China: protest, onvrede, hervormingen, klassenstrijd

Politie smoort elk protest in de kiem.
Geen Jasmijnrevolutie vooralsnog in China, dat is intussen duidelijk. Tegelijk is er voor de Chinese heersers bepaald geen reden om opgelucht adem te halen. Hun veel geventileerde zorg over de ‘stabiliteit‘ is bepaald niet misplaatst. Het is te hopen dat ze daar binnenkort meer redenen voor, en minder grip op, krijgen. Ondertussen is er in Nederland binnenkort een tweetal gelegenheden om meer te weten te komen over verzet in dat land. Maar eerst die Jasmijnrevolutie die niet kwam.

Op 19 februari was er opeens een oproep op internet om de dag erop in 13 Chinese steden te protesteren met leuzen tegen werkloosheid en armoede, en voor huisvesting en rechtvaardigheid. Prompt arresteerden de autoriteiten her en der mensenrechtenactivisten. Op de dag zelf kwamen in enkele steden – Beijing, Shanghai, Guangzhou en Harbin – kleine groepen opdagen. De politie greep snel in, en maakte aan de acties een einde, soms door middel van arrestatie. Volgens een verslag op de website China Geeks waren heel veel van de mensen die waren komen opdagen eerder nieuwsgierigen, journalisten en dergelijke dan echt actievoerders. Mensen wachtten vooral of er iets ging gebeuren. Er kwam steeds meer politie, wat geduw, getrek, iemand wiens mobieltje door politie in beslag werd genomen, wat geschreeuw tussen politie en de auteur van het verslag. Na een uur gingen mensen weer weg. “Ik blijf me verbazen over het vermogen van de politie van Beijing om uit te gaan van niets en er een gebeurtenis van te maken”, merkt de schrijver op. Wat het ook was, een Jasmijnrevolutie – het etiket waaronder de protesten, naar Noord-Afrikaans voorbeeld, waren aangekondigd – was het niet.

Shanghai: agenten in burger en uniform pakken demonstrant met sjaal op.
De weken erop zette de zenuwenoorlog tussen autoriteiten en internetactivisten zich voort. Een soortgelijke oproep leidde op 27 februari tot soortgelijke gebeurtenissen als een week ervoor: een groep van 200 mensen in Shanghai, enkele arrestaties in Beijing, politie die er sowieso bovenop zat, ook waar geen betoger te bekennen was, en af en toe ruw optrad waar men wel protesterenden meende waar te nemen. Op 6 maart was in Beijing, waar de autoriteiten na een oproep wederom protest vreesden, vooral erg veel politie erg nadrukkelijk aanwezig.

Tot een protestbeweging op de straten van China’s grote steden hadden de mysterieuze internet-oproepen, volgens berichtgeving ook van buiten China afkomstig, niet geleid. Wel tot aandacht voor de vraag of een opstand zoals in Arabische landen in China waarschijnlijk was. Veel commentaren dachten van niet. Een blogger op Aljazeera erkent dat mensen wel klagen en over van alles ontevreden zijn, maar dat zijn mensen in de VS ook. Revolutie in China staat niet direct op de agenda, is de conclusie daar. “De meeste mensen hebben eten, onderdak, kleding, de basisdingen – en ze herinneren zich de tijd toen het in China veel armoediger was.” Bovendien is revolutie in 1989 al geprobeerd, zonder succes. De mensen aan de top “hebben hun lesje geleerd en ze zullen zaken nooit meer zo uit de hand laten lopen”. De vraag – niet gesteld in het blogstuk – is echter of ze dat onder alle omstandigheden kunnen: ik vermoed dat Mubarak ook vastbesloten was om dingen niet uit de klauwen te laten lopen na de val van zijn Tunesische collega Ben Ali.

Nu is het wel zo dat de Chinese heersers stevig in het zadel zitten en greep op de maatschappij hebben. De gegroeide welvaart speelt daarin een rol, al leidt de ongelijke verdeling ervan tot onvrede waarvan ook de leiding weet dat die tot uitbarsting zou kunnen komen. De Chinese staat heeft intussen diverse methoden om dreigingen van protest het hoofd te bieden. Er is verregaande staatscontrole, met waarlijk ontzagwekkende aantallen camera’s om de straten en de mensen daar in de gaten te houden. Alleen al in Peking hangen er 400 duizend.

De wat onduidelijke protesten in Beijing.
Maar de Chinese heersers doen ook iets anders. Ze openen beperkte vormen van participatie aan het politieke proces. Met democratie als doel – zeggenschap van de bevolking over de maatschappij – heeft dat weinig te maken. Het idee is veeleer dat mensen die het gevoel krijgen binnen het systeem mee te mogen praten, hun onvrede niet omzetten in acties die het systeem zelf beginnen te bedreigen. Bovendien kan gekanaliseerde kritiek vanuit de bevolking ook helpen om al te ernstige gevallen van inefficiëntie en corruptie op te sporen en te bestrijden. Door met aldus geventileerde grieven iets te doen, versterkt het bewind ook de legitimiteit ervan, die immers nog steeds gebouwd is rond het beeld dat het hier een vólksrepubliek betreft. Er is bijvoorbeeld hier en daar sprake van verkiezingen met meerdere kandidaten. Dat gebeurt al voor plaatselijke bestuursorganen, en vindt ook plaats voor lagere organen van de communistische partij.

Intussen riep premier Wen Jiabao burgers op toch vooral hun klachten tot uiting te brengen. Daarvoor bestaat zowaar een landelijk petitiebureau. “Wij zijn de regering van het volk, en onze macht is ons toevertrouwd door het volk”, zei hij. Maar op de Chinese versie van Twitter zei iemand: “Zou Wen niet meer bezorgd moeten zijn over hoe wetten en regels worden uitgevoerd?” Scepsis is ook passend. Klachten ontvangen haalt wat druk van de ketel, en maakt de aanpak van afzonderlijke misstanden mogelijk. Maar wezenlijk meer zeggenschap over hun bestaan houdt de bevolking er niet aan over.

Zelfde protest in Beijing.
Verdergaande ambities richting democratisering liggen bepaald gevoelig. Wu Bangguo, voorzitter van het Nationale Volkscongres en tweede man van het bewind, heeft de invoering van een systeem waarin meerdere partijen elkaar via verkiezingen afwisselen als regeringspartij uitgesloten. Ook deze vorm van democratie kan prima dienen om onvrede te kanaliseren, en is daarmee eerder een veiligheidsklep dan een bedreiging voor heersers. Maar zo’n stap gaat China’s heersers toch nog te ver.

Intussen speelt de elite, met de invoering van gekozen bestuurders en het aanmoedigen van kritiek, toch wel met vuur. Gekanaliseerd protest kan de legitimiteit en efficiency van de staat verstevigen. Maar het kan ook verwachtingen oproepen die niet worden waargemaakt. Wat nu als een gekozen gemeentebestuur wil dat er paal en perk gesteld wordt aan al die veiligheidscamera’s? Spannender nog: wat als kandidaat-bestuurders belóven dat die camera’s weggehaald worden, en dat na verkiezing, onder druk van hogerhand, niet doorzetten? Via beperkte liberaliseringen kan de democratische geest uit de fles ontsnappen. Door alle liberalisering te blokkeren, kan echter de onvrede zich ophopen, om vroeg of laat óngekanaliseerd tot uiting te komen. Dat is het dilemma voor China’s heersers.

Een in dit verband heel opmerkelijk voorstel deed een afgevaardigde onlangs op het Nationale Volkscongres, het Chinese parlement. Zeng Qinghong stelde voor om het stakingsrecht weer officieel in te voeren. Zijn redenering, in de woorden van een artikel op China Labour Bulletin: “In een markteconomie dient het stakingsrecht een basisrecht van arbeiders te zijn, als aanvulling op het recht op werk. Bovendien, zo zei hij, was het een wijd erkend burgerrecht in veel ontwikkelde landen en urgent noodzakelijk in China om de sociale stabiliteit, een gezonde ontwikkeling van arbeidsverhoudingen en het wettelijke stelsel te waarborgen.” Deze afgevaardigde was manager van een autofabriek in Guangzhou en vorig jaar bemiddelaar toen daar een staking was.

Het voorstel, zo vertelt het artikel, maakte geen kans. Maar we zien hier, vanuit het bewind, dezelfde zorg om protest en onvrede te kanaliseren als bij de eerder genoemde beperkte democratiseringsmaatregelen. Arbeiders zijn ontevreden over lonen en arbeidsvoorwaarden, en dat kan exploderen tot onbeheersbare stakingsconflicten. Maar die conflicten kunnen ook gereguleerd worden, zodat ze minder bedreigend zijn, zodat arbeiders zich enigszins gerespecteerd voelen en daarmee – ietsje beter betaald – hun ondergeschikte positie blijven aanvaarden. Tegelijk kan de erkenning van stakingsrecht arbeiders ook ruimte geven om verder te gaan. Het kan hogere verwachtingen wekken en zo alsnog de deur openen naar radicalere arbeidersstrijd. Hetzelfde dilemma voor de heersers dat ik schetste rond politieke bestuursvormen, doet zich ook op het gebied van arbeidsverhoudingen voor.

Politie van Beijijng grijpt in.
Precies de onvrede van arbeiders vormt een wezenlijke bedreiging voor de greep van de Chinese heersers op de maatschappij. De snelle economische groei heeft grote aantallen straatarme mensen naar de fabrieken doen gaan. Daar werken ze lange dagen, tegen lage lonen, om spullen te maken die China’s ondernemers winstgevend exporteren. Arbeiders stellen zich tegen deze uitbuiting te weer, en gaan keer op keer in staking. In de lente en zomer van 2010 waren er bijvoorbeeld een hele reeks van stakingen in autofabrieken in China, waar Insurgent Notes – een nieuwe links-communistische internetpublicatie – een artikel aan wijdde.

Deze arbeidersstrijd wordt tot nu toe min of meer in toom gehouden door een combinatie van concessies en repressie. Zolang het steeds om afzonderlijke stakingen in afzonderlijke fabrieken gaat, lukt dat nog. Wat de Chinese elite te vrezen heeft, is de opkomst van een stakingsbeweging waarin arbeiders in meerdere fabrieken en bedrijfstakken hun strijd onderling gaan coördineren.

Wat de elite bovendien te vrezen heeft, is het samengaan van stakingsstrijd met onvrede op andere fronten, het verlangen naar meer vrijheid in de maatschappij. We hebben in Egypte kunnen zien hoe zoiets kan uitpakken. Stakingen in textielbedrijven, solidariteitsactivisme via internet… en van het een kwam het ander. Als de fabrieksstrijd en de Facebook-netwerken met elkaar verbonden raken, dan kunnen dingen erg hard gaan. Dat de Chinese politie de eerste kiem van internetactie meteen probeerde te smoren is, zo bezien, dan ook niet vreemd. Nu is het de autoriteiten gelukt om hun greep te behouden. Het is niet gezegd, niet te hopen, maar gelukkig ook niet te verwachten, dat ze dit blijft lukken – zeker niet als stakingsbereide arbeiders en activisten voor meer vrijheid elkaar weten te vinden, online maar vooral ook daarbuiten.

Over de strijd van arbeiders in China zijn komende tijd dus een tweetal openbare, gratis toegankelijke bijeenkomsten, beiden georganiseerd door Doorbraak samen met de Anarchistische Groep Amsterdam (AGA). Meer in het bijzonder gaat het over “de Chinese stakingsgolf van medio 2010″, de stakingen die ik al noemde. Er zal ook beeldmateriaal vertoond worden. De bijeenkomsten vinden plaats op 1 april in Nijmegen en op 2 april in Amsterdam. Mij is gevraagd daar wat positieve aandacht aan te besteden, hetgeen ik met plezier doe. Sterker: bij een ervan zal ik proberen aanwezig te zijn.

Peter Storm
Maker van het weblog Peterstormschrijft. Daar is dit artikel eerder verschenen.