Jaarboek Kritiek voor de wel zeer brede linkse beweging

De cover van het jaarboek.
Vorige maand werd het jaarboek Kritiek van 2011 gepresenteerd op een speciale bijeenkomst in Utrecht. Het is alweer het vierde nummer in de reeks. Een bespreking.

Doorbraak draagt Kritiek een warm hart toe. Samen organiseren we de komende tijd bijeenkomsten in Leiden en Nijmegen, en ook leveren we een spreker voor een Kritiek-bijeenkomst in Den Haag. Vorig jaar spraken Doorbraak-activisten op Kritiek-bijeenkomsten over rechts-populisme in Den Bosch en in Den Haag. In het nieuwe nummer staat een bijdrage van mijn hand over community organizing, en eerder schreef Doorbraker Harry Westerink erin over het nationalisme van de SP.

Het nieuwe jaarboek is een bundeling van 11 artikelen over uiteenlopende kwesties. Het is verleidelijk om in een recensie in te gaan op elk van de afzonderlijke stukken, en de daarin uiteengezette analyses en visies te bespreken en eventueel te bekritiseren. Dat is immers de bedoeling van een jaarboek dat “kritiek” heet. Op de website van Solidariteit heeft Sjarrel Massop daartoe een verdienstelijke poging gedaan, en zijn recensie geeft een aardig beeld van de artikelen die er in het nieuwe jaarboek te vinden zijn.

Discussie

Een andere invalshoek is om te kijken naar het jaarboek als geheel. Waar is het voor bedoeld en op wie is het gericht? “Kritiek. Jaarboek voor socialistische discussie en analyse”, zoals de volledige naam luidt, “biedt ruimte aan artikelen van polemische, strategische en theoretische aard over kwesties die van belang zijn voor de linkse beweging”. Zo valt voorin het boek te lezen. Een prima doelstelling, want discussie is hard nodig in deze barre tijden waarin links op een onvoorstelbare manier het onderspit heeft moeten delven. Discussie is ontzettend hard nodig: over hoe het zover heeft kunnen komen, over wat er momenteel precies aan de hand is, en vooral ook over hoe we als linkse beweging zouden kunnen ingrijpen. Aan die discussie probeert ook de Doorbraak-krant een bescheiden bijdrage te leveren.

Bij het organiseren van die discussie, op papier en in de zaal, richt de redactie van het jaarboek zich echter op een veel breder politiek spectrum dan Doorbraak normaliter doet: van de PvdA tot radicaal-links. De vraag is natuurlijk of er tussen die uitersten een zinvolle discussie kan plaatsvinden. Tussen bijvoorbeeld René Cuperus van de PvdA-denktank Wiardi Beckman Stichting, en de buitenparlementaire activist Detlef Hartmann uit Duitsland. Beiden worden in dit nummer door de redactie van het jaarboek geïnterviewd.

Liberaal

De redactie heeft het over “de linkse beweging”. Dat roept natuurlijk de vraag op wie daartoe gerekend wordt en wie niet. Opvallend is dat de Leidse bestuurskundedocent Wim van Noort in de eerste bijdrage in dit jaarboek eigenlijk al direct aangeeft dat er feitelijk nauwelijks nog een linkse beweging is. Hij omschrijft de PvdA en GroenLinks als neo-liberaal, en de SP als conservatief. Van buitenparlementair links lijkt hij verder niet gehoord te hebben. Links betekent voor hem opkomen voor de lager betaalden en het kapitalisme beteugelen, iets dat van die drie partijen alleen de SP nog enigszins lijkt te proberen. Van Noort zou graag zien dat links zich zou ontwikkelen richting het communitarisme van Etzioni, de favoriete filosoof van de voormalige premier Balkenende. Samenwerking met de ChristenUnie en delen van de regeringspartij CDA zou daartoe volgens hem een middel kunnen zijn.

Apartheid

De realiteit is helaas dat zo’n brede linkse beweging helemaal niet bestaat. En dat is natuurlijk teleurstellend als je een breed jaarboek wilt maken, maar het is nu eenmaal niet anders. Natuurlijk, met veel SP-ers kan zeker nog gepraat worden. Maar voor PvdA- en GroenLinks-leden kan er misschien beter maar een neo-liberaal jaarboek in elkaar gedraaid worden. In de dagelijkse praktijk van Doorbraak vormen leden van die partijen just vaak de tegenstander. De PvdA heeft de afgelopen 20 jaar steeds vooropgelopen met de doorvoering van een neo-liberale agenda van privatisering, flexibilisering en precarisering, die de kwaliteit van ons leven steeds verder verpest. Ook is de partij medeverantwoordelijk voor het invoeren van de apartheid in Nederland, via de Koppelingswet waarmee geprobeerd wordt om hele groepen mensen aan de onderkant van de samenleving het leven letterlijk onmogelijk te maken. PvdA-ministers hebben jaar in jaar uit het beleid van migratiebeheersing verhardt. En ook GroenLinks gaat steeds verder de rechtse kant op. In Amsterdam voert de wethouder van die partij zelfs dwangarbeid voor werklozen in. Kortom, die twee partijen kunnen voor ons geen discussiepartners meer vormen, laat staan dat we het idee hebben dat we samen een linkse beweging vormen. Ze dienen zich juist meer en meer aan als te bestrijden tegenstanders. Want hoe kan er tussen twee deelnemers aan zo’n linkse beweging een serieus gesprek plaatsvinden als de een actief lid is van een partij die de ander dwingt tot dwangarbeid, of zelfs van alle levensvoorwaarden tracht uit te sluiten?

Er valt niets aan te doen als onze tegenstanders zichzelf links wensen te noemen. Gelukkig tooien ze zichzelf steeds vaker met het label liberaal of sociaal-liberaal. Maar het begrip links is daardoor helaas feitelijk wel vrijwel inhoudsloos geworden. Misschien is het voortaan zinvoller om vast te stellen of het gaat om linksen van onderop, of linksen die juist top-down veranderingen wensen door te voeren. Want een groot deel van partijgebonden links, en bijvoorbeeld ook de progressieve wetenschap, kijkt en denkt van bovenaf. Parlementair links wil zonder uitzondering heel graag meehelpen om de kapitalistische BV Nederland te besturen, en samen met veel progressieve wetenschappers menen ze dat links dat efficiënter en humaner kan. Ze zijn helemaal niet tegen het kapitalisme, willen het hooguit een beetje beteugelen, en menen dat “we” best een beetje vieze handen mogen maken, zoals een van de auteurs in het jaarboek schrijft. Waarmee natuurlijk bedoeld wordt dat “we” best “noodzakelijke” maatregelen mogen bepleiten en nemen die ten koste gaan van de onderkant van de samenleving. Of af en toe een beetje mogen meepraten met de rechts-populisten over “massa-immigratie” (Cuperus) of de “hoge criminaliteit onder sommige minderheden” (Van Noort). Voor alle duidelijkheid: Van Noort doelt daarmee niet op de criminele activiteiten van de minderheid van machthebbers en kapitaalbezitters, zoals de wettelijk gelegitimeerde uitsluiting en uitbuiting van grote delen van de bevolking. Dat “sommige minderheden” hoge posities innemen op de op zich al racistische scorelijstjes van sommige criminologen komt echter vooral doordat ze vaker verdacht worden door racistische agenten en hogere straffen krijgen van racistische rechters.

Eigen kracht

Een aantal van de stukken in het jaarboek bestaat vooral uit analyses van bovenaf, en die zijn daardoor voor activisten van onderop vooral interessant omdat ze laten zien hoe progressieven tegenwoordig redeneren aan universiteiten en andere onderzoeksinstituten. De discussie over samenwerking tussen de linkse – liberale? – partijen is vanzelfsprekend ook niet echt bedoeld voor linkse activisten. Wel maken de jaarboekredacteuren Van der Steen en Van Hoogenhuijze in hun bijdrage over dat thema ook even een zeer interessant uitstapje richting de buitenparlementaire beweging. De twee tonen zich geen voorstander van het samengaan van de linkse partijen, en trekken hun redenering door richting de actiewereld. Ze betwijfelen het nut van de grote samenwerkingsverbanden die steevast uiteindelijk tot eenmalige landelijke acties besluiten. Denk bijvoorbeeld aan Keer het Tij en Rekening Retour. “Kan er op deze wijze duurzame macht worden opgebouwd?”, vragen ze zich terecht af. “Is het niet veel beter om zelfstandig en onvoorspelbaar te blijven?” Ze pleiten voor het vertrouwen op eigen kracht en eigen initiatief. Na een aantal minder positieve ervaringen is Doorbraak inmiddels ook tot die conclusie gekomen.

Op het idee van hun collega-redacteur Oudenampsen dat links tegelijk binnen en buiten de instituties zou moeten opereren, zal radicaal-links vast minder enthousiast reageren. Anti- en buitenparlementair activisme is lang niet zaligmakend, maar lange marsen door de instituties werken zeker niet, zo valt te zien aan de verrechtsing van het overgrote deel van de West-Europese 68-ers die dat pad betreden hebben. De buitenparlementaire beweging zou druk moeten uitoefenen op de politiek en de instituties, maar hoeft daar zelf geen deel van uit te gaan maken. Als de druk van onderop maar groot genoeg is, dan komen ze daarboven vanzelf wel met concrete verbeteringsvoorstellen, die wij dan van onderop continu verder kunnen blijven aanvallen.

Rijnlandse model

Het jaarboek staat bol van de politieke tegenstellingen, van pro-kapitalisme tot anti-kapitalisme. Zo toont PvdA-er Cuperus zich in zijn interview voorstander van “het Rijnlandse kapitalistische model”, omdat dat volgens hem beter zou zijn dan het Amerikaans/Britse model. In werkelijkheid verschillen beide ‘modellen’ nauwelijks, hooguit dat het Rijnlandse een intensievere bevolkingspolitiek kent. En zo blijkt redactielid Lukkezen te redeneren vanuit een puur kapitalistisch mensbeeld in zijn verder prima en zeer informatieve bijdrage over de nadelen van een grote inkomens- en vermogensongelijkheid. “Inkomensongelijkheid is onvermijdelijk als stimulans om te werken en beloning voor creativiteit”, beweert hij. “Werk moet iets opleveren, anders doe je het niet”. En deze quote had zo uit de mond van een VVD-er kunnen komen: “Als ondernemers geen geld kunnen verdienen, gebeurt er niets en stagneert de economie.” Maar zelfs in onze door en door kapitalistische samenleving wordt het meeste werk toch gedaan omdat mensen zich er goed bij voelen, of het belangrijk of gewoon leuk vinden. Denk aan al het vrijwilligerswerk, en de zorgtaken die de meeste mensen geheel belangeloos op zich nemen voor hun directe en minder directe naasten. Natuurlijk zouden veel mensen liever niet naar hun betaalde werk gaan, maar dat komt toch vooral doordat het vaak om saai, onzinnig, uitgekleed en onderbetaald werk gaat.

Crisis

Tegelijk staat er in het jaarboek, zoals gezegd, ook een interview met Detlef Hartmann, die het kapitalisme er ongenadig van langs geeft. Het is – voor zover bekend – de eerste keer dat deze activist in het Nederlands aan het woord komt. Alleen dat al maakt het jaarboek het kopen waard. Over de crisis van de jaren 70 en de huidige kapitalistische ontwikkelingen zegt hij: “De manier waarop meerwaarde, winst, werd gegenereerd botste dus radicaal met het verlangen van mensen om zichzelf te verwerkelijken: zichzelf te ontplooien en werk te doen dat men leuk en belangrijk vond. Hier liggen dan ook de wortels van de economische crisis van de jaren 70 en de ineen­storting van de fordistische welvaartsstaat, die na het einde van de oorlog was opgebouwd. Het kenmerkende van het nieuwe kapitalisme is nu juist dat het probeert datgene in waarde om te zetten dat het oude kapitalisme in een crisis gestort heeft: het verlangen van mensen om zichzelf te verwerkelijken, zich te ontplooien en het streven naar zinvolle en stimulerende activiteiten. De hele geschiedenis van het kapitalisme is bepaald door deze voortdurende strijd tussen het streven van kapitalisten levende arbeid in waarde om te zetten, en het voortdurende verzet daartegen van de mensen die deze arbeid belichamen; ze doen dat ofwel door zich aan dit proces te onttrekken, danwel ertegen te vechten.”

En wat Hartmann zegt over linkse strategie is Doorbraak uit het hart gegrepen: “Links zou zich veel meer moeten toeleggen op het scheppen van verbanden met diegenen die daadwerkelijk in het middelpunt staan van de huidige sociale conflicten. Dat betekent dat ze veel meer moeite zou moeten doen om contacten te leggen met groepen die traditioneel niet tot haar vaste clientèle behoren, zoals flexwerkers, Hartz IV-ontvangers en migranten. En dat dan niet in qua tijd beperkte campagnes, als een vorm van event-hopping, maar echt op die mensen afstappen, proberen vaste contacten op te bouwen en die ervaringen ook te delen. Want in gezamenlijke strijd ligt niet alleen het perspectief van de politisering en bewustwording van de anderen; het verbreedt boven alles ook de eigen horizon en verandert het eigen perspectief. Men beseft in zulke situaties pas echt dat zij geen ander gevecht voeren dan wij, dat er geen fundamentele tegenstellingen tussen ons bestaan die verhinderen dat we elkaar kunnen naderen in deze gezamenlijke strijd. Dat is ongelofelijk belangrijk. Men beseft opeens hoe beperkt de eigen realiteit vaak is. De mentale grenzen tussen links en deze groepen moeten afgebroken worden, en solidariteit en vaste contacten bieden de sleutel daartoe.”

Het is jammer dat deze pro- en anti-kapitalistische visies, en de van onderop en top-down benaderingen in het jaarboek helemaal niet op elkaar botsen, maar simpelweg naast elkaar mogen blijven staan. Waarom niet Hartmann in het interview wat uitspraken van Cuperus voorleggen, en omgekeerd? Ik opper maar wat. Het jaarboek is door het gebrek aan vuur en discussie helaas wat afstandelijker en matter uitgevallen dan mijns inziens nodig is. Met mijn wat prikkelende bespreking hoop ik dat botsen der meningen wat te stimuleren, en hopelijk zullen we op de komende publieke bijeenkomsten ook meer debat zien.

“Kritiek 2011”. ISBN: 9789081726313. Te koop op de bijeenkomsten en te bestellen op de website van Kritiek.

Eric Krebbers