, zie ik geen reden om die steun te weigeren. Die steun heb ik echter niet gezien.

Hoe werkt het mechanisme van verdeeldheid?

Een belangrijk instrument in het repressie- en controle-apparaat is het mechanisme van verdeel-en-heers. Dat mechanisme baseert zich op het feit dat er binnen de sociale beweging reële meningsverschillen en belangen zijn tussen verschillende stromingen. De kunst voor de staat is om die belangen en meningsverschillen zodanig te manipuleren dat de stromingen altijd tegenover elkaar komen te staan in plaats van met elkaar te werken. Laten we kijken hoe ze dat heeft gedaan in het geval van Kuzu en Öztürk.

Het uittreden van Kuzu en Öztürk was een klap in het gezicht van de PvdA die het repressiebeleid vorm en inhoud geeft. De afstand tussen de PvdA en migranten werd daardoor groter. Hoe zwakker de PvdA, hoe zwakker het repressiebeleid, hoe beter het is voor de sociale beweging. Een samenwerking met Kuzu en Öztürk tegen islamofobie versterkt de eenheid tegen islamofobie en verzwakt de staat nog meer.

Hoe kun je in deze situatie vanuit de staat die eenheid tegengaan en de verdeeldheid te bevorderen? De eerste techniek is het naar voren halen van het conservatisme van Kuzu en Öztürk. Daarmee komen dan geheid de progressieve krachten in beweging tegen Kuzu en Öztürk (en vergeten dan de repressie). In de media worden verhalen gestrooid over hun (al dan niet vermeende) homofobie en vrouwenhaat. Vervolgens komen extra artikelen over het wanbeleid van Erdogan en wordt hun associatie met Erdogan nog eens extra onder de aandacht gebracht. Het gevolg is dat progressieve krachten in de sociale beweging de druk voelen om zich tegenover hen op te stellen en is verdeeldheid effectief een feit geworden.

Vechten voor eenheid

De kunst voor de sociale beweging is om de belangen en meningsverschillen zodanig te sturen dat de stromingen zich kunnen bundelen tegen de racisten en islamofoben. De gedachte is: united we stand, divided we fall. Voor Koerden die meemaken hoe hun familie en gemeenschap in Turkije onderdrukt worden, is het emotioneel heel moeilijk om politiek in Nederland samen te werken met mensen die Erdogan steunen. En ook al begrijp je met je verstand dat slachtoffers tegen islamofobie sterker staan als ze zich verenigen in de strijd in Nederland, is dat emotioneel niet acceptabel. Daarom stellen we in onze DTM-aanpak voor dat die eenheid wordt opgebouwd via het Ubuntu-concept van DTM. Dit concept heb ik uitgewerkt in een presentatie op 13 december 2014 bij de afsluiting van de serie bijeenkomsten Tijd om te verbinden in het Nelson Mandela Centrum (dia 18-20). De kern is dat eenheid niet persé in de vorm van één netwerk of organisatie wordt bereikt, maar via verschillende netwerken en intermediairs. De intermediairs verbinden netwerken met elkaar die in directe contacten grote problemen hebben met elkaar. Zo kom je tegemoet aan de emotionele weerstand van sommige groepen om met elkaar te werken, terwijl er wel gemeenschappelijke activiteiten kunnen worden afgesproken (interventies in het maatschappelijk debat, acties, etc.).

In de DTM-benadering is eenheid niet een kwestie van wel of niet samenwerken van organisaties, maar het ontwikkelen van consensus op bepaalde onderdelen die voor iedereen relevant is. Het betekent een breder inzicht in het krachtenveld in Nederland en inzicht in hoe de mechanismen van verdeeldheid werken en hoe je die mechanismen kunt weerstaan. Eenheid krijg je niet kado. Je moet ervoor vechten. Het begint met de wil om dat te doen. De analyse van Ewout geeft aan dat die wil niet eens aanwezig is.

7. Hoe verder te gaan met deze discussie

Ik heb de discussiebijdragen van Ewout en Ilija/Eric gebruikt om het DTM-raamwerk toe te lichten. Ik wilde niet persé alle meningsverschillen op een rijtje krijgen. In deze bijdrage bespreek ik de verschillen tussen socialisme en DTM. Maar er zijn ook overeenkomsten die voor mij heel belangrijk zijn.

Ik kom voort uit de marxistische beweging en ben daarin gegroeid met analyses maar ook met emotionele banden. Ik kom nauwelijks nog kameraden uit die tijd tegen. Maar als dat het geval is, dan is het eerste wat in me opkomt niet mijn evolutie van socialisme naar DTM, maar de prettige herinneringen aan de tijd van strijd en solidariteit. En hoewel strijd niet altijd prettig is, is de emotie van gezamenlijk actie voeren een emotie van innige verbondenheid met een ideaal van rechtvaardigheid en menswaardigheid. In de socialistische beweging is deze emotie vaak verwaarloosd. In het gesprek dat ik had met Doorbraak hebben we samen geprobeerd om iets van die emotie te pakken door eerlijk met elkaar te praten over wat ons bindt en wat ons scheidt. Ik had een prima gevoel hierover en verliet het gesprek in de wetenschap dat ik een kritisch artikel zou krijgen over mijn analyse, maar dat dat niet het einde maar het begin is van een lange discussie tussen mensen die vanuit hetzelfde gevoel strijden voor een betere samenleving.

Ik nodig iedereen uit om deze nieuwe weg met ons te behandelen waar we elkaar willen tegenkomen niet alleen om te demonstreren maar ook om te bezinnen. Aarzel niet, mail me. Email: sandew.hira@iisr.nl (5)

Sandew Hira
(Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de IISR-website)

Noten
1. Met dank aan Amrit Baboeram, Pravini Baboeram, Sitla Bonoo, Abulkasim Al-Jaberi en Kenneth Donau voor hun kritisch commentaar.
2. “20 Questions and Answers about Reparations for Colonialism”, Sandew Hira. Amrit Publishers. Den Haag, 2014.
3. Natuurlijk zal men tegenwerpen dat er verschillende interpretaties zijn van de marxistische theorieën en mijn interpretatie geen recht doet aan deze of gene stroming. Het is niet anders.
4. “Verboden liefde. Familie en homoseksualiteit in de Surinaamse gemeenschap”, Sandew Hira. Amrit. Den Haag, 2011.
5. Deze analyse is gebaseerd op een uitgebreide studie over een theoretisch raamwerk van DTM dat in de herfst van volgend jaar moet uitkomen bij Amrit Publishers getiteld: “Decolonizing The Mind – a theoretical framework for a new discourse on liberation”.