De werklozenbeweging tussen beide wereldoorlogen

Arbeiders in de werkverschaffing.
Arbeiders in de werkverschaffing.

Op 27 maart hield de historicus Wim Pelt op uitnodiging van de Bijstandsbond in Amsterdam een boeiende lezing over de strijdbare werklozenbeweging in het tijdvak tussen de twee wereldoorlogen. Hieronder de integrale tekst.

In 1920 werd de crisis voelbaar, de werkloosheid nam toe en de werkgevers gingen over tot loonsverlaging. Al daalde het aantal werklozen tussen 1923 en 1929, de werkloosheid bleef aanzienlijk. In die jaren bestond er een zwakke en verdeelde werklozenbeweging. Het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS), een vakbond met anarcho-syndicalistische trekken, had een comité dat eisen stelde aan de arbeidsvoorwaarden in de werkverschaffing en dat verbetering van de positie van de werklozen nastreefde. Midden jaren twintig richtte de Revolutionair Socialistische Partij (RSP) het Landelijk Werklozen Comité op, dat plaatselijk met het NAS samenwerkte en vooral in het Rotterdamse enige aanhang verwierf.

In Amsterdam en de grotere steden namen de communisten het initiatief tot het vormen van Werklozen Agitatie Comités (WACs). In 1929 verenigden de WACs van Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Schiedam, Delft, Leiden en Den Haag zich tot een landelijke organisatie, het LWAC. Het actieprogramma omvatte onder meer stopzetting van verplichte werkverschaffing, productief werk tegen vol loon, reiskostenvergoeding, gereedschap, geneeskundige hulp, steun gelijk aan het laatst verdiende loon, en gelijke rechten voor vrouwen.

Sociaal-democratische tegenstanders

De Communistische Partij Holland (CPH) gaf niet geheel zelfstandig richting aan de werklozenbeweging. De partij kreeg orders van de Rode Vakbonds Internationale (RVI) die in Moskou zetelde. In 1928 ging de RVI over tot het oprichten van een Rode Vakbond Oppositie (RVO). Dat waren comités van werkenden en werklozen die zich vooral richten tegen de “sociaal-fascistische” leiding van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). De communisten verwachtten dat de sociaal-democratische leiders de gevaarlijkste tegenstanders zouden worden in de op handen zijnde socialistische revolutie. De RVO hield in januari 1931 een werklozencongres waar onder meer de volgende eisen werden geformuleerd: extra winterhulp, afschaffing van premie-afdracht aan de werklozenkassen van de vakbeweging, gelijke steun voor georganiseerden en ongeorganiseerden, steun voor jongeren en vrouwen, vijftig procent steunverhoging, geen huisuitzetting wegens huurschuld, geen gedwongen werkverschaffing en geen loonsverlaging.

Met deze maximalistische eisen kreeg de RVO een paar duizend mensen naar een demonstratie in Den Haag. Geconfronteerd met de doorgevoerde verslechteringen bij de zich verdiepende crisis werden de eisen bijgesteld. De regering Ruys de Beerenbrouck verkortte de uitkeringsduur van de steun die ook nog eens werd verlaagd. “Weg met Ruys de Beerenbrouck, hij maakt onze centen zoek!”, was een populaire leuze in werklozendemonstraties.

Stempelstaking

In de werkverschaffing richtten de communisten gekozen vertrouwensmannencommissies op. Ontslag van vertrouwensmannen leidde tot stakingen, die echter snel verliepen door onvoldoende steun. De WACs probeerden advies en praktische hulp te bieden in samenwerking met de gemeenteraadsfracties van de CPH. De WACs werden na een paar jaar omgezet in beter georganiseerde Werklozen Strijd Comités (WSCs), die lokaaltjes huurden voor advieswerk, cursussen en ontspanning. Werk tegen normaal loon was de belangrijkste eis, verder geen steunverlaging, huurverlaging, en lagere gas- en elektra-tarieven.

De regering wilde in 1932 de steun met vijftien procent verlagen. Daartegen organiseerden de WSCs en de CPH een “Rode Dinsdag” op Prinsjesdag. De gemeente Den Haag verbood de demonstratie en de politie trad gewelddadig op tegen de demonstranten. Er werd zelfs geschoten. Het NVV en de SDAP demonstreerden in november en kregen daarvoor tachtigduizend mensen op de been. Geconfronteerd met de massale protesten trok de regering het plan tot steunverlaging in.

In Amsterdam organiseerden de WSCs een stempelstaking tegen het gehate tweemaal daags stempelen. Die werd verloren omdat er geen economische druk van uitging en de werklozen werden getroffen door inhouding van de steun. Later werd het tweemaal daags stempelen teruggebracht tot een keer. Georganiseerde werklozen hoefden maar een keer te stempelen en kregen ook iets meer steun uit door de overheid gesubsidieerde werklozenkassen van de vakbeweging. In 1933 richtte het NVV eigen werklozenverenigingen op, waar vakbondsleden automatisch lid van werden zodra ze werkloos waren. Die verenigingen hielden zich uitsluitend bezig met ontspanning, niet met acties. Hun blad “Werklozenzorg” keerde zich fel tegen de WSCs en de CPH. Hun leuze was overgenomen van de SDAP: “Communisme en fascisme is een”.

Het Jordaanoproer

In juli 1934 kondigde premier Colijn een steunverlaging af, die voor velen neerkwam op zo’n twintig tot dertig procent minder inkomen. De CPH organiseerde een grote protestvergadering in de Diamantbeurs in Amsterdam en de WSCs hielden in zo veel mogelijk buurten demonstraties en protestvergaderingen. Een demonstratie in de Indische Buurt werd door de politie uiteengeslagen. Op 4 juli, de dag dat voor het eerst de verlaagde steun werd uitbetaald, bezetten werklozen enkele uren het gebouw van Maatschappelijke Steun. Een demonstratie op de Noordermarkt liep uit op gevechten met de politie. Het WSC Lauriergracht belegde die avond een protestvergadering in de Harmonie. Na afloop trad de politie gewelddadig op en ook nu weer werd er geschoten.

De opgekropte woede van jaren misère en vernedering kwam tot uitbarsting. In de Jordaan begonnen mensen barricaden op te werpen tegen de politie. Ze haalden de bruggen van de grachten op die de wijk omringden. Vanuit de ramen smeten de Jordaners huisraad, stenen, dakpannen en bloempotten naar de politie. De regering zette de marechaussee in met karabijnen en zelfs pantserwagens. Straat voor straat moest op de bewoners worden ‘veroverd’. Er vielen doden en veel gewonden. De CPH breidde de acties uit naar de Dapperbuurt, de Indische Buurt, de Eilanden, Gerard Dou, West, de Spaarndammerbuurt en Noord om de Jordaan van het politiegeweld te ontlasten. De WSCs gingen bedrijven langs om op te roepen tot solidariteitsstakingen. Dat lukte enkel in de houthaven en op sommige bouwobjecten. De Tribune, het blad van de CPH, en de WSCs hadden niet tot geweld opgeroepen en juist gewaarschuwd tegen provocaties, maar op 7 juli werden de persen van de Tribune in beslag genomen. Deze acties leverden niets tastbaars op.

Eendacht Maakt Macht

Een gebrek van de WSCs was dat ze geen contact hadden met de vakbeweging en daardoor te weinig met de werkende arbeiders. Vanaf de zomer van 1934 streefde de Communistische Internationale naar eenheid tegen het fascisme. Dat werd dus ook de politiek van de CPH en de WSCs. De communisten moesten voortaan actief zijn in de “reformistische” vakbonden en het Plan van de Arbeid van de SDAP en het NVV ondersteunen, waarin uitvoering van grote werken, handhaving van cao’s, een veertigurige werkweek en verhoging van de steun werd geëist. De WSCs moesten aansluiting bij het NVV zoeken.

De Amsterdamse WSCs richtten de Amsterdamse Vereniging van Ongeorganiseerde Werklozen op, die al snel naar haar orgaan Eendracht Maakt Macht (EMM) werd genoemd. In de statuten stond dat arbeiders lid moest worden van de vakvereniging zodra ze werk hadden. EMM wilde de werklozen verenigen die niet in het NVV konden worden opgenomen. Verder wilde EMM dezelfde rechten voor ongeorganiseerde werklozen, betrekkingen met de overheid voor belangenbehartiging, lokalen van de gemeente voor cultureel werk en goedkope bad- en zwemgelegenheid. In januari 1937 had EMM zes afdelingen en vierduizend leden. De organisatie vormde ook vrouwencomités en jongerengroepen. Elders in het land lukte het ook hier en daar om dergelijke verenigingen tot stand te brengen. EMM had iets te bieden, want Voorwaarts, de werklozenvereniging van het NVV, had in juli 1936 niet meer dan tweehonderdnegenendertig leden.

Acties tegen afschaffing van huurtoeslag

In augustus 1936 kwam de regering met nieuwe maatregelen tot steunverlaging, waarvan de belangrijkste de afschaffing van de huurtoeslag was. Meer dan twintig procent van de huur werd niet meer vergoed voor zestig procent van de Amsterdamse werklozen. Volgens de regering bevorderde deze maatregel huurverlaging. EMM belegde wijkvergaderingen en organiseerde allerlei vormen van protest. Ook het NVV protesteerde tegen de afschaffing van de huurtoeslag. NVV-bestuurder Lindeman riep op de huurtoeslag van de huur af te houden. Protestmeetings van het NVV in Amsterdam en Rotterdam werden bezocht door respectievelijk negenduizend en vijfduizend mensen. In deze omstandigheden, waarbij al gauw de vlam in de pan kon slaan, stelde Colijn de steunverlaging vier weken uit.

De oproep om de huurtoeslag van de huur af te houden bracht de huuracties in een stroomversnelling. EMM gaf ondersteuning met haar adviesbureaus. Bij gerechtelijke verkoping mobiliseerde men buurtbewoners om opkopers uit de straat te houden en collecteerde men om de huisraad op te kunnen kopen en terug te geven. Dit soort solidariteitsacties waren al een traditie in Amsterdamse arbeidersbuurten. De regering voerde huurverlaging voor woningwetwoningen door en zwakte de steunverlaging iets af. Eind september 1936 werd de gulden met twintig procent gedevalueerd en dat veroorzaakte prijsstijgingen.

In 1937 slaagde EMM er in zich aan te sluiten bij het NVV en daarna ook bij de Amsterdamse Bestuurders Bond (ABB). De vreugde over de bereikte eenheid was van korte duur, want de ABB begon al snel met het royeren van communisten. Vervolgens probeerde de ABB nieuwe statuten door te drukken, waarin het voor communisten verboden was om lid te zijn van EMM. Alle ledenvergaderingen wezen deze clausule af. Het bestuur trad af, maar dat mocht niet baten: april 1939 werd EMM uit het NVV gezet. Geroyeerd uit het NVV vormde EMM met andere werklozencomités de Landelijke Bond van Werkverschaffingarbeiders met weldra meer dan veertig afdelingen in het hele land. EMM belegde met kerstmis 1939 een groot landelijk congres in Bellevue.

Verzet in de werkverschaffing

Een bron van conflict met het NVV werd ook de werkverschaffing. Het NVV zat in de provinciale Werkcomités voor de werkverschaffing. Deze comités stelden voor de arbeiders onder meer de strafmaat vast bij overtredingen. Dat betekende dan uitsluiting en dus lagere steun. Toen de werkverschaffing in mei 1938 werd uitgebreid, namen de activiteiten van EMM daar toe. De organisatie beschouwde werkverschaffing als een loondruk-experiment. De arbeiders kozen commissies die niet erkend werden door de Nederlandse Heidemij. EMM steunde stakingen en demonstraties, organiseerde meetings, petities en werkte met steunlijsten. De acties richtten zich op verbetering van de lonen, de arbeidsduur en de sociale toestanden in de werkverschaffing. Toen de regering verdedigingswerken liet aanleggen, eiste EMM dat daarvoor een normaal loon werd betaald.

Vanaf maart 1937 werden werklozen naar Duitsland gestuurd. De werklozenbeweging voerde daar actie tegen. Werklozen mochten principiële bezwaren maken, maar weigeren kon wel hun uitkering kosten. Ook werden werklozen, in plaats van werkenden, opgeroepen voor militaire dienst. Tijdens de laatste vooroorlogse jaren liep de werkloosheid terug, maar de prijzen bleven stijgen. Bij de Duitse inval sloot EMM haar lokalen en het adressenmateriaal werd verbrand. De commissies in de werkverschaffing bleven deels bestaan.

Strijd van werkverschaffingarbeiders tijdens de bezetting

Na 10 mei 1940 steeg de werkloosheid doordat veel bedrijven stil vielen. Om te voorkomen dat grote groepen werklozen voor de stempellokalen samendromden, werd het gehate stempelen afgeschaft. Er kwam een verbod op het stilleggen van bedrijven en de werkverschaffing werd uitgebreid. Gedemobiliseerden moesten in de opbouwdienst. Ook daar werd actie tegen gevoerd, omdat dit werd gezien als het voorportaal van de Arbeidsdienst in Duitsland. Eind december werkten bijna zevenduizend Amsterdammers in Duitsland, eenentwintighonderd werklozen en duizend werkverschaffingarbeiders hadden geweigerd. In februari 1941 waren de prijzen sinds het uitbreken van de oorlog met 38,1 procent gestegen. Veel activisten van EMM zaten nu in de werkverschaffing. Op verschillende plaatsen waren acties. De actieleiders stuurden met hun namen ondertekende brieven naar de overheid en stapten zelfs naar de Ortskommandantur. Daar werd erkend dat de lonen te laag waren, maar staken was verboden en stakingsleiders werden gewaarschuwd dat ze de kogel konden krijgen. De Duitsers hoopten in het begin van de bezetting de Nederlandse bevolking als “Brudervolk” te paaien. Daar maakten de werkverschaffingarbeiders gebruik van.

Op verschillende objecten slaagden EMM-ers er opnieuw in door de arbeiders gekozen commissies tot stand te brengen. Ze spraken de arbeiders toe in de fietsenstalling en in de trein. De objectcommissies vergaderden in de trein, deden daar ook advieswerk en probeerden de saamhorigheid van de werkverschaffingarbeiders te verbeteren. Ze bemoeiden zich met de arbeidsomstandigheden en de hoogte van het akkoordloon. Al werden ze niet officieel door de werkleiding erkend, ze bereikten meer dan voor de bezetting. In oktober 1940 vaardigden de commissies iemand af naar de overkoepelende Vertrouwenscommissie die werd geleid door de voormalige EMM-voorzitter Arie van Rijkom. De Vertrouwenscommissie vergaderde ’s zondagmorgens in café De Witte Ballon aan de Wittenkade. Zij stuurde een met de namen van de commissieleden ondertekende brief naar de directeur van de Arbeidsbeurs, naar de werkleiding, de rijksinspecteur en de waarnemend secretaris-generaal van Sociale Zaken Verwey. In de brief eiste de vertrouwenscommissie hoger loon, een duurtetoeslag, kortere werktijden en betere arbeidsvoorwaarden. Dit eisenpakket werd ook als pamflet op de objecten verspreid, maar de acties zouden over een ander punt beginnen.

Actie tegen werktijdverlenging

Werkverschaffingarbeiders waren vaak dertien tot veertien uur van huis door de lange reistijden. Toen op een aantal objecten rond Amersfoort ook nog werktijdverlenging werd afgekondigd, stuurde de Amsterdamse Vertrouwenscommissie een brief naar de waarnemend secretaris-generaal waarin zij dreigde met acties als de werktijdverlenging niet werd ingetrokken en als niet aan de eerder gestelde eisen tegemoet werd gekomen. Op de objecten stopten de arbeiders twee dagen achtereen op de oude tijd. Verwey liet de achttienhonderd werkverschaffingarbeiders van de betreffende projecten schorsen en verbood voor hen de steun. Dagelijks demonstreerden ze daarop voor de Arbeidsbeurs op de Passeerdersgracht om uitbetaling van de steun te eisen. De Vertrouwenscommissie sprak de menigte toe op het Raamplein. In de buurten en bij het uitgaan van bedrijven werd gewerkt met steunlijsten.

Zo’n tweeduizend werkverschaffingarbeiders kampeerden met hun gezinnen en sympathisanten in de galerij van het voormalige Paleis van Volksvlijt, waar de Arbeidsreserve zat. Buurtbewoners brachten brood en surrogaatkoffie. Toen honderden vrouwen van werkverschaffingarbeiders zich op het Raamplein verzamelden, werden ze door de politie met gummiknuppels uiteengeslagen. Daarop trokken ze naar de Ortskommandantur op het Museumplein. Terwijl een delegatie binnen hun eisen naar voren bracht, werd door de vrouwen buiten “Honger! Honger!” gescandeerd. Inmiddels waren de meeste werkverschaffingarbeiders weer aan het werk gegaan, waarvoor ze eerst een verklaring hadden moeten ondertekenen dat ze zich voortaan aan de voorschriften van de Werkleiding zouden houden. De Vertrouwenscommissie had hen afgeraden te tekenen, omdat er nog helemaal geen eisen waren ingewilligd. Ze gingen toch, maar stopten op de oude tijd. Daarom werden ze de volgende dag alweer uitgesloten. Weer demonstraties en nu ook hardere confrontaties met de politie. Het NVV, dat nu werd bestuurd door NSB-ers, probeerde de acties over te nemen, maar daar trapten de werkverschaffingarbeiders niet in. Nu ging de bezetter zich ermee bemoeien, vanwege “Kommunistische tendenzen”. De commissieleden werden bij de SD op de Herengracht ontboden. Ze ontkenden ook maar iets te maken te hebben met de illegale CPN. Zij werden ervoor verantwoordelijk gehouden duizenden arbeiders in staking te hebben gebracht en in de stad rellen te hebben veroorzaakt. De Vertrouwenscommissie hield vol dat de Nederlandse Heidemij de schuldige was, want die had de werktijden verlengd.

Februari-staking

De actie leidde tot resultaten: de steun werd uitbetaald, de werktijd werd niet verlengd, verloren reistijd werd vergoed en behalve de commissieleden mocht iedereen weer aan het werk. De commissieleden moesten opnieuw voor verhoor bij de SD komen. Zij hielden vol geen communisten te zijn, maar enkelen konden niet ontkennen bestuurslid te zijn geweest van EMM. In hun agitatie hadden ze zich uitsluitend gericht tot de Nederlandse autoriteiten. De commissieleden werden drie weken vastgehouden op de Weteringschans, waarna ze naar een strafkolonie in Vinkeveen werden gestuurd.

Op 21 december werd de werkverschaffing gestopt vanwege kerstmis en de ingetreden vorst. Zo’n tienduizend arbeiders waren uitgevroren. Dat betekende een terugval van een gemiddeld weekloon van vierentwintig gulden naar gemiddeld dertien gulden steun. Dus werd hogere steun geëist. De meetings op het Raamplein, die werden toegesproken door vertrouwensmannen als Wouter Kalf, werden groter en groter. Er kwamen ook delegaties van gemeente- en metaalbedrijven. De hele maand januari 1941 werd er gedemonstreerd op het Raamplein, bij het NVV-kantoor in de P.C. Hooftstraat en bij het stadhuis. Toen de actieleiding op 29 januari een meeting in het Vondelpark probeerde te houden, reed de Grüne Polizei met overvalwagens en machinegeweren het park in. De massa verspreidde zich en er gebeurde niets.

Op 31 januari werd bekend dat alle werklozen één week extra steun kregen. Dat was te weinig, dus de acties tegen de Nederlandse autoriteiten en het door de NSB bestuurde NVV werden voortgezet. Openlijke agitatie tegen de Duitse bezetter kon bij deze publiekelijk gevoerde acties niet. De werkverschaffingarbeiders hadden het door de bezetter afgekondigde verbod op staken en demonstreren genegeerd en laten zien dat met acties iets kon worden bereikt. Het kan niet anders of dat moet van grote invloed zijn geweest op de daaropvolgende Februari-staking.

Op 25 februari om zes uur ’s ochtends probeerden leden van de vertrouwenscommissie de werkverschaffingarbeiders op het Centraal Station ervan te weerhouden in de trein te stappen, om zo te staken tegen de Jodenvervolging. Een groot deel beloofde op het object te staken, zo’n vierhonderd mensen stapten niet in de trein. Commissieleden sprongen in de rijdende trein om ook de rest eruit te krijgen. Dat lukte niet, op het Muiderpoort Station stapten er slechts honderd uit. Met anderen blokkeerden ze het station. Werkverschaffingarbeiders trokken door de stad om iedereen tot staken op te roepen. Wouter Kalf probeerde de werkverschaffingarbeiders op het Raamplein toe te spreken, maar de politie verhinderde dat. Toen Kalf ’s avonds bij het Centraal Station terugkerende werkverschaffingarbeiders opriep om de volgende dag te staken, werd hij gearresteerd door een NSB-agent. Hij werd uitgeleverd aan de Sicherheits Polizei. De Duitse politie en de Wehrmacht traden met grof geweld op. Met dertien doden en vele tientallen gewonden werd de staking de kop ingedrukt.

Wim Pelt

Bronnen

  • Wim Pelt, “Die Erwerblosenbewegung zwischen RGI en IGB”, in: Internationale Tagung der Historiker der Arbeiterbewegung, 16. Linzer Konferenz, 1980.
  • Wim Pelt, “Eendracht Maakt Macht”, in: Cahiers over de geschiedenis van de CPN, nr.2, Amsterdam, 1979.
  • Verslag van de PKV-werklozengroep, Utrecht 1978.
  • H.Bakker en E.Nijhof, “Het Jordaanoproer”, in: Tijdschrift voor sociale geschiedenis, maart 1978.
  • Wim Pelt, “Vrede door revolutie. De CPN tijdens het Molotov-Ribbentrop Pact (1939-1941)”, Den Haag, 1990.