Derde voedselcrisis in Afrika in vijftien jaar

Foto van de Zambia Alliance for Agroecology and Biodiversity (ZAAB)

Dit is de derde voedselcrisis in vijftien jaar in Afrika. We leven in een situatie waarin het dominante economische systeem en het dominante voedselsysteem samen een serie voedselcrises veroorzaakt hebben met verschillende achtergronden, zoals de rampzalige klimaatverandering, noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid, en de steeds maar toenemende armoede en ongelijkheid, naast enorme winsten door grote bedrijven door speculatie.”

“Onze samenlevingen zijn extreem kwetsbaar geworden voor voedseltekorten door de industriële landbouw met zijn grote afhankelijkheid van wereldwijde ketens waar een beperkt aantal megabedrijven de dienst uitmaken, door zijn overmatig gebruik van fossiele brandstoffen en door een hardnekkig vasthouden aan de neo-liberale economische logica met zijn gebrek aan marktregulering en zijn onrechtvaardige handelsregels. Landen met een hoge schuldenlast in combinatie met een grote afhankelijkheid van voedselimporten zijn helemaal de klos door de stijgende voedsel- en brandstofprijzen, terwijl hun inkomsten fors kunnen dalen door de sterk wisselende prijzen voor producten die zij zelf exporteren, zoals katoen, koffie of thee.”

“Alleen als we erin slagen het complex aan crises op een alomvattende en systematische manier te begrijpen, kunnen wij ze op de juiste manier aanpakken en overwinnen. Er is een diepgaande verandering nodig van zowel het wereldwijde voedselsysteem als het wereldeconomische model.”

Aldus Ibrahima Coulibaly, voorzitter van Réseau des Organisations Paysannes et de Producteurs de l’Afrique de l’Ouest (ROPPA, Netwerk van Kleine Boeren en Producenten in West-Afrika).

Afrikaanse voedselsystemen

Bij de onafhankelijkheid in het begin van de jaren zestig kozen de meeste Afrikaanse landen voor zelfvoorziening op voedselgebied door de binnenlandse landbouwproductie te bevorderen. Met de introductie van de zogenaamde “structurele aanpassingsprogramma’s” in het begin van de jaren tachtig stopte dit beleid en kwam de neo-liberale aanpak er voor in de plaats: produceren voor en voedsel kopen op de internationale markt. De staat moest zich terugtrekken en landbouwdiensten werden geprivatiseerd. Grote buitenlandse bedrijven beroofden kleine boeren van hun land, stimuleerden het gebruik van kunstmest en landbouwgif, namen patenten op inheemse zaden en introduceerden genetisch gemanipuleerde gewassen.

De laatste jaren is de teelt van biobrandstoffen erbij gekomen. Lokale voedselvoorziening staat niet langer voorop. Zo nodig moet voedsel maar op de internationale markt aangekocht worden. Van een mensenrecht is voedsel handelswaar geworden. Door verkeerde politieke beslissingen van regeringen en hoge ambtenaren heeft een steeds groter deel van de Afrikaanse bevolking nu nog maar beperkte toegang tot voedsel. De honger neemt toe.

Om een oplossing te vinden voor dit nijpend probleem kunnen we niet om de rol van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank heen. Hun invloed op de economische systemen van Afrikaanse landen met al hun crises is enorm. Na de schuldencrisis van de jaren tachtig, toen de grondstofprijzen instortten en daarmee de inkomsten van veel Afrikaanse landen enorm terugliepen, zetten het IMF en de Wereldbank, gesteund door machtige westerse landen en grote bedrijven, Afrikaanse landen onder druk om structurele aanpassingsprogramma’s te accepteren. Zo niet, dan kregen ze geen leningen. Deze programma’s hielden in dat landen minder grond mochten gebruiken voor het verbouwen van voedsel voor de eigen bevolking en dat zij zich moesten concentreren op een of twee exportgewassen om buitenlands geld binnen te halen, zoals katoen in Burkina Faso en koffie en cacao in Ivoorkust en Ghana. In Mali bijvoorbeeld groeide de katoenproductie van minder dan 200.000 ton per jaar naar 620.000 ton tegen het einde van de jaren negentig. Het land betaalde een zware prijs voor deze specialisatie: de schulden namen toe en de overheid zag zich gedwongen om technische hulp aan kleine boeren met gemengde bedrijven te beperken. Katoen was al snel het enige landbouwproduct dat profiteerde van investeringen en uitgaven voor marketing.

Voedsel als handelswaar

De gevolgen van het neo-liberale beleid waren dramatisch:

  • minder geld voor overheidsdiensten, zoals onderwijs en gezondheidszorg,
  • minder technische bijstand aan akkerbouwers, veehouders, vissers en kleine ondernemers op het platteland,
  • afschaffing van prijsstabilisatie die tot dan toe hielp om kleinschalige productie in stand te houden,
  • het loslaten van beleid gericht op zelfvoorziening in graanproductie,
  • het openstellen van binnenlandse markten voor buitenlandse landbouwproducten ten koste van lokaal geproduceerde, zoals bijvoorbeeld spijsolie.

Deze maatregelen, in combinatie met de openstelling van de Afrikaanse markten voor buitenlands kapitaal, zorgden ervoor dat de economieën extreem kwetsbaar werden en gevoelig voor prijsschommelingen op de wereldmarkt. Dit leidde tot aanzienlijke bezuinigingen op sociale uitkeringen, een daling van de subsidies voor lokale producten en de vernietiging van de ontluikende lokale, nationale en regionale markten. Het keiharde beleid van IMF en Wereldbank, de onderliggende politieke belangen van de westerse landen en de economische belangen van de grote westerse bedrijven vernietigden de lokale productie en daarmee ook de lokale voedselgewoonten. Dit luidde het dramatische tijdperk van de voedselhulp in, waardoor de bevolking gewend raakte aan tarwe, conserven, melkpoeder en nog veel meer.

Vanaf haar start in 1995 benadrukte de Wereldhandelsorganisatie (WTO) het idee dat voedsel eerder een handelswaar was dan een mensenrecht en perkte zij de bestuurlijke ruimte van Afrikaanse staten nog verder in. De bevolking kreeg de zware last van het beleid van het IMF, de Wereldbank en de WTO te dragen. De wijdverspreide liberalisering van de handel in landbouwgoederen heeft ernstige gevolgen gehad. Kleine bedrijfjes moesten zien te concurreren met multinationals. Met als gevolg: het verlies van banen op het platteland, de verarming van de boerenbevolking en de daaropvolgende migratie van platteland naar stad, die al gauw een ernstige bedreiging vormde voor de politieke en sociale stabiliteit.

Structurele oorzaken

De negatieve gevolgen van het neo-liberale beleid riep echter ook een positieve reactie op: de geboorte van georganiseerde boerenbewegingen in Afrika, vooral in de zwaar getroffen Sahel-landen. Deze bewegingen hebben een cruciale rol gespeeld in het verzet tegen het falend beleid van de overheid. Drie grote voedselcrises hebben dit falen overduidelijk aangetoond: die van 2008 gekoppeld aan de wereldeconomische crisis, die van 2020 gekoppeld van de coronapandemie en die van 2022 gekoppeld aan de oorlog in de Oekraïne.

Binnen enkele maanden na het uitbreken van deze drie crises schoten de voedselprijzen omhoog: ze verdubbelden en verdrievoudigden in sommige gevallen zelfs. De graanvoorraden daalden tot een kritiek laag niveau door de ongebreidelde speculatie die schaarste veroorzaakte. De prijs van een maaltijd steeg exponentieel en de dreiging van hongersnood werd pijnlijk reëel.

Bovendien brachten deze crises de gebrekkige analyse van de Afrikaanse voedsel- en landbouwproblemen aan het licht. Tijdens de crisis van 2008 kregen in eerste instantie slecht weer en veranderende consumptiepatronen in China en India de schuld van de stijgende voedselprijzen. Na verloop van tijd kwamen de diepere oorzaken van de crisis echter aan het licht, vooral dankzij de inzet van ngo’s. De werkelijke redenen bleken onder andere een grote toename van het verbouwen van biobrandstoffen te zijn, ontoereikende graanvoorraden in Europa en de VS, en vooral speculatie, dat het neo-liberalisme en het beschouwen van voedsel als handelswaar nu eenmaal oproept.

Bij discussies over de voedselcrises in Afrika is het de gewoonte om de structurele oorzaken onbesproken te laten. De aanbevelingen gaan over het algemeen voorbij aan belangrijke problemen die we echt moeten aanpakken, als Afrika een kans wil maken om bloeiende voedselsystemen te ontwikkelen. Het gaat om de volgende problemen:

  • gebrekkige overheidsinvesteringen in landbouw, ondanks fraaie toezeggingen door Afrikaanse regeringen,
  • onvoldoende inspraak van kleine boeren bij het opstellen van de overheidsplannen,
  • slechte afstemming van het verbouwen en verhandelen van voedsel,
  • afhankelijkheid van onbetrouwbare internationale markten voor toegang tot voedsel,
  • oppervlakkig onderzoek van de overheid naar voedselproductie, verwerking en markttoegang,
  • te weinig agro-concerns en voedselverwerkende bedrijven in handen van de staat of van particulieren die tot het land zelf horen,
  • prijsschommelingen die het leven van kleine boeren erg onzeker maken,
  • moeilijke verkrijgbaarheid van land, eigendomsbewijzen of langdurige pachtcontracten voor kleine boeren, vooral voor vrouwen en jongeren.

Door het huidige economische en voedselbeleid verliezen kleine boeren geleidelijk aan de controle over hun essentiële productiemiddelen: land, zaden en water. Dit machtsverlies heeft de deur geopend voor de komst van westerse multinationals en ook van binnenlandse zakenlieden, waarvan velen voormalige ambtenaren zijn of die politieke connecties hebben, en die hun netwerken gebruiken om land en toegang tot water te verwerven via corruptie en politieke druk. In Burkina Faso bijvoorbeeld zijn veel particuliere bedrijven en overheidsfunctionarissen landeigenaar geworden buiten de officiële voorschriften om. Maar voor het opbouwen van sterke, veerkrachtige voedselsystemen zijn de inzet, tijd, arbeid en financiële middelen van kleine boeren cruciaal. De overheid dient deze inzet van harte te ondersteunen met passend beleid.

Voedselsoevereiniteit en agro-ecologie door kleinschalige familiebedrijven

Ondanks de constante druk van allerlei bedrijven, regeringen, “samenwerkingspartners” en internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank en het IMF, zijn sociale bewegingen in Afrika doorgegaan met hun strijd voor voedsel als mensenrecht onder leiding van organisaties van kleine boeren. Uit verzet tegen de verovering van voedselsystemen door grote bedrijven en hun binnendringen in mondiale organisaties, zoals de Voedsel en Landbouw Organisatie (FAO) van de Verenigde Naties, blijven Afrikaanse maatschappelijke organisaties de visies van kleinschalige boeren voor het voetlicht brengen.

Uit een gezamenlijke verklaring van Afrikaanse sociale organisaties: “Onze visie is er een van voedselsoevereiniteit. Wij verdedigen ons recht op gezond, voedzaam en cultureel passend voedsel dat geproduceerd is met ecologisch verantwoorde en duurzame methoden. Wij eisen ons recht op om onze eigen voedsel- en landbouwsystemen vorm te geven, rekening houdend met de middelen, behoeften, omstandigheden en cultuur van onze lokale gemeenschappen. Wij ondersteunen plaatselijke oplossingen die recht doen aan alle soorten kleinschalige producenten – boeren, vissers, veehouders en landarbeiders – en die het recht van alle mensen op gezond, voedzaam en cultureel passend voedsel waarborgen.”

Vanwege een dramatische verslechtering van hun middelen van bestaan, en gezien de mislukkingen van overheidsprogramma’s, organiseren kleine boeren zich over de hele wereld zelf voor het recht op voedsel. Door hun netwerken uit te breiden hebben ze langzaam aan erkenning gekregen en samenwerkingsverbanden gevormd om de zorgen en eisen van kleinschalige boeren rechtstreeks naar voren te brengen tot op de hoogste internationale niveaus. Hun initiatieven zijn gebaseerd op kennis van landbouwsystemen die in de loop van duizenden jaren zijn opgebouwd én op recente ontwikkelingen en technieken om deze systemen te versterken voor de toekomst.

CSIPM

Dit artikel is een fragment uit het rapport They will feed us! A people’s route to African food sovereignty” van The Civil Society and Indigenous Peoples’ Mechanism (CSIPM) uit oktober 2023. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit