De Canadese vrachtwagenkonvooien en de mogelijkheid van vakbondsstrijd daartegen

Oproep voor een van de extreem-rechtse vrachtwagenkonvooien in Canada.

(Dit artikel geeft details over acties en analyse in Vancouver. Ondertussen, terwijl we dit artikel publiceren, heeft de politie in Ottawa het verwijderen van het konvooi in gebieden rond het parlement en de stad opgevoerd. Bij pogingen van de politie om de konvooiprotesten tegen te houden heeft de politie nu chemische sprays en flitsgranaten gebruikt, en een groeiend aantal aanhangers van het konvooi is gearresteerd. – 3WF)

Het konvooi van vrachtwagenchauffeurs, dat al enkele weken het centrum van Ottawa en andere buitenwijken bezet houdt, heeft geleid tot een wijdverbreid gevoel van demoralisatie onder links (een dubbelzinnige term die ik hieronder zal uitwerken). De deelnemers aan het konvooi presenteren zich als tegenstanders van vaccinatieverplichting, maar we moeten opmerken dat deze acties de meest recente incarnatie zijn van een strategisch en tactisch vloeiende corona-ontkenners beweging, die zich de afgelopen twee jaar heeft gemanifesteerd als anti-lockdown, anti-vaccinatie, anti-verplichting, en anti-masker. Het is een beweging die ook, vanaf het allereerste begin, leden en steun heeft getrokken uit extreem-rechtse bewegingen.

Dit is een vertaling van het artikel “Convoys, Rallies, and a Three-Way Fight Approach within a Union Context”, dat op zaterdag 19 februari 2022 gepubliceerd werd op de website “Three Way Fight” (“Driegevecht”) ofwel 3WF. Three Way Fight is een antifa-concept waarmee geprobeerd wordt aan te geven dat onze strijd niet alleen tegen het fascisme is, maar ook tegen de kapitalistische staat, en dat het fascisme niet alleen gebruikt wordt door staat en kapitaal om verdeeldheid te zaaien in de arbeidersklasse, maar ook een eigen autonomie en dynamiek kent die we niet uit het oog mogen verliezen.

I. De konvooien

In wat volgt, zal ik drie kleinere gebeurtenissen bekijken die plaatsvonden in Vancouver, Brits Columbia, Canada. De eerste twee gebeurtenissen die ik zal onderzoeken, zijn vrachtwagenkonvooien. Ze werden georganiseerd door een groep die Action4Canada heet. Op 5 februari werd een konvooi dat de naam “Langley Freedom Convoy” meekreeg, verstoord door tegendemonstranten en fietsers, die het konvooi op verschillende kruispunten blokkeerden. Het tegenprotest was een van de vele acties die georganiseerd werden om de kleinere, meestal mobiele vrachtwagenkonvooien in verschillende steden over heel Canada tegen te werken. De uitdrukkelijke bedoeling van de tegenbetogers was om kruispunten te blokkeren om het konvooi weg te leiden van de ziekenhuizen in het centrum van Vancouver (sommige kruispunten zouden ook gekozen kunnen zijn om het konvooi vervolgens weg te leiden van het oostelijk deel van het centrum). Misschien wel de meest effectieve blokkade deed zich voor toen fietsers het konvooi blokkeerden toen het in westelijke richting op Terminal Avenue reed. Zoals een lokale journalist opmerkte, is er een twee kilometer lang stuk van Terminal waar bestuurders niet via zijstraten kunnen uitrijden, en aan het einde van dat stuk werden ze geblokkeerd en vastgezet. Het konvooi moest achteruit rijden met de hulp van de politie. Een deel van het konvooi heeft de binnenstad gehaald, en ik heb berichten op sociale media gezien waaruit blijkt dat ze op niet minder dan vier verschillende kruispunten werden geblokkeerd of omgeleid (met verschillende mate van succes).

Interessant is dat de bestemming van het “3rd Lower Mainland Freedom Convoy” op 12 februari de 176 Street grensovergang in Surrey, British Columnia, was, ver van de stadskern van Vancouver. De verandering van bestemming kan een poging zijn om de verstoringen van tegenprotesten te vermijden. Het feit dat deze groepen zich richten op grensovergangen en de Federale Politie (RCMP) uitdagen – bij deze specifieke actie braken diverse voertuigen met succes door de barricades van de politie – toont aan dat, terwijl er bijvoorbeeld in Ottawa veel bewijzen waren voor sympathie van de politie voor de corona-ontkenners, deze konvooien bereid zijn om zich in te laten met anti-systeem acties.

De veiligste observatie – een die door velen is gemaakt – over deze gebeurtenissen is misschien wel dat er een schril contrast bestaat tussen de reactie van de politie op de konvooiacties en op die van linkse en inheemse bewegingen, die doorgaans worden onderdrukt lang voordat ze een vergelijkbare kritische massa zouden bereiken. Wat dat betreft was het tegenprotest op 5 februari misschien wel de sterkste linkse actie in de regio Vancouver sinds de solidariteitsblokkades van de Wet’suwet’en twee jaar geleden – hoewel het niet de reikwijdte of intensiteit van die acties evenaarde.

Een binaire tegenstelling tussen konvooien en tegenbetogers geeft niet alle elementen van de huidige situatie weer. Een analyse van de strijd in drie richtingen, echter, plaatst zowel de konvooien als de betogers ook in relatie tot de staat. Hier volgen enkele voorlopige opmerkingen.

1. De konvooien passen in het patroon van wanneer extreem-rechtse bewegingen overgaan tot anti-systeem tactieken. In de vijfde stelling van zijn “Zeven stellingen over de driestrijd” stelt Devin Zane Shaw dat “extreem-rechtse bewegingen systeemgetrouw zijn wanneer zij zien dat de privileges van witte suprematie kunnen worden bevorderd binnen burgerlijke of democratische instellingen en opstandig worden wanneer zij zien dat dat niet kan”. Dit is niet de plek om de ingewikkelde verstrengeling van witte suprematie en liberalisme binnen het Noord-Amerikaanse koloniale project te onderzoeken. Door die geschiedenis heen, zoals blijkt uit W.E.B. Du Bois’ concept van “de beloning van het wit-zijn”, maakten de onteigening van de inheemse bevolking en de politieke onderdrukking van de voormalige slaafgemaakten de vorming en groei mogelijk van een witte arbeiders-elite en een middenklasse, die het koloniale project omarmden en voortstuwden omdat het hun belangen bevorderde.

Zoals Angela Mitropolous stelt, speelt de “politiek-economische grens tussen de ‘demos’ (het ogenschijnlijk eigenlijke subject van politieke vertegenwoordiging en wetgeving) en de praktijken van het beheer van (voldoende) productieve bevolkingsgroepen” een cruciale rol in de kapitalistische extractie en accumulatie, zelfs onder neo-liberaal beleid (Mitropolous, Pandemonium, Pluto Press, 13). Naar mijn mening lijken de corona-maatregelen tegenstrijdig, tenzij we ze bekijken als neigend naar wat de heersende klassen beschouwen als de minimaal noodzakelijke ingrepen om de machtsverhoudingen tijdens een crisis in stand te houden of te ondersteunen. Zoals Mitropolous opmerkt, proberen deze ingrepen de levensvatbaarheid van de demos in stand te houden; “maar de levensvatbaarheid van de opgesloten huishoudens was fysiek afhankelijk van en verbonden met het onbetaalde en laagbetaalde werk waarin vrouwen, migranten en zwarte en bruine mensen overheersen”. (Mitropolous, p. 11) Toch moeten deze ingrepen ook deze productieve bevolkingsgroepen managen om de levensvatbaarheid van de demos in stand te houden – vandaar dat de coronamaatregelen die door bewegingen van corona-ontkenners worden gezien als een aanval op hun belangen, bedoeld zijn om de bevolkingsgroepen te managen die de levensvatbaarheid garanderen van de demos waartoe velen in deze bewegingen behoren. Wanneer extreem-rechtse groeperingen deze pogingen om de machtsverhoudingen tijdens een crisis te handhaven zien als een ondermijning van hun plaats in de sociaal-economische hiërarchieën en een inperking van hun rechten ten opzichte van die hiërarchieën, reorganiseren zij zich langs systeem-oppositionele lijnen. Vandaar de nauwe verwantschap tussen de verschillende golven van corona en van anti-systeem corona-ontkennende bewegingen.

2. Extreem-rechtse bewegingen zijn betrekkelijk autonoom. De driestrijd-benadering rekent af met de conventionele wijsheid van radicaal-links dat fascistische bewegingen de arbeidersklasselakeien zijn van de meest reactionaire delen van het kapitalisme. Dat conventionele standpunt heeft altijd geworsteld met het verklaren van de potentiële massa-aantrekkingskracht van het fascisme. Het standpunt van de driestrijd-beweging (althans zoals ik het verdedig) stelt daarentegen dat extreem-rechtse bewegingen relatief autonome, potentieel massale bewegingen zijn die trachten de sociale ongelijkheden en hiërarchieën die reeds in de maatschappij aanwezig zijn, opnieuw te verankeren. Volgens mij betekent dit ook dat het massale karakter van het fascisme niet kan worden verklaard als een vorm van onwetendheid of vals bewustzijn, gevormd door legitieme maar verkeerd gerichte grieven. In plaats daarvan probeert extreem-rechts de ongelijkheden te verdedigen die hun belangen dienen.

3. De tegenprotesten zijn samengesteld uit progressieve, politieke mainstream-deelnemers en kleinere radicale/revolutionaire groepen. De sterke en zwakke punten van de tegenacties tegen de konvooien zijn terug te voeren op de samenstelling van de tegenprotesten zelf. Enerzijds bestaan de tegenprotesten uit mainstream, progressieve deelnemers die de Canadese staat en zijn repressieve staatsapparaat hebben opgeroepen “zijn werk te doen”. Anderzijds zijn er radicale of revolutionaire deelnemers die directe actie promoten als zelfverdediging van de community, en die dit specifieke werk zouden zien als op één lijn met anti-fascistisch organiseren in de afgelopen zes of zeven jaar. Deze coalities zullen waarschijnlijk niet langer duren dan de onmiddellijke dreiging van konvooiactiviteiten. Daarom moet politieke voorlichting rond deze strijd de ideologische sympathie tussen politie en extreem-rechts laten zien wanneer progressieven oproepen tot meer macht voor de politie. Radicaal-links moet de relatieve autonomie van extreem-rechtse bewegingen benadrukken wanneer progressieven ze afschilderen als aanhangsels van extreem-rechtse politieke partijen, en het moet benadrukken hoe extreem-rechtse bewegingen inherent zijn aan de hegemonie van Canadese koloniale bezetting wanneer progressieven ze afschilderen als marionetten van zogenaamde buitenlandse invloed. De vrachtwagenkonvooien kunnen, net als andere extreem-rechtse bewegingen, gesteund worden of geld of infrastructuur krijgen van hun politieke bondgenoten, maar ze zullen niet verdwijnen als die steun wegvalt.

II. Een antwoord van de vakbond op de manifestatie voor “geïnformeerde toestemming”

Het duurde niet lang voordat progressieve media zich in de strijd mengden met een verdediging van het werken aan een links populisme dat zich baseert op de klachten die de konvooien zouden kunnen hebben. Het essay van Emma Jackson voor “The Breach” behandelt bijna alle te verwachten cliché-thema’s: terwijl links, dat zich voortdurend bezighoudt met strijd tussen diverse klieken, dus in wanorde verkeert, knopen deze rechtse bewegingen aan bij echte, maar verkeerd gerichte, woede van de veronderstelde gewone man. Dit type analyse gaat in het algemeen om vele redenen de mist in. Ten eerste weigert ze klassencategorieën serieus te analyseren – vaak wordt een witte arbeiders-elite of middenklasse aangezien voor de vermeende “arbeidersklasse” – en er wordt nooit specifiek geanalyseerd hoe ‘ras’ en sekse een rol spelen bij de vorming van deze bewegingen en hun eisen. Ten tweede wordt bijna nooit erkend, ondanks de bergen revolutionaire literatuur van de laatste vijf decennia, dat rechtse en extreem-rechtse bewegingen in staat zijn om met dit soort kracht te mobiliseren omdat neo-liberaal beleid, mainstream liberale politiek en extreem-rechts allemaal samenkomen rond de hegemonie van de kolonistenstaat en die in stand houden. Jackson beweert dat we “de grieven van rechts moeten begrijpen”, terwijl dat altijd al een regelmatig en zichzelf vernietigend kenmerk is geweest van de compromissen en halve maatregelen die zijn gesloten in naam van het reformisme of eerdere pogingen tot links populisme, compromissen en initiatieven die uiteindelijk de voorwaarden propageren die extreem-rechtse bewegingen mogelijk maken. En tenslotte wordt in een dergelijke analyse “links” niet ontleed; in plaats daarvan wordt in deze term alles op één hoop gegooid, van autonome anti-kapitalistische bewegingen, tot vakbondsorganizers, tot reformisten die sociale bewegingen institutioneel willen inkapselen, alsof ze een gemeenschappelijke politieke horizon zouden hebben.

In de rest van dit stuk zal ik een benadering uiteenzetten die het perspectief van de driestrijd probeert over te brengen naar vakbondsorganisatie en -praktijk. Ik erken dat de driestrijd zijn oorsprong vindt in anti-fascistische organisatie op straatniveau en dat het vertalen ervan naar de vakbondspraktijk op een aantal voor de hand liggende beperkingen stuit, vooral gezien het feit dat ik het hier heb over het terrein van een arbeiders-elite of middenklasse faculteitsvereniging. Ik hoop echter dat deze analyse een voorbeeld geeft van hoe een driestrijdperspectief kan werken binnen de arbeidsorganisatie.

De praktische kracht van onze vakbond werd getest door een Action4Canada evenement met een veel beperktere reikwijdte dan een konvooi. Op donderdag 3 februari 2022 hield de groep een “manifestatie voor geïnformeerde toestemming” ter ondersteuning van een student die gearresteerd was omdat hij geen masker droeg op het Douglas College. Een lid van de faculteit was aanwezig om het protest te observeren, en die telde 16 aanwezigen voor de ingang van het Anvil Centre in New Westminster, British Columbia (een campus van het college). Er waren nog meer demonstranten om de hoek in Columbia Street. Op een foto die rond 12:30 uur is genomen, zijn ongeveer 20 mensen op Columbia te zien, hoewel mogelijk niet alle demonstranten op de foto staan en het onduidelijk is of alle mensen op de foto deelnemers zijn. De aanwezigheid van demonstranten in Columbia Street, los van die voor de deuren van de Douglas College-campus in het Anvil Centre, doet het vermoeden rijzen – zoals verwoord in een anoniem opiniestuk dat door de New Westminster Record is gepubliceerd – “dat dit protest deze plekken opzettelijk heeft gekozen om de vaccinatiekliniek” die ook in het Anvil Centre is gehuisvest, lastig te vallen.

Hoewel de omstandigheden afwijken van een typische driestrijd, is er een vergelijkbare opstelling van strijdende organisaties: de hogeschooladministratie (directie), de vakbond, en een groep corona-ontkenners (die, volgens haar eigen berichtgeving, extreem-rechtse retoriek en ideeën verspreidde). De motivatie achter de door mij bepleite vakbondsreactie was er een die zich onderscheidde van het liberale standpunt van de directie en van de extreem-rechtse groepering. De directie weigerde andere vakbondsleden dan diegenen die in het gebouw werkten op de hoogte te brengen, met het argument dat een ruimere kennisgeving onnodige onrust zou veroorzaken – maar ze wilde ook de mogelijkheid van tegenprotesten door leden of andere delen van de community indammen.

Wat ik voorstelde, was een meervoudige benadering waarbij de vakbondsleiding de taak kreeg om een politieke reactie op de anti-masker bijeenkomst te organiseren. Een dergelijke aanpak, zou ik willen beweren, is een productiever gebruik van vakbondscapaciteit dan de “links-populistische” aanpak die, vaak in vage bewoordingen, stelt dat we ons moeten organiseren of een beroep moeten doen op de andere kant. Een strategische reactie op extreem-rechtse bewegingen kan ook dienen om interne organisatorische doelen te bevorderen. Vakbonden zijn verplicht om hun historische rol te corrigeren die ze hadden bij het implementeren van formele of informele praktijken – soms samenwerkend met het management – die racistische en seksistische werkomgevingen hebben voortgebracht en gereproduceerd. Politieke vorming is een noodzakelijke, maar op zich niet voldoende component om praktijken aan te vechten die ongelijkheden en ongelijkheden op het werk reproduceren of op zijn minst toelaten. Veel vakbonden in de hoger onderwijs-sector in Brits Columbia proberen het traditionele vakbondsmandaat in overeenstemming te brengen met anti-onderdrukkingsdoelstellingen, dus dit is een voortdurende discussie bij veel afdelingen. Hoewel rechtse critici het hoger onderwijs afschilderen als een bastion van radicalisme, lijken de politieke houdingen in onze lokale afdeling vrij dicht aan te leunen bij de bevolking in het algemeen. We hebben op verschillende momenten moeite gehad om anti-racistische initiatieven of solidariteitsverklaringen erdoor te krijgen.

Tijdens het voorbereiden van de vakbondsreactie op de anti-maskerdemonstratie schipperde ik tussen de pro-management leden en corona-ontkenners onder de leden zelf. De aanpak bestaat uit drie onderdelen, die elk een grotere politieke betrokkenheid van de leden vereisen: (1) een actieplan voor het geval er nog meer demonstraties komen; (2) een publieke verklaring; en (3) literatuur voor leden die besluiten om tegen deze demonstraties in te gaan. Elk van deze maatregelen is op zichzelf onvoldoende. Zo komt een openbare verklaring, los van de andere, over als een “strenge brief” en we weten hoe effectief die zijn geweest in het ontmoedigen van extreem-rechtse organisatie.

We hebben de publieke verklaring aangenomen gekregen door onze uitvoerende raad. Maar we hebben ook de andere twee er doorheen gekregen. En als het waar is dat de politieke houding van onze leden overeenkomt met die van de algemene bevolking, en als het waar is dat onze uitvoerende raad (een vertegenwoordigend orgaan van de algemene leden) overeenkomt met de leden, dan was het verrassend dat elke motie unaniem werd aangenomen. Het is een duidelijke afwijking van de gebruikelijke gang van zaken om, zoals in ons actieplan, te beweren dat de vakbondsleiding alle leden op de hoogte zal brengen van het feit dat er een manifestatie zal plaatsvinden wanneer de directie weigert dit te doen. Dit plaatst de vakbond op gespannen voet met de liberale benadering van het management, dat een beroep doet op het recht op vrije meningsuiting, demonstraties behandelt als veiligheidsoverwegingen, en ook tegenacties van werkers ontmoedigt. Het is ook een opvallende afwijking dat een politieke verklaring met expliciete anti-racistische boodschappen unaniem wordt aangenomen. Er zijn meestal bezwaren dat anti-racistische of andere anti-onderdrukkingsboodschappen buiten het traditionele mandaat van de vakbond vallen. Ik heb de tekst van de folder hieronder in deel III weergegeven.

Ik geef toe dat de voorgaande analyse zich richt op een zeer klein deel van het organiseren in het algemeen. Maar als het juist is dat de leden van onze community lang niet zo radicaal zijn als conservatieve koortsdromen zouden doen vermoeden, en alle drie de onderdelen van het politieke antwoord van de vakbond unaniem zijn goedgekeurd door onze uitvoerende raad, dan moeten we een verklaring vinden voor dat onverwachte resultaat. We kunnen bijvoorbeeld nog steeds tegenstand ondervinden in een algemene vergadering.

Naar mijn mening was onze reactie succesvol (tot nu toe) omdat ze zich concentreerde op twee smalle politieke kwesties. Zoals de titel van de folder aangeeft, beweren we dat corona-ontkennende bewegingen anti-arbeider zijn en ernaast zitten voor wat betreft de analogieën die ze zien met historische vormen van onderdrukking – de folder richt zich specifiek op analogieën met segregatie. Onze leden kregen de opdracht om terug te keren naar het klassikale onderwijs rond het hoogtepunt van de Omicrongolf en een van de grootste zorgen van de leden betrof de toegang tot de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen om de verspreiding van corona te beperken en de werkers en studenten van de hogeschool te beschermen (hoe dat binnen de hogeschool werd aangepakt is een andere discussie). Ik geloof dat er een legitieme woede bestaat over hoe anti-masker activisten en het vrachtwagenkonvooi kritiekloos worden voorgesteld als de vertegenwoordigers van de grieven van de werkers.

Voor wat het pamflet betreft, denk ik dat zowel onze uitvoerende raad als de subcommissie die het heeft goedgekeurd, erkennen dat het een ondubbelzinnige verklaring biedt waarin de analogie tussen corona-maatregelen en segregatie wordt verworpen, en dat het dient als een educatief stuk om uit te delen aan leden en studenten die, bij het rondgaan op de campus, op deze protesten zouden stuiten zonder de vereiste historische kennis – Canadees openbaar onderwijs is niet veel beter dan Amerikaans onderwijs als het gaat om de geschiedenis van racisme en witte suprematie in Noord-Amerika – om de duidelijke drogredenen in de propaganda van de corona-ontkenners te herkennen. Toch moet er nog meer werk worden verzet. Er is terecht op gewezen dat er een educatief stuk zou moeten komen over de toeëigening door corona-ontkenners van feministische slogans als “mijn lichaam, mijn keuze”.

Hoewel een faculteitsvakbond zich waarschijnlijk niet zal ontpoppen als een anti-fascistische strijdmacht, hebben wij het initiatief genomen om een anti-fascistisch antwoord in te bouwen in bestaande organisatiestructuren, terwijl de arbeidssector waartoe wij behoren nog geen samenhangend en autonoom politiek antwoord heeft geformuleerd op de corona-ontkenning.

III. De folder: “Anti-masker activisten: anti-werker en onjuist over segregatie”

De volgende tekst werd goedgekeurd door het Anti-Racisme Actie Comité van onze afdeling.

Groepen die protesteren tegen de maskerplicht en vaccins op het Douglas College verspreiden actief verkeerde informatie over de coronamaatregelen die op het college van kracht zijn en trekken valse analogieën tussen hun beweging en de geschiedenis van onderdrukte bevolkingsgroepen. Individuen verzetten zich om een aantal redenen tegen maatregelen, ondanks de schade die het anderen kan berokkenen. Ze zien hun houding en overtuigingen misschien niet weerspiegeld in de corona-ontkenning als beweging. Niettemin moeten we de politiek van deze beweging frontaal aanpakken: ze propageert desinformatie en valse analogieën die geen stand houden bij nader onderzoek. Corona-ontkenning is inderdaad anti-arbeider en onjuist over segregatie.

Maskerplicht

Ten eerste eist het Douglas College – met uitzondering van een klein aantal programma’s – geen vaccinatie voor werk of studie binnen de instelling. Anti-masker activisten presenteren de maskerplicht als een schending van hun vrijheid, maar daarmee druisen ze duidelijk in tegen de eisen van de werkers. De faculteit van het Douglas College werd op 10 januari, op mogelijk het hoogtepunt van de Omicrongolf, verzocht naar de campus terug te keren. De huidige maskerplicht beperkt het risico van besmetting op de campus – een bescherming die de werkers zelf hebben nagestreefd om zichzelf, personeel, studenten en hun respectievelijke gezinnen te beschermen. Daarom is de “vrijheid” om een masker te weigeren een anti-arbeidersactie.

Toeëigening van symbolen van onderdrukking

Ten tweede hebben deelnemers aan de corona-ontkenners beweging – die in haar geheel een extreem-rechtse, witte politieke beweging is – hun doel vergeleken met de geschiedenis van de strijd van onderdrukte bevolkingen. Anti-vaccinatie en anti-maskers zijn de meest recente manifestaties van een corona-ontkennende beweging, die ontstaan is uit verzet tegen lockdowns. Hun oppositie was gebaseerd op het idee, dat gedeeld werd met sommige rechtse politici, dat de zogenaamde kudde-immuniteit zou leiden tot survival of the fittest. Meer recentelijk, en verontrustend, zijn anti-vaxxers begonnen om zichzelf te omschrijven als “zuiver bloed”. En laten we niet vergeten dat extreem-rechtse bewegingen, die witte supremacistische, validistische, seksistische en transfobische propaganda verspreiden, aan de wieg stonden van de beweging tegen de coronamaatregelen. Ook al hebben sommige anti-vaccin groepen geen feitelijke oorsprong in die lockdown bewegingen, toch blijven zij toegeeflijk, zo niet accepterend ten opzichte van de verspreiding van extreem-rechtse en fascistische propaganda binnen de beweging.

Het is dan ook bijzonder aanstootgevend wanneer anti-vaxxers zich symbolen uit de strijd van de onderdrukten toeëigenen om hun grieven te rechtvaardigen. We kennen gevallen waarin anti-vaxxers hun behandeling hebben vergeleken met de gettoïsering van Joden onder de nazi-wetgeving, en het belangrijkste symbool dat met die behandeling wordt geassocieerd: de gele Davidster. Ze zijn daarvoor terecht bekritiseerd. Anti-vaxxer groepen vermengen zich gemakkelijk met extreem-rechtse groeperingen; er zijn talrijke gevallen geweest van antisemitische propaganda die binnen deze netwerken werd verspreid. Het kan een tegenstelling lijken tussen het zich toeëigenen van de gele ster en antisemitisme. Een anti-fascistische wetenschapper die een pseudoniem hanteer, ontwart de knoop van deze tegenstrijdigheid:

“… hun poging om een parallel te trekken tussen de omstandigheden van de huidige maatschappij en die van historische onrechtvaardigheid en onderdrukking is niet wat het lijkt – dat wil zeggen: een erkenning van deze vroegere onrechtvaardigheden. Bedenk dat extreem-rechtse groeperingen menselijke ongelijkheid als natuurlijk en wenselijk beschouwen zolang hun in-group aan de top van deze hiërarchie staat. In de witte supremacistische ideologie zijn Joden de natuurlijke minderwaardigen van de “Ariërs”. Voor de witte supremacistische en antisemitische elementen van anti-vaxxer groepen betekent het oproepen van de gele ster dat wat zij beschouwen als natuurlijke hiërarchieën, zijn omvergeworpen, en daar doet zich het onrecht voor. (M.I. Asma, “On Necrocapitalism”, Kersplebedeb, p. 307)

Met andere woorden, de corona-ontkenners beweging verzet zich niet tegen de onderdrukking van gemarginaliseerde bevolkingen, maar eerder tegen hun perceptie dat hun eigen belangen in de samenleving zijn gemarginaliseerd. Ondanks het feit dat de pandemie verlengd is door politici die corona-ontkenners verwelkomen en “de economie draaiende houden” door middel van maatregelen die ingegeven zijn door de behoefte kapitaalaccumulatie te vergemakkelijken en door politiek in plaats van epidemiologie. Ondanks het feit, zoals blijkt uit de lakse handhaving van demonstraties van ontkenners, waaronder het zogenaamde “Vrijheidskonvooi” in Ottawa, dat ze de sympathie, zo niet de medeplichtigheid hebben van de politie (die zich in haar verzet tegen vaccinatieplicht zelf ook als corona-ontkenner heeft getoond).

Dus wanneer covid-ontkenners hun situatie vergelijken met segregatie, vraagt men zich af: welke segregatie? Ze hebben delen van conservatieve politieke netwerken in zowel de Verenigde Staten als Canada veroverd. Ze hebben, in beide landen, potentiële bondgenoten en sympathisanten bij de politie.

In niet mis te verstane bewoordingen: corona-ontkenners hebben het recht niet om de gruwelen van de segregatie op te roepen. Segregatie in de Verenigde Staten was gedurende tien decennia de politieke onderdrukking van, en de systematische degradatie en vernedering van zwarte Amerikanen. En niet alleen in de VS; vergelijkbare omstandigheden heersten in Canada: “Openbaar onderwijs, immigratie, werkgelegenheid en huisvesting waren allemaal onderworpen aan een verhulde Jim Crow-achtige segregatie die zwarte mensen formeel of informeel in sociale, economische en politieke ondergeschiktheid hield”, (Robyn Maynard, Policing Black Lives, Fernwood Press, p. 33)

Corona-ontkenners bewegingen presenteren aspecten van segregatie uit hun context om verkeerde analogieën te trekken. Zij wijzen op vaccinatieverplichtingen bij bepaalde openbare functies en presenteren deze verplichtingen als de onderdrukking van hun rechten. Maar coronamaatregelen worden ingevoerd om uiteenlopende rechten in evenwicht te brengen (of, meer specifiek: het evenwicht van sociale krachten die rechten opeisen), waarbij moet worden erkend dat elk vermeend recht dat door corona-ontkenners wordt gewonnen een last is die wordt doorgeschoven naar arbeiders, de immuno-gecompromitteerde mensen en mensen met een handicap.

Corona-ontkenners roepen nooit meer dan op een oppervlakkige vergelijking met het systeem van segregatie in de Verenigde Staten – wat neerkomt op ontkenning van zowel het de facto als het de jure geweld en de systematische onderdrukking waarmee zwarte communities te maken hebben. Corona-ontkenners kunnen niet alleen stemmen (en doen dat ook), maar zij hebben ook goed geplaatste bondgenoten in de grote conservatieve partijen. Er is geen analogie met het systeem van eigenhandige moorden, dat van 1877 tot 1950 tot meer dan 4.000 gedocumenteerde lynchpartijen leidde in twaalf zuidelijke staten van de VS (“Lynching in America”, Equal Justice Initiative). Er zijn geen huisvestingsconvenanten, zoals die zwarte Amerikanen en andere onderdrukte volkeren in getto’s hebben gestopt. Ze hebben niet te maken gehad met chronische onderfinanciering in gesegregeerde scholen (een geschiedenis met voortdurende hedendaagse gevolgen). Noch zijn ze uitgebuit als een onderklasse, “een ongeschoolde reservearbeidskracht die super uitgebuit wordt ten voordele van elke andere sectie van… de samenleving” (“Racism and the Class Struggle”, James Boggs, Monthly Review Press, nr. 23).

De vergelijking van coronamaatregelen met segregatie komt neer op het minimaliseren en ontkennen van de diepte en omvang van segregatie en de nog steeds voortgaande vertakkingen daarvan. In plaats van de pandemie te bestrijden, hebben zij hem omarmd als een kans om hun reactionaire politieke programma op te bouwen. Ze zijn – om ten slotte een passende analogie te trekken met de geschiedenis van het racisme in Noord-Amerika – afstammelingen van de segregationisten, en niet van de gesegregeerden.

DZ

(De auteur, DZ, heeft ervoor gekozen zijn initialen te gebruiken omdat hij het heeft over actieve vakbondszaken in zijn afdeling.)