Brandweer! Mijn huis staat in brand!

“Brandweer! Er zijn diverse branden in de stad. Is mijn huis wel veilig?”

“Ja hoor, die branden zijn ver weg. Dat slaat niet zomaar over.”

“Oh, gelukkig maar.”

“Brandweer! Nu begint het toch hier en daar te smeulen in mijn tuin! Wat moeten we doen?”

“Och, die kleine brandhaarden doven wel uit. Dit soort vuurtjes worden in kleine groepen gefikt.”

“… Oké…”

“Brandweer! Mijn huis staat nu toch echt in brand!”

“Geen paniek! Het is nu zaak om te kiezen voor maximale controle. We laten het huis dus niet in één keer afbranden, maar laten het vuur geleidelijk toe.”

“Maar mijn huis staat in de fik!”

“We moeten dit samen oplossen.”

“Brandweer! De vlammen slaan uit het dak!”

“Als iedereen 1,5 meter afstand houdt van de vlammen, is er weinig risico.”

“Maar mijn HUIS! Waarom blussen jullie nauwelijks?”

“Dit is niet het moment voor kritiek op de brandweer. Dat is voor de evaluatie achteraf.”

“ARHGH!!! BRANDWEER! Er gaat onnodig veel verloren. De brand moet worden ingedamd!”

“Luister, de brand is er nu eenmaal. Ik kan geen garantie geven dat het vuur helemaal zal uitgaan.”

“Maar ga toch meer blussen!”

“Dat zouden we graag doen…”

“Brandweer! BLUS!”

“Tja, we hebben tekort aan… slang. Ja, te weinig brandweerslang.”

“Dat is zo bijgekocht, toch?”

“Ja. Maar de fabrikant van blusschuim geeft het recept niet vrij.”

“… Volgens mij klopt dat niet.”

“Oké, oké! We gaan de capaciteit verhogen.”

“BRANDWEER! Er wordt nu nog minder geblust!”

“Ah, eh, ja. Maar we hebben de capaciteit verhoogd, dus niet gevreesd!”

“…”

“De brandweer is trots op iedereen. Nog even volhouden, mensen. En afstand houden!”

“😭”

“Mensen! Goed nieuws. Je mag het pand weer voorzichtig binnen, als je maar 1,5 meter afstand houdt.”

“Maar het vuur is nog niet weg.”

“1,5 meter afstand. En als dat echt niet mogelijk is, mag je zelf een blusmiddel meenemen.”

“Zelf blussen! Had dat eerder gezegd!” *pakt schuimblusser*

“Ah, nee. Geen professionele blusmiddelen, die zijn gereserveerd voor de brandweer.”

“Maar…”

“Wij adviseren een gietertje.”

“Brandweer. Jullie willen gewoon het huis laten affikken, hè?”

“Nee. Nee. Dat is een hardnekkig misverstand. Wij zijn ook voor indammen van het vuur. Maar het vuur is er nu eenmaal, dus wij laten dat geleidelijk toe. Een afgefikt huis is een mogelijk gevolg, maar geen doel.”

“Maar als het hele huis affikt… Denk aan de blijvende schade!”

“U moet het zo zien: het is altijd erg uitkijken met de tweede brandgolf. Als we het vuur nu te snel stoppen, zijn we bij de tweede brand de klos. Allemaal brandbaar materiaal.”

“Ja, maar…”

“Kijk. Een afgebrande kamer is nadien meestal immuun. Dat wil zeggen: die fikt niet nog een tweede keer af. Dus door het vuur geleidelijk te laten verspreiden, kan het huis sneller weer vrijgegeven worden.”

“Maar… Maar… Mijn hele huis is inmiddels verwoest.”

“Tja. Dor hout, hè?”

Erik Stronks

(Deze column verscheen eerder op Twitter.)