Neem de tijd!

Boekcover

In zijn eerste boek “Neem de tijd. Overleven in de to go-maatschappij” behandelt Koen Haegens een aantal belangrijke thema’s waar ook Doorbraak zich de afgelopen jaren mee bezig heeft gehouden. Waarom hebben we het allemaal zo druk tegenwoordig? Hoe hangt dat samen met de nieuwe fase waarin het kapitalisme beland is? Voor wie pakt de groeiende druk slecht uit, en voor wie wat beter? Hoe proberen we ons er ieder voor zich tegen te verzetten? En de belangrijkste vraag: kan dat verzet ook collectief gemaakt worden?

Haegens, redacteur bij het weekblad De Groene Amsterdammer, legt ragfijn bloot hoe ons leven en denken steeds meer beïnvloed raakt door de nieuwe neo-liberale managementmodellen die ons tegenwoordig al van kinds af aan opgedrongen worden. Iedereen moet zijn eigen Ik-BV managen, en zichzelf voortdurend optimaliseren voor de baas en de arbeidsmarkt. Het onderscheid tussen ons echte zelf en de arbeider die we moeten zijn verdwijnt. Het zelf wordt overgenomen en ingeschakeld voor de baas. Werk en vrije tijd gaan door elkaar lopen: er wordt gewerkt in de lunchpauze, ’s avond en in het weekeinde, en in bed en onderweg in de auto naar het werk ligt er altijd een aantekenboekje naast je om snel nog even wat gedachten op te kunnen tekenen over hoe je je werk zou kunnen verbeteren. En dan doen we ook nog eens steeds meer dingen tegelijkertijd, het zogenaamde multitasken.

Grootouders

Haegens put zijn voorbeelden veelal uit zijn eigen leven en dat van vrienden, collega’s en familie. Hij is actief geweest bij De Fabel van de illegaal (een van de voorlopers van Doorbraak) en Grenzeloos, en juist zijn blik van onderop maakt dit boek sterk en relevant. In een interview met zijn eigen opa en oma wordt duidelijk dat het niet zozeer het harde werken is waar mensen tegenaan lopen – want dat deden zijn grootouders op de boerderij ook –, maar het feit dat je geestelijk steeds verder bezet raakt door het kapitalisme met z’n productiviteitsdenken en arbeidsethos. En er tegenaan lopen doen veel mensen: van zelfmoorden bij reorganiserende bedrijven tot het groeiende aantal burn-outs.

Twee lijnen legt Haegens bloot die samen van grote invloed zijn geweest op het ontstaan van de huidige kapitalistische fase. De lijn van de neo-liberale stroming van economen, die vanaf de Tweede Wereldoorlog aan een opmars begon en rond het einde van de jaren 60 dominant werd. Precies op het moment dat het toenmalige voornamelijk keynesiaanse model op zijn einde liep, dat wil zeggen: onvoldoende winstgroei meer realiseerde. Vakbonden stelden hoge looneisen, en het systeem werd op allerlei manieren gesaboteerd, met name door de na-oorlogse generatie die niet langer aan de lopende band wilde staan. En daar loopt volgens Haegens een tweede lijn: er ontstond van onderop een beweging van vrij ondernemerschap die autonomie en flexibiliteit benadrukte. Dertig, veertig jaar later zijn een aantal van de daar levende opvattingen en praktijken alomtegenwoordig, maar die autonomie is er door de achterdeur uitgetrapt, met name voor de lagerbetaalden.

Versnelling

Beide lijnen hebben vanaf de jaren 70 bijgedragen aan een enorme versnelling van ons leven. Werkelijk alles gaat nu sneller: het werk, de productie, het afdanken van spullen en het kopen van weer nieuwe, de vrije tijd, alles! Naast het uitbesteden van werk naar lagelonenlanden, is dat volgens Haegens een belangrijke manier geweest waarop het neo-liberalisme de winsten weer heeft doen groeien. Men heeft de tijd als het ware samengedrukt, zegt hij.

We hebben weliswaar een 32- tot 40-urige werkweek behouden, laat hij zien, maar we doen inmiddels zoveel in onze vrije tijd, van bijscholen tot zakelijke telefoontjes ’s avonds, in het weekeinde en op vakantie, dat we feitelijk veel meer zijn gaan werken. Moderne werknemers zijn mede zo goedkoop en productief omdat ze maar voor, zeg, 36 uur betaald worden terwijl ze feitelijk veel langer werken. Ook de voorheen relatief rustige tijden van de jeugd en de ouderdom worden steeds meer samengedrukt. Jongeren moeten steeds sneller worden klaargestoomd voor de arbeidsmarkt, en de rust van de ouderdom wordt uitgesteld door de pensioenleeftijd te verhogen.

Verzet

Om tijd is altijd gestreden, schrijft Haegens. Vanaf de middeleeuwen hebben eerst de kerk en later de wereldlijke autoriteiten van staat en kapitaal geprobeerd om ons steeds dieper in allerlei tijdsregimes te dwingen. De eerste fabrieken werden opgezet om wevers die thuis niet hard en vaak genoeg werkten bij elkaar te kunnen zetten met een opzichter erbij. Maar elk nieuw regime leidde tot verzet, zoals het vooruitzetten en zelfs slopen van klokken. En verzet leidde weer tot nieuwe aanvallen op de autonomie van de arbeiders. Toen vanaf begin twintigste eeuw het fordisme met zijn lopende banden opkwam, werd het gedrag van arbeiders in de fabriek en ook thuis steeds verder bestudeerd en gereglementeerd door wetenschappers als Frederick Taylor. Met de stopwatch in de hand probeerden die elk aspect van het werkgedrag van de arbeiders te optimaliseren. Tijdsverspilling was zonde! Het naakte geweld waarmee het taylorisme gepaard ging, lijkt nu veel minder aanwezig omdat het is alsof we die stopwatch zelf hebben ingeslikt, zoals Haegens het zo mooi zegt. We hebben het efficiëntiedenken nu volkomen geïnternaliseerd. Of blijft er toch iets wringen?

Het is niet voor niets dat onthaasten nu in de mode is. Er is een hele industrie op gegrondvest. Maar we kunnen individueel hooguit tijdelijk even aan het tijdsregime ontkomen. We moeten toch werken, en liefst sneller! Filosofen als Ivan Illich en Henry David Thoreau zeiden dat ze persoonlijk liever gingen lopen dan de trein te nemen, omdat ze meer tijd kwijt waren met het werken voor het geld voor een kaartje. Niet meer meedoen aan de ratrace dus. Maar een werkelijke oplossing kan alleen collectief zijn. We zijn nu eenmaal sociale wezens en ons leven wordt grotendeels bepaald door hoe de mensen om ons heen leven.

En ook als linkse activisten worstelen we met dat probleem, al behoorlijk lang zelfs. Haegens beschrijft treffend hoe we in actiekringen wel grappen maken over onze zelfuitbuiting door bij wijze van spreken dag en nacht door te werken. Het mooie is dat hij een behoorlijk radicaal-links verhaal behapbaar heeft weten te maken voor een veel groter leespubliek. Het jaren 60-protest tegen de lopende band laat zien dat verzet daadwerkelijk mogelijk is en loont, ook al pakt het natuurlijk nooit helemaal uit zoals het bedoeld is. Ook nu zijn er weer tekenen, zo laat Haegens zien, van bewegingen die niet meer willen meedoen in de ratrace. Op het gebied van milieu en voedsel bijvoorbeeld besluiten groeiende groepen mensen om de dingen langzamer en meer zelfbepaald te gaan doen. Ze vormen zo scheuren in het kapitalisme, zou de auteur John Holloway zeggen. En als we die bij elkaar weten te brengen, dan is alles mogelijk!

“Neem de tijd. Overleven in de to go-maatschappij”, Koen Haegens. Uitgeverij: Ambo, € 17,95. ISBN: 9789026324079.

Eric Krebbers