Franse bommen op Mali: verwerpelijk ingrijpen in verwerpelijke oorlog

Franse soldaten komen aan in Bamako, de hoofdstad van Mali.
Franse soldaten komen aan in Bamako, de hoofdstad van Mali.
Frankrijk voert oorlog in Mali, bombardeert steden en breidt haar troepenmacht uit. Andere Europese staten, ook Nederland, hebben steun uitgesproken, de VN-Veiligheidsraad eveneens. De oorlog richt zich tegen de opmars van islamistische rebellen die de afgelopen maanden een flink deel van het land in hun greep hebben gekregen. Mali – zo luidt het officiële excuus – mag geen terroristisch bolwerk worden. Daarom gooit terroristisch bolwerk Frankrijk, gesteund door al die andere terreurnetwerken, van VN tot NAVO, er dus bommen op. De winnaars heten arrogantie en hypocrisie. Verliezers zijn in ieder geval de gebombardeerde Malinezen en opgeofferde militairen, aan elke kant van de scheidslijn.

Hoe kwam het tot deze oorlog? Het conflict speelt al vele maanden en heeft een lange voorgeschiedenis. Mali was een Franse kolonie en werd in 1960 onafhankelijk. Vanaf 1968 werd het langs nadrukkelijk autoritaire lijnen bestuurd, want in dat jaar pleegde luitenant Moussa Traore een staatsgreep. Het land werd een militaire dictatuur, totdat er in 1991 een volksopstand uitbrak die democratische verlangens en eisen naar voren bracht. Luitenant-kolonel Amanou Toumani Toure pleegde een staatsgreep om ruimte te maken voor de liberaal-democratische overgang. In 1992 kwamen er verkiezingen, waarin hij opvallend genoeg geen kandidaat stond. Een zekere Alpha Kunare werd president, en won ook in 1997 de verkiezingen. In 2002 was het dan toch de beurt aan Toure, die in dat jaar de presidentsverkiezingen won en dat in 2007 nogmaals deed, met een nog grotere meerderheid: 71 procent. Intussen was Mali een min of meer functionerende liberale democratie geworden, een betrekkelijk open maatschappij, zij het nog altijd vol problemen: armoede, corruptie en regionale conflicten.

Libië

Die laatste werden de relatief democratische verhoudingen noodlottig. De noordoostelijke helft van het land werd bevolkt door Toearegs, een bevolkingsgroep die ook in aangrenzende landen woonde. Vanuit deze bevolkingsgroep kwam een streven naar autonomie, tot en met afscheiding, op. Rond 1963 was er een opstand, neergeslagen door het leger. In 1990-1995 – de periode dus dat Mali overging van dictatuur naar burgerlijk democratisch bestuur – vond er een volgende Toeareg-revolte plaats. Die werd via concessies onder het presidentschap van Konare ingedamd. Aan Toearegs werd meer autonomie beloofd. In 2006 werd er een akkoord gesloten waarin autonomie werd afgesproken voor door Toearegs bewoond gebied. Maar in 2007-2009 bleven er gewelddadige botsingen plaatsvinden, opflakkeringen van opstandigheid en repressie, ondanks een wapenstilstand.

In 2011 brak in Libië de gewapende strijd tegen de dictatuur van Kadhafi uit. Veel Toearegs vochten in dienst van dat bewind. Nadat Kadhafi via die opstand en via NAVO-interventie was verdreven, trokken veel Toearegs naar huis, in dit geval naar Mali. Ze namen wapens mee en haalden in de chaos na de opstand nog flink wat wapendepots leeg. De Toeareg-strijders waren daarmee opeens een stevige militaire macht geworden. Toen in 2011 de Toeareg-opstand weer oplaaide, raakte het leger van Mali snel in ernstige problemen. Zo ernstig dat boze militairen muitten tegen het in hun ogen slappe beleid van Toure. Hem werd verweten het leger te weinig te steunen, en ook corruptie en dergelijke werd hem ten laste gelegd. Dat het antwoord op corruptie in een nog enigszins democratisch en liberaal bestel – waarin er nog ruimte is om van onderop voor progressieve verandering te vechten – niet kan bestaan uit het vervangen ervan door militair bestuur – waarin die ruimte ernstig is ingeperkt en oppositie al gauw levensgevaarlijk wordt – mag duidelijk zijn. Dat de “soldaat der democratie”, zoals Toure vanwege zijn rol in 1991-1992 genoemd werd, zijn glans als democratische held was kwijtgeraakt echter ook.

Frankrijk

Er kwam een nieuwe sterke man, kapitein Amadou Sanogo, voorzien van een militaire opleiding in de VS. Maar echt sterk bleek de sterke man niet. Terwijl de hoofdstad een chaotische machtsstrijd onderging, kreeg de opstand van Toearegs de ruimte om zich snel uit te breiden. De belangrijkste Toeareg-beweging, MNLA, streed voor een onafhankelijke Toeareg-staat Azawad. Het was een seculiere beweging. Maar in hetzelfde gebied was ook een franchise van Al Qaeda actief, een groepering die zich al een tijdje bezig hield met het voor losgeld ontvoeren van mensen uit westerse landen. Daarnaast kwamen twee andere islamistische bewegingen op, Ansar Dine en Mujao. Die laatste was een afsplitsing van de genoemde Al Qaeda-club. Aanvankelijk vochten islamisten en seculiere Toeareg-strijders zij aan zij tegen de Malinese staat. Maar al snel raakten ze onderling slaags, waarbij islamistische groepen – vaak strevend naar een islamitische staat in heel Mali – de MNLA overvleugelden. In het westerse jargon dat we kennen sinds in 2001 de “oorlog tegen terrorisme” werd afgekondigd: een groot deel van Mali dreigde een islamistisch terroristisch bolwerk te worden. Toen islamistische strijders een bestandsgrens doorbraken en steeds dichter bij de hoofdstad dreigden te komen, greep Frankrijk in en sloeg men aan het bombarderen.

Dat Franse ingrijpen vond plaats met instemming van de regering van Mali. Die was intussen nogal geherstructureerd. Afrikaanse buurlanden accepteerden de machtswisseling via de staatsgreep niet, en oefenden druk uit. Er werd een regering van nationale eenheid ingesteld, onder leiding van Dioncounda Traore, partijgenoot van en eerder ook minister onder Toure. Daarmee was de staatsgreep goeddeels ongedaan gemaakt. Aanhangers van de couppleger vielen in mei dan ook de interim-president aan. Die zocht een veilig heenkomen, en uiteindelijk medische behandeling in Frankrijk. Hij was vervolgens degene die Frankrijk om militaire hulp vroeg tegen de oprukkende opstandelingen.

Islamisme

Twee vragen dienen zich aan. Hoe komt het dat een overwegend seculiere afscheidingsbeweging zo gekaapt kon worden door een jihadistische beweging wiens doel niet afscheiding maar een streng islamitisch regime is? En wat drijft de Franse interventie?

De diverse jihadisten hanteren een superstrenge versie van de islam, en leggen die versie hardhandig op. Grote verontwaardiging lokte de verwoesting door islamisten van eeuwenoude graftomben in Timboektoe uit, monumenten die als godslasterlijk werden behandeld. Berichten over wandaden en strenge straffen druppelden naar buiten: een vrouw die honderd zweepslagen met een elektriciteitskabel kreeg omdat ze een mannelijke bezoeker water had gegeven. Handafhakking wegens diefstal. Huwelijken met tienjarige meisjes, die onder dreiging met een geweer tot trouwen worden gedwongen, verkracht, waarna er tot scheiding wordt overgegaan.

Waakzaamheid is overigens geboden bij deze vreselijke berichten. Ze komen naar buiten nadat Frankrijk haar oorlog begon, en kunnen weer wel ernstig zijn aangedikt of zelfs verzonnen, om die oorlog een glans van humanitaire rechtvaardiging te geven. Tegelijk hoorden we ook ruim voor deze aanval al soortgelijke berichten: op 31 juli berichtte Trouw bijvoorbeeld over de steniging van een echtpaar wegens het hebben van relaties buiten het huwelijk. Voor illusies is weinig ruimte; de diverse islamisten vestigen in het gebied waar ze de baas zijn een naargeestig islamistisch bewind. Een broodnodige afwijzing van de Franse oorlogsvoering kan dan ook op geen enkele manier verbonden zijn met de verdediging, in welke zin of vorm dan ook, van deze verwerpelijke bewegingen, ook niet als sommige van de beweringen over hun wandaden naderhand overdreven blijken te zijn geweest. Beide kanten verdienen een nederlaag, bij voorkeur tegelijkertijd en tamelijk totaal.

Corruptie

Vraag is waarom dit jihadisme zo sterk is. De versie van de islam die ze hanteren, is namelijk niet de in Mali gangbare versie. Daar is volgens Juan Cole een vrij open-minded, op mystiek soefisme gebaseerde islam gangbaar. Dat is geen wereldbeeld waarin enthousiast gestenigd en met zwepen wordt geslagen. De Taliban-achtige versie van de islam wordt Malinezen gewelddadig opgedrongen. Dat lukt, om twee redenen. Corruptie en chaotisch staatsbestuur wekt bij veel mensen ongetwijfeld de behoefte aan een harde hand die orde op zaken stelt. De Taliban kregen in 1996 ook vleugels toen militieleiders een zodanig corrupte, wrede en ook nog eens voortdurend onderling vechtende kliek vormden dat mensen de keiharde sharia-oplegging met opluchting begroetten. Mij zou het niet verbazen als in Mali iets soortgelijks meespeelde. In die zin is de islamistische tirannie een product van de onmacht van de Malinese staat om een niet-corrupt en als rechtvaardig ervaren bestuur te voeren. Zolang er zich geen krachten van onderop ontplooien die rechtvaardigheid en strijd tegen corruptie weten te combineren met vrijheidseisen en rechtstreekse zeggenschap over de gemeenschap, zal de aantrekkingskracht van religieus autoritarisme blijven bestaan.

Een tweede reden is echter materieel van aard. Islamisten kunnen nog zo hard roepen om jihad en een islamitische staat, zonder machtsmiddelen zijn ze nergens. De Taliban was in 1996 nergens gekomen zonder massale militaire en financiële steun uit Pakistan en Saoedi-Arabië. Allebei nauwe Amerikaanse bondgenoten trouwens. Hoe dit precies voor de diverse jihadisten in Mali zit, weet ik niet. De BBC schreef echter wel dit: “Mali-analist Andy Morgan zegt dat de islamisten veel rijker zijn dan de MNLA aangezien zij de laatste jaren geld verdienden door westerlingen te ontvoeren voor losgeld, en door cocaïne, hasj en sigaretten te smokkelen.” Dat klinkt niet onzinnig, maar toch is ook hier voorzichtigheid weer geboden. Het verwijt dat de tegenstanders in de drugshandel en de georganiseerde criminaliteit zitten is een klassiek propagandathema van westerse staten op oorlogspad. De Taliban kregen het naar hun hoofd, maar de sandinistische regering van Nicaragua in de jaren tachtig ook, toen die onder vuur lag van een door de CIA getrainde rechtse terreurbeweging. In het geval van Mali zijn er echter inderdaad wel aanwijzingen die met name Al Qaeda in verband brengen met drugssmokkel. Jihadisme als ondernemerschap, waarom ben ik niet helemaal verbaasd? Maar of dat soort praktijken echt voldoende opleveren voor het huidige jihadistische overwicht?

Interventie

Wat drijft intussen de Franse interventie? We zagen dat de Malinese regering er zelf om vroeg, maar dat kan niet de doorslaggevende reden zijn geweest. Kortgeleden vroeg de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) steun aan hetzelfde Frankrijk tegen oprukkende gewapende rebellen. Frankrijk wimpelde het verzoek af, en bespaarde het land daarmee bombardementen en nieuw oorlogsgeweld. In Mali maakte Frankrijk een andere keus. Wat is het verschil?

De Volkskrant haalt correspondent Ariejan Kortweg aan, en die noemt drie redenen voor het Franse ingrijpen. De rebellen braken door een “wankele bestandslijn” heen. “Langer wachten zou de hoofdstad Bamako, waar zo’n zesduizend Fransen leefden, in gevaar brengen.” Eigen volksgenoten eerst, dus bommen erop. Dat was de logica. “Ook willen de Fransen koste wat kost voorkomen dat Mali verandert in een islamitische staat die terroristen als hun uitvalsbasis kunnen gebruiken” – hetzelfde argument dat de VS nu al tien jaar rond Afghanistan hanteert. Hier zien we een verschil met de CAR: de opstandelingen daar waren niet, of niet nadrukkelijk, van islamistische signatuur. “Tot slot heeft Frankrijk sterke economische (handel) en culturele banden met Mali.” Samengevat: Frankrijk verdedigt westerse belangen in het kader van “de oorlog tegen terrorisme”. Frankrijk verdedigt haar eigen mensen. En Frankrijk verdedigt haar rol als neo-koloniale macht.

Met het helpen van Malinezen heeft het niets te maken, al snap ik best dat in de hoofdstad mensen blij zijn met de Franse steun tegen opstandelingen wiens zege hen immers niets goeds belooft. Maar democratie en mensenrechten spelen in de motivatie van de Franse oorlog klaarblijkelijk geen rol. Het is gewoon een koloniale, imperialistische oorlog. Degenen die van de nog verse president, de socialist (?) Hollande, iets beters verwachtten, zijn wellicht verbaasd. Degenen die de rol van eerdere ‘socialisten’ aan de Franse staatsleiding – Mitterand bijvoorbeeld – kennen, zijn de verbazing allang voorbij.

Afwijzen

De Franse oorlog verdient dus totale afwijzing, oppositie, verzet. Niet omdat we de andere kant kiezen – die is net zo verwerpelijk -, maar omdat ze imperialistische belangen dient, en de Malinese bevolking daarvoor aan extra oorlog onderwerpt. Frankrijk heeft intussen diverse steden gebombardeerd. Op zaterdag kwam zo’n Franse bom op de plaats Konna terecht: 11 doden, waaronder kinderen die vluchtten en daarbij verdronken, aldus de burgemeester van de plaats die zelf ook is gevlucht. De opmars van de opstandelingen gaat intussen door.

De uitkomst van dit alles is ongewis, en op korte termijn hoogstwaarschijnlijk tamelijk akelig. Een in tweeën gehakt Mali waar de ene helft de andere helft bevecht met Franse luchtsteun? Een door jihadisten onder de voet gelopen Mali omgevormd tot harde religieuze dictatuur? Een via Frans ingrijpen weer verenigd en intussen door de oorlog verregaand gemilitariseerd Mali, verenigd tegen een hoge prijs aan doden, en onder een Malinees gezag dat afhankelijk is van haar nauwelijks nog voormalig te noemen koloniale ‘moederland’? Dat laatste lijkt me trouwens onwaarschijnlijk, tenzij Frankrijk in staat en bereid is niet de aangekondigde 2.500 soldaten, maar een veelvoud daarvan, aan militairen te sturen, of massieve steun van andere staten krijgt. Maar in alle drie de scenario’s zijn gewone mensen in Mali het slachtoffer, terwijl staten, bureaucraten, legale en illegale ondernemers in allerlei ideologische omhulsels goede kwalijke zaken doen. Het Franse ingrijpen brengt aldus voornamelijk nieuwe ellende bovenop de oude narigheid, en dient dus krachtig te worden tegengewerkt. De Nederlandse diplomatieke steun eraan is een schandaal.

Peter Storm
Maker van het weblog Ravotr