Fanclub van koloniale Coen probeert Indonesiërs te paaien met nationalisme

Het standbeeld van Coen dat tot 1942 in het toenmalige Batavia stond.
Wie zich verzet tegen de voortdurende verering van uitbuiters en massamoordenaars als de VOC-gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen, kan rekenen op een weerwoord uit nationalistische hoek. Het Comité Vrienden van Coen (CVC) pleit er in een petitie voor om het standbeeld van Coen in “Batavia”, zoals deze kolonialen het tegenwoordige Jakarta in Indonesië blijven noemen, terug op zijn sokkel te zetten. Ook wenst de fanclub de stoffelijke resten van “de slachter van Banda” naar Nederland te halen om hem “een eervolle staatsbegrafenis” te geven. Het Nederlandse kolonialisme blijkt nog steeds springlevend.

De petitie van het CVC is ongetwijfeld een reactie op het Hoornse burgerinitiatief dat eerder stopzetting eiste van het eerbetoon aan Coen door middel van een protserig en chauvinistisch standbeeld in het centrum van Coens geboorteplaats. “De standbeelden van Coen in Hoorn en Batavia hebben een belangrijke educatieve waarde”, stelt het CVC. “Ze herinneren aan de welvaart die Coens VOC ons heeft gebracht en aan de belangrijke rol die Nederland heeft gespeeld in Indonesië. Dat land zou niet hebben kunnen ontstaan zonder Nederlands-Indië. En Nederlands-Indië zou niet hebben bestaan zonder Coen.” Het comité wil de petitie aanbieden aan de Indonesische ambassade. Men was eerst van plan om dat te doen op 4 mei, de dag van de herdenking van de slachtoffers van het fascisme tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar daar heeft men later van afgezien, omdat velen dat volgens CVC-woordvoerder Mark van den Berg te “gevoelig” vonden. Liever gezegd: het is beledigend en volkomen ongepast.

Het is geen toeval dat het CVC zich richt tot de Indonesische ambassade. Als ware nationalisten spreken Van den Berg en de zijnen hun Indonesische collega-nationalisten aan op hun vaderlandsliefde. Dat maakt ook Ruud Spruit duidelijk, voormalig directeur van het Westfries Museum, dat een dubieuze rol speelt in het debat rond Coen, en naar eigen zeggen tachtig keer te gast in Indonesië. Hij kan zich vinden in het pleidooi van de fanclub van Coen en zijn VOC-roversbende. “In de tijd van Coen zijn de lijnen van het huidige Indonesië getrokken. Veel van de plantages zijn toen ontstaan. Onder de centrale leiding kregen de inwoners het beter dan bij de sultans van de afzonderlijke eilanden”, zo zet hij het klassiek-koloniale vertoog neer van de welvaart en beschaving brengende Nederlanders die de simpele wilden overzee op een hoger ontwikkelingspeil zouden hebben gebracht. “In tegenstelling tot alle betweters in Hoorn hebben de Indonesiërs helemaal niet zo’n moeite met Coen. Zonder hem zou Indonesië nu bestaan uit een veelheid van eilanden en volken met alle strijd van dien.”

Evenals andere vormen van nationalisme, moet ook het Indonesische nationalisme worden afgewezen. Nationalisme leidt altijd tot uitsluiting van bepaalde groepen mensen, waar ook ter wereld. De Nederlandse nationalisten hebben gelijk als ze zeggen dat Nederlanders als Coen zoveel hebben bijgedragen aan het bijeenbrengen van de eilanden, aan het ontstaan van de Indonesische natie. Maar dat is vooral fijn voor mensen die daarmee de baas konden gaan spelen over al die eilanden tegelijk. Niet vergeten mag worden met hoeveel bloedvergieten dat samensmeden gepaard is gegaan. Daarnaast heeft het Nederlandse kolonialisme en nationalisme tot op het laatst proberen te voorkomen dat Indonesië als zelfstandige staat zou ontstaan, uiteindelijk via een bloedige koloniale oorlog waarin Nederlandse militairen zich massaal schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden. Het is zaak om niet mee te gaan in het appel dat de nationalisten van het CVC doen op de nationalistische gevoelens onder Indonesiërs. Want ook het Indonesische nationalisme heeft op zijn beurt slachtoffers onder de bevolking heeft gemaakt, de afgelopen decennia onder meer in gebieden als Oost-Timor, West-Papoua, Sumatra en de Molukken. En de coup van Soeharto in 1965 kostte, onder het aanroepen van ‘de nationale veiligheid’, zeker een half miljoen mensen de kop, voornamelijk echte of vermeende communisten.

Harry Westerink