Column: Waarom ik niet meedoe aan de Ice Bucket Challenge (of: doe mij maar socialisme!)

Een emmer met ijs.
Een emmer met ijs.
Het is er dan toch van gekomen: ik ben “genomineerd”. Hedenochtend prijkte op Facebook een filmpje van ‘munne moat’ Youri, die – na op zijn balkon een emmer ijswater over zichzelf heen gekieperd te hebben – zijn carnavalsvrienden uitdaagde om hetzelfde te doen. Daar ben je dan mooi klaar mee!

Zoals wel vaker, had ik het aanvankelijk helemaal gemist, maar blijkbaar is het een hele rage – die zogenaamde “Ice Bucket Challenge”. Voor degenen die geen idee hebben waar ik het over heb: het idee is dat je een emmer ijskoud water over jezelf heen gooit, om dan vervolgens drie vrienden te “nomineren” om hetzelfde te doen. Dat alles wordt dan gefilmd en op het internet gezet. Diegenen die geen gehoor geven aan deze oproep verplichten zichzelf tot het doen van een donatie aan stichting ALS Nederland. En degenen die wél zo gek zijn om zo’n ijsbad te nemen – wel, die hebben dan bijgedragen aan de bewustwording rond deze vreselijke ziekte (en mogen natuurlijk altijd nog een donatie doen).

Amytrofische Laterale Sclerose (ALS) is een zeldzame maar bijzonder ernstige neurologische aandoening, waarbij de lichaamsfuncties van de patiënt één voor één uitvallen – met uiteindelijk de dood tot gevolg. Wat de aandoening precies veroorzaakt, is vooralsnog onbekend, en dus is er veel geld nodig voor wetenschappelijk onderzoek. De gemiddelde leeftijd waarop de ziekte wordt geconstateerd, is met vijfenvijftig jaar vrij laag: het treft dus vooral mensen die nog met beide benen “in het leven staan’, en die na een slepende ziekte veel vrienden, familieleden en geliefden achterlaten. Hoewel de ziekte relatief weinig voorkomt (Nederland telt gemiddeld vijftienhonderd mensen met ALS), kent bijna iedereen wel iemand die er aan lijdt of is bezweken. Ik begrijp heel goed dat dit mensen motiveert om geld te doneren aan stichting ALS.

Toch doe ik niet mee aan die “Ice Bucket Challenge”….

Het is niet omdat het lot van al die mensen me niet aan het hart gaat, en ook niet omdat de relatieve zeldzaamheid van deze ziekte noopt tot spaarzaamheid. Integendeel. Iedereen heeft het recht op goede gezondheidszorg, ongeacht het prijskaartje dat daarvan af zou kunnen hangen. En als we over te weinig kennis beschikken om mensen adequaat te helpen, dan is het vanzelfsprekend dat daar in moet worden geïnvesteerd. Gezondheid en zorg lenen zich niet voor een marktlogica, waarin de harde cijfers van kosten en baten, vraag en aanbod, zonder schroom tegen elkaar kunnen worden afgewogen.

Maar daar wringt hem wat mij betreft nu net de schoen. Want terwijl men zich in grote getale en met volle overgave inzet voor die “Ice Bucket Challenge”, wordt de zorg overal in Europa met rasse schreden vercommercialiseerd en geprivatiseerd. Nederlandse regeringen van diverse pluimage hebben de afgelopen decennia alles op alles gezet om de zorg in het keurslijf van een commerciële markt te dwingen. Het ziekenfonds is al lang afgeschaft, en de beloofde groei in efficiëntie manifesteert zich vooralsnog alleen in de portemonnees van verzekeringsmaatschappijen. Voor veel, heel veel mensen is de zorg vooral duurder, schaarser en ontoegankelijker geworden. Ziekenhuizen wijzen patiënten af omdat de door verzekeringen gestelde quota al halverwege het jaar bereikt zijn. Klinieken op het platteland worden gesloten omdat ze niet langer winstgevend zijn. Artsen, onderzoekers en verplegers zijn er steeds minder, want ook in het onderwijs wordt gretig het mes gezet. Ouderen worden van verpleeghuis naar verpleeghuis versleept – als ze überhaupt al een plekje kunnen krijgen. Patiënten moeten zich maar gaan gedragen als “kritische consumenten”, in plaats van zorgbehoevenden.

Er zijn erg veel ziekten en aandoeningen die ons geld en onze aandacht verdienen. Maar we kunnen moeilijk iedere dag met een emmer ijs voor de camera gaan staan. Bovendien: er is genoeg, meer dan genoeg geld voor efficiënte ziektebestrijding, voor gedegen onderzoek, en menswaardige zorg. Het moet alleen anders worden verdeeld. Dan zullen we wel eerst moeten breken met het krankzinnige idee dat de zorg of wetenschappelijk onderzoek kan functioneren als een commerciële markt – waarin de verzorging die men ontvangt afhankelijk is van wat men ervoor kan betalen. En waarin het onderzoeksbudget voor ALS-patiënten afhangt van wat een particulier er toevallig voor wil geven. Wat we eerst nodig hebben, is politieke verandering, een einde aan de marktdoctrine die alles van waarde in onze samenleving langzaam kapot maakt – de zorg, maar ook de sociale zekerheid, het onderwijs en ga zo maar door.

Daarom besteed ik mijn tijd en geld liever aan iets anders: de strijd voor een democratisch socialisme van onderop. Voor een samenleving waarin goede zorg geen prijskaartje heeft. Dat lijkt me – om dan toch maar eens wat managerspraat te bezigen – echt een betere “langetermijninvestering”.

Eind vorig jaar brandde in Amsterdam de loods af van stichting Theaterstraat: een organisatie die zich al decennialang inzet voor de technische ondersteuning van demonstraties en manifestaties. Met hun touringcar ben ik naar menig actie afgereisd en hun mobiele podium is op geen protestevenement weg te denken. Nu is hun loods en al hun apparatuur afgebrand, en hebben ze hard geld nodig om opnieuw de straat op te kunnen. Zonder organisaties als Theaterstraat geen politieke strijd – en helaas: zonder politieke strijd geen betere zorg. Vooral nu niet! Het is dus aan Theaterstraat dat ik een donatie zal doen.…

…. en natuurlijk hoop ik dan nog altijd dat ook stichting ALS veel geld op mag halen.

Mathijs van de Sande