Hoongelach van dwangarbeiders om loze praatjes van Herstelling-manager

Jeroen Sprenger doet de negatieve ervaringen en kritiek van zijn dwangarbeiders steevast af als "onzin".
Jeroen Sprenger doet de negatieve ervaringen en kritiek van zijn dwangarbeiders steevast af als “onzin”.

Gisteravond discussieerden zo’n tachtig mensen in een overvolle zaal in Amsterdam over werken voor je uitkering, oftewel dwangarbeid, en over de algemene “tegenprestatie” die staatssecretaris Jetta Klijnsma wil invoeren. Er was een forum met Jeroen Sprenger, voorzitter van stichting Herstelling, een controversieel reïntegratieproject in Amsterdam Zuidoost, Gijsbert Vonk, hoogleraar in Groningen, en Ruud Kuin, vicevoorzitter van de FNV. Het debat stond onder leiding van buurtbewoner Malene Duijst en werd georganiseerd door stichting Wereldse Wijk, de Bijstandsbond en het actiecomité Dwangarbeid Nee.

Een vertegenwoordiger van stichting Herstelling die ontkent dat er misstanden zijn, die beweert dat de getuigen uit hun nek kletsen en die verkondigt dat alles koek en ei is. Een professor die de duistere kanten belicht van de revanchegedachte in de sociale zekerheid en die vaststelt dat er een kentering is in de discussie over werken met behoud van uitkering. En een vicevoorzitter van de FNV die het woord “dwangarbeid” in de mond neemt. Zo valt de bijeenkomst in een notendop samen te vatten.

Waslijst aan klachten

Vooral de bijdragen van Sprenger riepen in de zaal heftige reacties op. Diverse bijstandsgerechtigden die in een van de projecten van Herstelling werken, gaven aan dat ze er niets leerden, dat ze er intimiderend werden behandeld, dat ze werden bedreigd met strafkortingen die ook daadwerkelijk worden doorgevoerd, en dat zowel laag- als hoogopgeleiden urenlang pagina’s van dossiers moeten tellen of nietjes uit dossiers moeten halen. De “werkmeesters” zijn niet professioneel en niet op hun taak berekend, zo werd er gezegd. Er werd een waslijst aan klachten naar voren gebracht. Sprenger kwam niet veel verder dan dat het allemaal niet waar zou zijn, dat hij regelmatig sprak met bijstandsgerechtigden die in een project zaten en dat hij alleen maar positieve verhalen hoorde, wat hem op hoongelach van de zaal kwam te staan. Sprenger schermde ook met het uitstroomcijfer van de projecten. Zestig procent van de bijstandsgerechtigden die bij Herstelling te werk worden gesteld, zouden uitstromen naar betaald werk.

Bijstandsbond-advocaat Marc van Hoof ontkende later dat Sprenger dat kon weten. “De gemeente Amsterdam houdt helemaal geen uitstroomcijfers bij, men weet niet waarom mensen uitstromen en waar naartoe.” De advocaat sprak uit ervaring, omdat hij bijna dagelijks bijstandsgerechtigden begeleidt en procedures voert voor degenen die bij stichting Herstelling een strafkorting hebben gekregen. Ook hij benadrukte dat nietjes uit dossiers halen, pagina’s tellen, of planten water geven helemaal niet bijdraagt aan de ontwikkeling van de bijstandsgerechtigden en hen geen perspectief geeft op betaald werk. Sprenger beweerde in een reactie daarop dat de analyse van Van Hoof niet klopte en dat het tegenovergestelde het geval was.

Stigmatisering

Tijdens de discussie kwam naar voren dat sommige bijstandsgerechtigden een jaar of nog langer dwangarbeid moeten verrichten. Sprenger bleef alles botweg ontkennen. “De mensen krijgen een vakopleiding”, zei hij, “en je kunt maximaal zes maanden in het project te werk worden gesteld”. Afwijkingen waren hem niet bekend. Maar later in het debat had hij het plotseling over “zes tot negen maanden in het project werken”. Hij hoorde graag wat die afwijkingen waren en dan zou hij dat aan de orde gaan stellen, liet hij ook nog weten. Hij stigmatiseerde bijstandsgerechtigden ook nog door op te merken dat de deelnemers aan de projecten over het algemeen een criminele achtergrond zouden hebben, of een drugsverleden. Vanuit de zaal werd aangegeven dat dat kolder was. Sprenger bleek werklozen en mensen met een taakstraf voor het begaan van een overtreding op één hoop te gooien. Die verwarring zaaiende vermenging komt de beleidsmakers goed uit, want bijstandsgerechtigden komen zo in de beeldvorming nog meer in de hoek te zitten van mensen die iets verkeerds hebben gedaan of ergens schuldig aan zijn.

Sprenger plaatste het succes van zijn stichting tegenover alle andere reïntegratieprojecten, ook in andere gemeenten, zoals de Rotterdamse Glenn Mills-scholen. Die projecten zouden allemaal zijn mislukt, terwijl de methode van Herstelling blijkbaar een doorslaand succes zou zijn. Tegenover de getuigenverklaringen benadrukte hij doodleuk dat zijn stichting zou werken met het grootst mogelijke respect voor bijstandsgerechtigden. “Als mensen niet komen opdagen op afspraken, dan gaan we correct met hen om. We brengen een bezoek aan de mensen thuis om te kijken wat er aan de hand is.” En: “Ach ja, het is in ieder bedrijf zo dat als je bij de poort gaat staan en je mensen gaat interviewen, je altijd wel rare verhalen hoort. Maar ja, het is wel zo dat veel werklozen geen realistisch beeld hebben van zichzelf. Dat proberen wij bij te stellen, want niet iedereen kan nu eenmaal piloot worden. Mensen hebben ook een slecht beeld van wat het bedrijfsleven vraagt. Daar hoort takken rapen en nietjes uit dossiers halen ook bij. Het is flauwekul dat de mensen dat de hele dag moeten doen. We brengen mensen weer in een kansrijke positie. Het is wel zo dat er de eerste veertien dagen van het project mensen zijn die daaraan moeten wennen, die wat protesteren. Maar daarna zijn ze heel tevreden.”

Onderzoeksrapport

Bijstandsbond-medewerker Jacques Peeters liep naar voren en duwde Sprenger het in november verschenen onderzoeksrapport van Dwangarbeid Nee onder zijn neus. “Hebt u dit gelezen? Dit was de aanleiding voor De Volkskrant-artikelen op 24 december, waar iedereen verbijsterd over was. Dan kunt u zien hoe het eraan toegaat.” Sprenger keek verbaasd, of veinsde dat. “Ik zie dit rapport voor het eerst”, zei hij, “het is nooit aan mij overhandigd”. In een mailcontact met Dwangarbeid Nee-activisten had hij onlangs nog gesteld: “Jullie denken toch niet dat er ook maar iets wat in jullie kringen speelt, voor mij verborgen blijft.” Er werd hem gewezen op de vele strafkortingen die worden opgelegd, als dwang en pressiemiddel. “Dat is een zaak van de Dienst Werk en Inkomen”, zei hij, in een poging om zijn verantwoordelijkheid te ontlopen. “Daar heb ik niets mee te maken, u pist tegen het verkeerde paaltje. U moet bij de DWI zijn.” En weer kwamen er getuigenverklaringen van dwangarbeiders naar voren. De typerende reactie van Sprenger: “Nee, ik ga niet in op individuele gevallen, dat doe ik niet.”

Vervolgens hield de Amsterdamse ex-wethouder Roel Walraven een gloedvol betoog. Hij ging in op het tekort aan banen als oorzaak van de werkloosheid. En hij merkte op dat projecten als van Herstelling niet bijdragen aan het perspectief voor bijstandsgerechtigden. Ook benadrukte hij dat werklozen en werkenden samen een coalitie moeten aangaan en moeten strijden voor werkgelegenheid. Sprenger: “Nou, de oude Walraven, daar was ik het wel mee eens, dat was in de tachtiger jaren. Maar de nieuwe Walraven met zijn kritiek op Herstelling, daar kan ik me niet in vinden.”

Ook kwam een vertegenwoordiger van de AbvaKabo aan het woord. “Meneer Sprenger, ik doe een voorstel. Als er nu eens een commissie wordt ingesteld, bestaande uit mensen die in de projecten werken, wat zou u daarvan vinden? En kunt u dan aangeven dat kritische mensen in die commissie niet om die reden met strafkortingen zullen worden geconfronteerd?” Maar dat wuifde Sprenger weg. “Dat is weer een structuurtje optuigen”, zei hij, “Daar hebben we niets aan.” Hij probeerde de Dwangarbeid Nee-activisten zelfs de les te lezen. Ze moesten “de dialoog” aangaan, wat ze volgens hem zouden nalaten. “Ik heb mensen voor het hek van het Praktijkcentrum aan de Laarderhoogtweg zien staan”, vertelde hij. “En AbvaKabo-kaderleden binnen, die voor het project werken, zeiden: daar heb je die lui weer om ons dwars te zitten. Verder hadden ze niets van de actievoerders gehoord. Vroeger was er overleg met de vakbonden, maar nu staan ze voor het hek en verder niets.” Daarmee bediende Strenger zich van een klassieke verdeel-en-heerstruc: het beeld neerzetten van onredelijke relschoppers die niet willen overleggen en over de hoofden van de doelgroep heen hun gram willen halen. Hij klaagde zijn nood over de reacties uit de zaal. “Ach vakbondsbestuurders, kom bij ons langs, plaats ons niet in het beklaagdenbankje. Ik ben ernstig teleurgesteld in het comité Dwangarbeid Nee en de uitkeringsgerechtigden.” Voor het gemak vergat hij maar even dat ook de FNV meedoet aan Dwangarbeid Nee. Over het hek rondom het gebouwencomplex aan de Laarderhoogtweg, dat is voorzien van prikkeldraad, merkte hij nog op: “Oorspronkelijk stond daarover een passage in het Volkskrant-artikel van 24 december, maar dat is het enige dat we eruit hebben gekregen.”

Participatieladder

Sprenger benadrukte in zijn schets over het ontstaan van de Herstelling-projecten de hartelijke relaties met de FNV. “Herstelling is een reïntegratie-instelling waar mensen aan werk worden geholpen. We zijn vijftien jaar geleden opgezet door kaderleden van FNV Bouw. Ons ideaal was om mensen met weinig kansen op de laagste treden van de participatieladder werk te geven op de fortificaties rond Amsterdam. We zijn in dubbel opzicht een succesvol project. We helpen afgekeurde ex-werknemers uit de bouw en de metaal aan werk door hen als werkmeester aan te stellen. Daarnaast helpen we in de projecten mensen aan werk die een drugs- of crimineel verleden hebben.” Diverse bonzen zouden zich lovend over de Herstelling-projecten hebben uitgelaten. Hij noemde onder meer Hans de Boer, oud-rijkscommissaris voor het Jeugdbeleid. Verder roemde hij de positieve samenwerking met uitzendbedrijf Randstad.

Een wetenschappelijk medewerkster van de Vrije Universiteit vertelde dat ze eerder in de “human relations”-sector had gewerkt en zich toen had bezig gehouden met “social return”-projecten. Het gaat daarbij om afspraken waarbij gemeenten in het kader van werkopdrachten van particuliere bedrijven verlangen dat ze een bepaald percentage werklozen of mensen met een handicap in dienst nemen. Ze had daarbij ook veel gesproken met Herstelling-vertegenwoordigers. Opvallend was dat ze ontkende dat Herstelling alleen maar een reïntegratietraject was. Die vertegenwoordigers hadden daarover een heel ander verhaal verteld dan wat Sprenger nu aan het beweren was. Ze hadden Herstelling namelijk gepresenteerd als een gewoon bedrijf, dat bepaalde opdrachten en werkzaamheden kan uitvoeren met werklozen. Herstelling zou volgens hen dus goed passen tussen andere bedrijven waarmee “social return”-afspraken zouden kunnen worden gemaakt. Ook nu ontkende Sprenger weer. “Nee, we zijn een reïntegratiebedrijf. We kunnen niet in een korte periode werkzaamheden verrichten. Je kunt niet tegen ons zeggen: het moet in een maand klaar zijn. Wij doen er langer over.” De dwangarbeiders en andere aanwezigen toonden zich na afloop van het debat verbijsterd over Sprengers houding en zijn manier van reageren. Dat zal allemaal wel deel uitmaken van de “methode-Herstelling”.

Worsten

Het tweede forumlid, FNV-er Kuin, meldde dat nog geen één procent van het “bruto binnenlands product” naar de bijstand gaat en dat er tweemaal zoveel wordt uitgegeven aan de hypotheekrente-aftrek. “Als we van mensen met hypotheekrente-aftrek ook gaan eisen dat ze iets terug doen voor de maatschappij, dan wordt het behoorlijk stil op straat.” De FNV vindt, zo legde hij uit, dat er in feite maar twee soorten werk zijn: echt vrijwilligerswerk en betaalde arbeid. In de huidige discussie over de “tegenprestatie” worden mensen tegenover elkaar gezet: mensen met een uitkering tegenover mensen met een loon. De FNV is daar mordicus tegen. Het is niet toevallig dat staatssecretaris Martin van Rijn aankondigt dat zo’n honderdduizend banen in de zorg worden geschrapt en dat vervolgens een andere staatssecretaris, Klijnsma, aankondigt dat het verrichten van mantelzorg ook kan worden beschouwd als “tegenprestatie” en dus werken zonder loon.

Als het zo doorgaat, dan kan in veel gevallen inderdaad van dwangarbeid worden gesproken, zo liet Kuin weten. Hij maakte zich erg boos over critici van deze term die zeggen: het is geen dwangarbeid, want je hebt de keuze om wel of geen uitkering aan te vragen. Maar veel mensen hebben die keuze niet. Ze moeten een uitkering hebben en komen daardoor meteen ook terecht in dwangarbeidprojecten. Hij kondigde aan dat de FNV de zaak juridisch nader gaat onderzoeken, bijvoorbeeld over de vraag of dwangarbeid in strijd is met internationale verdragen. De FNV-vicevoorzitter was onlangs in Stadskanaal waar in de groenvoorziening negen van de tien arbeiders voor hun uitkering werkt. De gemeente bespaart zo een miljoen op het groenonderhoud. En hij kende het voorbeeld van een dwangarbeider die maandenlang in een slagerij worsten moest maken voor zijn uitkering. Hij vond dat dat werk gewoon betaald moest worden, op basis van een arbeidscontract. Verder constateerde hij een voortschrijdende normvervaging ten opzichte van bijstandsgerechtigden. Ook ging hij in op de situatie in de thuiszorg. Daar wordt de arbeid steeds meer uitgesplitst in stukjes werk. De arbeiders worden daar steeds lager voor beloond. Eerst zaten ze nog in salarisschaal 25, toen zijn ze naar 10 gegaan. En nu moeten bijstandsgerechtigden dat werk gaan doen.

Dooddoener

Hoogleraar Vonk vertelde dat hij onlangs spreker was geweest op een bijeenkomst van PEL in Leeuwarden. Hij benadrukte dat steeds meer ervaringsdeskundige bijstandsgerechtigden met getuigenverklaringen komen, wat minstens zo belangrijk is als de wetenschappelijke rapporten die over de herinrichting van de bijstand en de “tegenprestatie” worden geschreven. Tijdens de Tweede Kamer-hoorzitting over de Klijnsma-plannen had hij aangegeven dat hij wel een hele stapel vuistdikke onderzoeksverslagen en overheidsstukken aan zich voorbij had zien trekken, maar dat bij de evaluatie van de tot nu toe genomen maatregelen in geen enkel rapport de ervaringen en de belevingswereld van de bijstandsgerechtigden zelf aan de orde waren gekomen. Geen enkel Kamerlid had op die toch wel essentiële opmerking gereageerd. Vonk heeft in een recent artikel in het Nederlands Juristenblad stelling genomen tegen de invoering van de algemene “tegenprestatie”. Volgens hem is er sinds de publicatie van de Volkskrant-artikelen van 24 december een kentering aan de gang. Eerst zaten bijstandsgerechtigden in het beklaagdenbankje en moesten ze zich verdedigen tegen vooroordelen en tegen aanvallen op hun positie. Nu is het meer andersom: politici als Klijnsma en ook mensen met vooroordelen over werklozen krijgen kritiek over zich heen. Zij zijn het nu die zich moeten verdedigen, omdat bijstandsgerechtigden steeds meer hun mond opendoen en terugvechten.

Vonk vindt het debat over de “tegenprestatie” tweeslachtig. Aan de ene kant zijn er mensen, met name goedbedoelende sociaal-democraten, die graag willen dat bijstandsgerechtigden volop deelnemen aan de samenleving en hen daartoe willen activeren. Aan de andere kant komt steeds meer de revanchegedachte om de hoek kijken, wat gepaard gaat met gedachten als: ze hebben een uitkering, die moet ik betalen, laat hen er maar voor werken, je moet die klaplopers aanpakken, ze gebruiken gemeenschapsgeld, dus zet hen maar onder druk. Op hun beurt zouden bijstandsgerechtigden door het verrichten van dwangarbeid moeten laten zien hoe dankbaar ze zijn. Dat is de duistere kant aan de “verplichte tegenprestatie”. Er wordt in het debat geschipperd tussen repressie en verheffing van de werkloze. De Klijnsma-plannen gaan daarbij volgens hem een brug te ver. Hij noemde twee redenen daarvoor. Ten eerste hebben de plichten en straffen die bijstandsgerechtigden worden opgelegd, niet meer tot doel om reïntegratie te bevorderen en om kansen voor mensen te scheppen. Ten tweede doelt het Klijnsma-voorstel alleen op de plichten van bijstandsgerechtigden, niet op hun rechten. Dat zet de poort wijd open voor grootschalig misbruik door het ambtenaren-apparaat. En het leidt tot een structureel nog groter verschil in macht. Als groepen mensen volkomen rechteloos worden gemaakt, dan wordt het risico van misstanden en uitbuiting levensgroot. Ook de analyse van Vonk over machtsverschillen werd door Sprenger afgedaan als “onzin”. Uit het veelvuldig gebruik van die dooddoener tijdens het debat bleek dat de Herstelling-manager in feite nauwelijks een inhoudelijk weerwoord had op de stroom aan kritieken die zeker de laatste tijd over zijn dwangarbeidprojecten wordt uitgestort. Gisteravond werd hem het vuur aan de schenen gelegd. Hoe lang nog zal Sprenger de werkelijkheid blijven ontkennen?

Piet van der Lende