Dominee Prosman zingt mee in het koor van Wilders, Baudet en Trump

Henk-Jan Prosman.
Henk-Jan Prosman.

Ook in theologenland voltrekt zich de scheiding der geesten. Langs dezelfde breuklijnen als die in de rest van de Nederlandse samenleving. Een deel van de godgeleerden is zich bewust van hun eigen privileges – als man, als witte man of vrouw, als mensen met een hoge opleiding. In interviews, bijdragen aan opiniepagina’s en weekendbijlagen, en in eigen publicaties spreken zij zich uit over hun eigen geprivilegieerde positie.

De zojuist afgezwaaide Theologe des Vaderlands, Janneke Stegeman, is een van hen. Zij vertolkt op scherpzinnige wijze de eigen maatschappelijke positie en steunt die individuen en groepen die deze positie aan de kaak stellen. “Geloven is gevaarlijk: het is kritisch op de bestaande orde, het is grensoverschrijdend en radicaal”, schrijft Stegeman in haar pamflet “Alles moet anders! – bevrijdingstheologie voor witte Nederlanders”. “Wie gelooft, wil de wereld anders: menselijker, gelijkwaardiger en rechtvaardiger.” Ze citeert ook Nawal Mustafa, juriste, Somalisch-Nederlandse en moslima die in een lezing zei: “Voor mij is het persoonlijke altijd politiek. Mijn lichaam is niet van mij. Het is van degenen die me bekritiseren omdat ik zichtbaar islamitisch ben… De bepaaldheid van het niet-witte lichaam is cruciaal geweest in debatten over identiteit en burgerschap… Ik denk dat het tijd is om de blik te richten op het witte lichaam en zijn context.” Theologie mag niet neutraal zijn, maar is geëngageerd en neemt stelling tegen racisme, uitbuiting en uitsluiting.

“Partijkartel”

Aan de andere kant staan daar de met name mannelijke theologen die koste wat kost de status quo willen handhaven. Zij bezien de activiteiten van theologen als Stegeman met argwaan en afschuw. In de wereld van deze bijbelvorsers klinkt ook het scheldwoord “partijkartel”: theologen als Stegeman vormen een elite die losgezongen is van de werkelijkheid, zeggen ze. Volgens deze ‘realisten’ en conservatieve theologen doen Stegeman en anderen aan luchtfietserij, zien ze problemen die er niet zijn en spreken ze zich uit over maatschappelijke kwesties, terwijl ze zich bezig moeten houden met theologie.

Een van de meest actieve theologen in het conservatieve kamp is dominee Henk-Jan Prosman. Prosman is afgestudeerd theoloog, is actief als twitteraar – waar hij zich presenteert als “Hervormd predikant, Conservatief publicist” -, verschijnt op de landelijke televisie en heeft in ThePostOnline zijn huisbode gevonden. Op die rechtse website publiceert Prosman regelmatig artikelen, vooral over de PVV en “waarom veel christenen op die partij stemmen”. In een interview met het Reformatorisch Dagblad waarschuwt de Nieuwkoopse predikant voor “de islamisering van Europa”, onderschrijft hij de opvatting van Wilders dat “de islam een onderdrukkende ideologie” is en juicht hij “de noodzaak van een restrictiever immigratiebeleid en een kritischer houding tegenover de islam” toe. Zijn Twitter-account is een bloemlezing van tags over #cultuurmarxisme, #genderneutraal, #genderdiversiteit, #whiteprivilege, #islam en #Palestijnen. De bekende alt-right thema’s kortom. Het zal geen verbazing wekken dat Thierry Baudet en ook de extreem-rechtse Amerikaanse publiciste en complotdenker Ann Coulter in de tweets van Prosman voorbijkomen.

Balk in het eigen oog

Het zijn heel veel politieke, ideologische en maatschappelijke standpunten die Prosman de digitale wereld instuurt of die hij ondersteunt. Grappig is nu dat Prosman “de linkse theologe Janneke Stegeman” (in zijn woorden) beschuldigt van “weinig theologie (…) en vooral veel modieuze verontwaardiging en slecht geïnformeerde maatschappijkritiek”. Wat de predikant zelf voortdurend beoefent vanaf zijn smartphone en laptop – maatschappijkritiek – verwijt hij zijn tegenstander. In goed bijbelse beeldspraak: “De splinter in andermans oog wel zien, maar niet de balk in het eigen oog”.

Het is best mogelijk dat Prosman in zijn preken uitsluitend bijbels-theologische onderwerpen aansnijdt, hoewel dat bijna niet is voor te stellen. Maar de predikant zal met een grote boog om de oud-testamentische profeten heen lopen, die ongezouten maatschappijkritiek verkondigden en zonder angst machthebbers de waarheid zeiden. En de predikant zal gruwen van al die radicale groepen uit de geschiedenis die zich beriepen op deze radicale boodschap van omkering van macht. Bijvoorbeeld de Franciscanen en de bevrijdingstheologen uit Latijns-Amerika, Afrika en Azië. Deze verstoren het zorgvuldig gecultiveerde beeld van de kerk die machthebbers steunt, gezagsverhoudingen in stand houdt en de oorlog tegen armen en radicalen zegent. De kerk van Prosman en ook die van bijvoorbeeld Civitas Christiana.

Arbeiders

Maar Prosman heeft – uiteraard – niets begrepen van de boodschap van Stegeman. Dat wil hij namelijk niet. Prosman werpt zich op als de zielenherder van de bijna mythische ‘onbegrepen, blanke arbeider’ die in Nederland Wilders zou stemmen en in bijvoorbeeld de Verenigde Staten Trump aan de macht zou hebben gebracht. Hij plaatst deze arbeiders tegenover het ‘privilege’ van theologen als Stegeman. Alsof die arbeiders, vroeger en nu, nooit last hadden van structurele uitsluiting, stelt Prosman. Maar het probleem is juist dat, als het aan dominees als Prosman had gelegen, die arbeiders nog altijd voor een paar stuivers werkdagen van meer dan acht uur zouden maken. De geestelijke elite door de eeuwen heen had niet veel op met de eisen van de arbeidersbeweging, die een gevaar vormde voor de ‘God-gegeven’ maatschappelijke orde. En juist dat verwijt Prosman Stegeman: “Er klinkt, kortom, maar weinig interesse door voor de sociale geschiedenis van Nederland”, schrijft Prosman. Over “slecht geïnformeerde maatschappijkritiek” gesproken.

Prosman speelt de witte arbeiders uit tegenover migranten en vluchtelingen, die ook arbeiders zijn. Hij creëert een valse tegenstelling. Hij zingt daarmee als dominee in hetzelfde koor als rechtse politici en publicisten. Die zeggen op te willen komen voor de ‘vergeten blanke mannen’ (en vrouwen, voegen ze er snel aan toe, hoewel die in de wereld van Prosman vooral in de keuken moeten staan en de luiers van de baby’s moeten verschonen), maar zullen hen, als het erop aan komt, in de kou laten staan. Kijk maar naar het stemgedrag van de PVV.

Hopelijk krijgt Prosman het proefschrift van dominee At Polhuis eens in handen: “Lotgenoten bondgenoten? Mogelijkheden van coalitievorming in oude stadswijken: een bijdrage vanuit de kerk” uit 1994. Polhuis betoogt daarin dat de witte arbeiders in de oude wijken van de grote steden lotgenoten en bondgenoten zijn met migranten en vluchtelingen. De politieke en economische machten willen die groepen namelijk klein houden en zijn er alles aan gelegen om hen in te peperen dat ze hun plaats moeten kennen. Dat was de afgelopen eeuwen geleden al zo en dat is in 2017 nog steeds de praktijk.

Breuklijnen

Theologen als Stegeman scherpen de analyse van Polhuis anno 2017 verder aan. Zij constateert dat, ondanks de lotsverbondenheid, witte arbeiders dankzij hun witte privilege in de huidige machtsverhoudingen altijd een voorsprong hebben op migranten en vluchtelingen. Vele onderzoeken, bijvoorbeeld over de positie van migranten op de arbeidsmarkt, laten dat zien. Het is een van de breuklijnen in de samenleving, één die met een profetische boodschap en woede aan de kaak moet worden gesteld. Eeuwenoude breuklijnen die, als het aan dominee Prosman ligt, nog heel lang blijven bestaan.

Rutilio Grande